Post
Geachte redactie,
Elsbeth Etty heeft in een bijdrage in de boekenbijlage van NRC Handelsblad van vrijdag 19 november 2002, ‘Volgroeid in het verleden, de emancipatie van de Nederlandse biografie’, uiteengezet hoe een biografie moet worden geschreven. Zij doet daarin enkele apodictische uitspraken, die om een reactie vragen.
In haar bijdrage citeert Etty de uitspraak van Sem Dresden in diens Structuur van de biografie: ‘Er bestaan alleen goede en slechte biografieën.’ De biografie kent verschillende genres, heb ik eerder beweerd in een artikel in Biografie Bulletin 1994/3: ‘De biografie als literair genre’. In aanmerking nemend de meer subjectieve dan wel objectieve behandeling door de auteur van zijn materiaal, heb ik in dit artikel onderscheiden: de historische roman, de vie romancee, de narratieve biografie en het type van de bronnenstudie die ik in navolging van A. van de Braembussche, de antiquarische biografie heb genoemd, die ik hier wil omschrijven als de ‘feitenbiografie’. Dresden zei dat elk genre goede en slechte biografieën kent. Etty huldigt echter de stelling dat maar één genre een goede biografie kan opleveren, namelijk de ‘wetenschappelijk verantwoorde biografie’.
De biografie in de vorm van een historische roman keurt Etty geen woord waardig. Het is waar, dit genre heeft menige keukenmeidenroman opgeleverd, maar ook biografische romans over een historisch tijdperk en over, vaak denkbeeldige, figuren als Don Quichot en Anna Karenina die tot de wereldliteratuur behoren en die alle ‘wetenschappelijk verantwoorde biografieën’ hebben overleefd. Een interessant voorbeeld van dit genre vind ik Sinuhe de Egyptenaar van de Finse romancier Mika Waltari. In deze roman wordt het levensverhaal verteld van een Egyptenaar tijdens het Nieuwe Rijk, aan het einde van de achttiende dynastie. Het boek, waarvoor Waltari twintig jaar onderzoek verrichtte, geeft naast een portret van een denkbeeldige Egyptische arts en schedelboorder een goed beeld van het Egypte uit de tijd van de farao's Achnaton en Toetachamon.
Een volgende stap van subjectiviteit naar objectiviteit van de biografie is de vie romancee, die tegenwoordig ook wel een faction roman wordt genoemd. Het is een vorm waarin de biograaf in een raamwerk van feitelijke gegevens (facts) met behulp van zijn verbeeldingskracht en inlevingsvermogen (fiction) het levensverhaal van een historische figuur vertelt, zoals deze zijn leven zelf zou hebben beleefd. Het genre was populair tijdens het interbellum, met vies romancees van schrijvers als Stefan Zweig (Fouché, Verlaine) en André Maurois (Disraeli). Het genre werd, zoals Etty vermeldt, door Huizinga verguisd; de grote historicus betitelde het genre als ‘geparfumeerde historie’ en beschouwde het succes ervan in zijn tijd als ‘een teken van de democratisering, ja plebejisering van de cultuur’, zoals Léon Hanssen in deel II van zijn Ter Braak-biografie vermeldt. Jan Romein verdedigde evenwel in zijn handboek De biografie de vie romancee als een authentiek biografisch genre. Etty beweert: ‘Intussen is er in Nederland geen enkele zich zelf respecterende biograaf te vinden die een levensverhaal schrijft in de vorm van een vie romancee.’ Deze bewering is niet erg aardig jegens Etty's medelid van onze Werkgroep Biografie