Schrijvershuizen
Het huis van Betje Wolff in Middenbeemster
Monica Soeting
Nadat Elisabeth Bekker zich in 1755 op haar zeventiende door een vaandrig op halve soldij had laten schaken, werd ze in 1759 door haar strenge vader gedwongen met de dertig jaar oudere dominee Adrianus Wolff te trouwen en werd ze vanuit Zeeland naar het dorpje Middenbeemster in Noord-Holland verbannen. Zo staat het tenminste in de meeste leerboeken. In werkelijkheid, vertelt haar biograaf P.J. Buijnsters, was ze uit onvrede met haar omgeving zelf een correspondentie met dominee
Elizabeth Dekker op zestienjarige leeftijd
Wolff begonnen. In haar brieven aan Wolff kon ze ontsnappen aan de benauwende koopmansgeest van haar familie en de vrije loop laten aan haar liberale opvattingen, zoals haar afkeer van de slavenhandel en haar liefde voor de republiek.
Haar huwelijk met Wolff en haar verhuizing naar Middenbeemster moeten we volgens Buijnsters in hetzelfde licht zien. Want hoewel het Betje in het begin moeilijk viel zich te schikken naar het leven in de pastorie, leerde ze dankzij haar man verschillende mannen en vrouwen kennen met wie ze zich op intellectueel gebied meten kon. Ze begon een uitgebreide correspondentie, en ging zich in het schrijven en vertalen bekwamen. Vanuit Middenbeemster reisde ze zo vaak ze kon naar haar correspondenten. In de pastorie ontving ze ook haar vrienden, dikwijls mannen, op wie ze een grote aantrekkingskracht uitoefende. Als voor logeerpartijen geen geld was of als men vanwege het slechte weer niet reizen kon, schreef ze. Per brief en publicatie nam ze volop deel aan openbare discussies.
In 1763 debuteerde Wolff met de dichtbundel Bespiegelingen over het genoegen, een moraalfilosofisch leerdicht. Daarna verscheen de ene dichtbundel na de andere, waarin ze zich tegen de Oranjes keerde, op de plicht van vrouwen om hun verstand te gebruiken wees, verlichte theologen verdedigde en op reli-