Schrijvershuizen
Het huis van Dr. Johnson aan Gough Square, Londen
Monica Soeting
Tegenwoordig maakt het een verstilde indruk - de verschillende bezoekers fluisteren en lijken op hun tenen te lopen - maar zo'n tweehonderdvijftig jaar geleden was het in huis van de excentrieke schrijver en literator Dr. Samuel Johnson (1709-1784) aan Gough Square in Londen een drukte van belang. Johnson betrok het in 1700 gebouwde huis in 1748 samen met zijn vrouw Elizabeth (‘Tetty’), omdat het dicht in de buurt van de drukkerij van William Strahan lag - volgens Johnson de beste drukker van Londen.
Johnson richtte de zolderetage in als kantoor. Daar werkte hij met zes medewerkers aan het eerste woordenboek van de Engelse taal. De medewerkers - niet allemaal even competent, klaagde Johnson, hoewel een van hen een kenner van ruwe taal en gokkeruitdrukkingen was - zaten op krukjes achter schrijftafels; Johnson zelf zat op een oude stoel achter een nog oudere tafel. Omdat Johnson zijn lichaam voortdurend bewoog, verloor de stoel, schrijft biograaf Christopher Hibbert, uiteindelijk een poot en een arm, maar Johnson, ‘volkomen gewend aan de tekortkomingen van het meubelstuk’, wist altijd in balans te blijven.
Met de medewerkers kwamen bedienden, een luxe die Johnson en zijn vrouw zich eindelijk konden veroorloven. Voor die tijd, vertelt Hibbert, deed Tetty het huishouden alleen. Tot verdriet van haar man. ‘Mijn vrouw’, zei hij, ‘heeft een grote eerbied voor reinheid, en ze wilde graag worden geprezen voor de netheid van haar uiterlijk en haar meubels, zoals zo veel vrouwen dat willen, tot ze hun beste vrienden ermee tot last worden, slaven van hun eigen inborst, en alleen nog maar naar het moment verlangen waarop ze hun mannen als vuile en nutteloze rommel het huis uit kunnen vegen. Een schone vloer is zo aangenaam, zei ze verwijtend, tot ik opmerkte dat we nu genoeg over de vloer hadden gepraat en het tijd werd enige aandacht aan het plafond te wijden.’
Tetty stierf in 1752. Hoewel ze door Johnsons verschillende biografen als een moeilijke, aan alcohol en opium verslaafde vrouw wordt beschreven, moet Johnson haar vreselijk hebben gemist. Om de eenzaamheid te verdrijven, vroeg hij Anna Williams bij hem te komen wonen. Williams was de dochter van een verarmde apotheker. Toen die vanwege zijn schulden in het armenhuis terechtkwam, weigerde zijn dochter hem in de steek te laten. Het echtpaar Johnson was zo ontroerd door dit verhaal, dat ze Anna min of meer adop-