| |
| |
| |
Een journalist valt meestal door toevallige omstandigheden van zijn baan
Keuzepunten in het leven van Marcus van Blankenstein
Elisabeth van Blankenstein
Verhalen over radicale bekeringen en plotselinge inzichten in de autobiografie van de geportretteerde. Wat zijn die waard en wat doet de biograaf ermee? De biograaf zal zoeken naar keerpunten aan de hand van het werk van zijn held. De vraag is echter of die met zijn geschriften geen informatie aan zijn biograaf tracht op te dringen. Hoe subjectief zijn de mededelingen van autobiografen over keerpunten als gevolg van radicale bekeringen of plotselinge inzichten? Zijn ze bruikbaar voor de biograaf of zijn ze te gekleurd om betrouwbaar zijn? Zonder twijfel zal elke autobiograaf trachten zijn eigen geschiedenis zo mooi mogelijk te maken.
Een prachtig voorbeeld van mooimakerij vormen de autobiografische publicaties van Friedrich Weinreb. Hoewel inmiddels duidelijk is geworden dat zijn memoires over de bezettingstijd veel verdraaiingen en fantasieën bevatten, zijn er nog steeds mensen van zijn gelijk overtuigd. Tot de dag van vandaag is de discussie over Weinreb, de oplichter of verzetsheld, niet verstomd. Zelfs de heldere analyse van Regina Grüter, Een fantast schrijft geschiedenis1, heeft daarin geen verandering kunnen brengen.
| |
Bronneninterpretatie
Een geregeld terugkerende vraag in de kring van Nederlandse biografen is of de psychoanalyse bij het verzorgen van een levensbeschrijving een rol moet spelen. Ook de meningen over het samen optrekken van de historische en de literaire biografie lopen nogal uiteen. Een schrijversbiografie is een levensbeschrijving van iemand die zich door zijn literaire levenswerk heeft onderscheiden. De auteur van een schrijversbiografie zal dan ook via het literaire werk van de gebiografeerde trachten door te dringen tot het wezen van de schrijver, daarbij een reconstructie gevend van de motieven van diens schrijverschap. De historische biografie berust op verifieerbare feiten. De auteur van een dergelijke levensbeschrijving zal zich niet gauw verliezen in hypothesen en psychologische interpretaties, en zich vooral richten op een zorgvuldig gebruik van geselecteerd bronnenmateriaal, al dan niet chronologisch gerangschikt, met een verantwoorde dosis achtergrondinformatie.
Psychologie, sociologie en politicologie zijn voor de historicus hulpwetenschappen. Er dreigen veel gevaren als hij beschikt over onvoldoende kennis en ervaring op dit terrein. De kans is groot dat de biograaf afglijdt in fantasierijke
| |
| |
gedachteconstructies. Dat kan wel een goed leesbaar en boeiend verhaal opleveren, vooral als de biograaf literair begaafd is, maar het gevaar blijft dat hij met zijn beschrijvingen van de historische werkelijkheid afdwaalt. Bij het schrijven van de monografie van de journalist Marcus van Blankenstein (1880-1964) heb ik dan ook gekozen voor een overwegend historisch-wetenschappelijke benadering.
| |
Optimisme
Marcus van Blankenstein heeft nooit een autobiografie geschreven. Er zijn nauwelijks beschrijvingen van zijn hand over door hem beleefde religieuze of andere ‘keerpunten’. Anders dan bij Paulus op weg naar Damascus of bij Augustinus in een tuin in Milaan heeft zich in het leven van Van Blankenstein geen innerlijke revolutie voorgedaan na een radicale bekering of een plotseling inzicht. Hoewel de zoon van een orthodox-joods ouderpaar, was hij in het geheel niet gelovig. In reactie op zijn godvruchtige joodse ouders is hij zelfs agnosticus
Marcus van Blankenstein
geworden. Hij was vooral een journalist met een scherp analytisch vermogen. Voor hem dus geen lichtflitsen of andere mystieke ervaringen om zijn leven extra glans te geven. Wel heeft Van Blankenstein bepaalde idealen nagestreefd, vooral tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. In die tijd was hij socialist en voorstander van een algehele ontwapening. In de periode tussen beide wereldoorlogen was hij een Volkenbond-idealist. Over zijn bekering tot het socialisme in 1918 - hij was toen NRC-correspondent in Berlijn - heeft Van Blankenstein nooit geschreven. Slechts uit zijn correspondentie met Willem van Ravesteyn weten we dat hij zich destijds wilde bevrijden van zijn ‘burgerlijke ideologieën’. Vermoedelijk vond deze kortstondige bekering tot het socialisme plaats in reactie op het autoritair-militaire regime in Berlijn, alsook door zijn vriendschap met socialisten als Karl Kautsky en Anton Pannekoek. De laatste was gehuwd met een zuster van zijn studievriend Noordewier. Na zijn terugkeer naar Den Haag in 1920 kon Van Blankenstein zich weer vinden in het links-liberale gedachtegoed. Voor zover bekend hebben zich in het leven van Van Blankenstein verder geen ingrijpende politieke of andersoortige bekeringen meer voorgedaan. Waarschijnlijk maakte hij liever geen melding van dergelijke keerpunten; hij vond het namelijk bijzonder moeilijk toe te geven dat hij eerder iets ‘fout’ of anders had gezien of verkondigd. Zijn onvermelde kortstondige bekering tot socialist is daar waarschijnlijk een voorbeeld van. Wel heeft Van Blankenstein vóór de Tweede Wereldoorlog een indicatie gegeven van zijn
| |
| |
levensfilosofie. In het voorwoord van een boekje Het getij der beschaving dat in 1939 door uitgeverij Van Loghum Slaterus werd uitgebracht, getuigde hij van zijn vertrouwen in de toekomst door te wijzen op eerdere hoogtepunten in de beschaving waarop steeds weer een diepe daling was gevolgd. Elke beweging van het getij, zo stelde hij, laat een nieuwe sliblaag achter waarop ‘het later gezaaide des te sneller opschiet’. Als gevolg van zijn onverwoestbaar optimisme, in combinatie met zijn geloof in de beweging van eb en vloed in de ontwikkelingsgeschiedenis van de mens, heeft hij eind jaren dertig de demonie van Hitler danig onderschat. Hij meende dat het geestelijke en ethische peil in nazi-Duitsland tot zo'n dieptepunt was gedaald dat het tij spoedig zou keren. Vooral van het absoluut radicale karakter van Hitlers jodenpolitiek heeft hij zich lange tijd geen voorstelling kunnen maken. Na de oorlog zou hij stellen: ‘Wie zegt al het gebeurde te hebben voorzien, praat met een inzicht in het karakter en de duivelse macht tot demoralisatie van Hitler, Himmler enz. die de luguberste fantasie ver te buiten gaan.’ Daarmee wilde Van Blankenstein aangeven waarom de meeste mensen, onder wie hij, niet de ware aard van het Hitler-regime hadden voorzien. In het geval van Van Blankenstein kan dus eigenlijk niet worden gesproken over radicale bekeringen of plotselinge inzichten. De keer- of liever keuzepunten in zijn leven waren vooral het gevolg van externe factoren, zoals oorlogen, ideologieën, maar ook toevallige omstandigheden. Een en ander wil niet zeggen dat er geen wezenlijke koerswijzigingen in zijn leven zijn voorgekomen. Integendeel, een aantal gebeurtenissen heeft een andere draai aan zijn leven gegeven en/of hem gedwongen bepaalde keuzes te maken.
| |
Keuzepunten
Marcus van Blankenstein werd in 1880 geboren in Ouderkerk aan den IJssel in het gezin van een welgestelde orthodox-joodse slager. Hij was te ondernemend en beweeglijk voor het gewone klassikale onderwijs. Speelsheid en avontuurlijke capriolen zorgden er dan ook voor dat hij vroegtijdig van school werd genomen en aan de slag ging in de slagerij van zijn familie in het Hollandse dijkdorp. Niets wees er op dat er voor de jonge slagerszoon een bijzondere carrière in het verschiet lag. Een voortdurende neerslachtigheid over zijn gebrek aan scholing bracht zijn ouders ertoe een uitweg te vinden en hem alsnog privé-lessen te laten volgen bij een paar leraren van het Goudse Gymnasium.
Het gevolg was dat hij in 1902 het staatsexamen haalde en op tweeëntwintigjarige leeftijd Nederlands in Leiden ging studeren. Daar ontmoette hij zijn medestudente en toekomstige echtgenote Nelly Lohr, een intelligent meisje uit Haarlem dat in een groot liberaal gezin was opgegroeid. Na hun huwelijk in 1906 introduceerde ze hem in maatschappelijke kringen die doorgaans voor wat boerse joodse jongemannen gesloten bleven. Ook raakte hij in Leiden bevriend met David Cohen en Hendrik Jan Noordewier. De laatste maakte hem wegwijs in de doolhof van burgerlijke normen. Dat Van Blankenstein in Leiden kon studeren, is van doorslaggevende betekenis voor zijn verdere levensloop geweest. Hierdoor
| |
| |
was hij in staat zich te ontworstelen aan het joodsorthodoxe milieu van zijn ouders. Dat heeft zijn sporen nagelaten, zoals nog zal blijken. Eén keuzepunt tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Van Blankenstein in zijn publicaties beschreven. Volgens hem maakten zijn spannende ervaringen als NRC-correspondent in de hoofdstad van het oorlogvoerende Duitsland hem duidelijk dat zijn toekomst niet lag in de wereld van de wetenschap, maar in die van de internationale journalistiek. Tot dan had het er alle schijn van dat hij hoogleraar filologie in Leiden zou worden; het vooruitzicht bijna veertig jaar de dagelijkse wandeltocht tussen de ‘Hooigracht en het collegelokaal in de Kloksteeg’ te moeten maken, kon hem echter halverwege de oorlog niet meer bekoren. Hij had inmiddels ontdekt dat de internationale journalistiek en het vele reizen dat deze tak van journalistiek met zich meebrengt, beter beantwoordde aan zijn verlangen naar avontuur en zijn belangstelling voor de cultuur van vreemde volkeren.
De Eerste Wereldoorlog had echter meer gedaan dan zijn interesse in de internationale journalistiek op te wekken. Dankzij het feit dat Nederland tijdens en na de oorlog een neutraal buitenlands beleid voerde, kon Van Blankenstein als reizend-correspondent van een Nederlands dagblad als intermediair optreden tussen buitenlandse regeringen die niet met elkaar on speaking terms waren. Deze factor heeft zeker bijgedragen aan zijn snel rijzende ster in de internationale journalistiek. De Eerste Wereldoorlog is niet alleen belangrijk geweest voor Van Blankensteins carrièrekeuze. Zijn ervaringen tijdens de oorlog hebben ook zijn visie op de wereldpolitiek bepaald. Het aanschouwen van het oorlogsleed aan het Duitse front dreef hem in het kamp van de socialistische vredesbeweging. Korte tijd was hij aanhanger van de Onafhankelijke Sociaal-democratische Partij Duitsland (USPD), die zich verzette tegen voortzetting van de oorlog. In de jaren twintig was hij pleitbezorger van de Volkenbond voor vrede en veiligheid. Hij heeft lang geloofd in de Volkenbond als universele vredestichter. In 1938 kwam de grote klap toen bleek dat de Volkenbond niet in staat was gebleken als vredestichter zijn werk te doen. Het was dezelfde Van Blankenstein, de vroegere vredesactivist en Volkenbondsidealist, die zich na de Tweede Wereldoorlog uitsprak voor een militair bondgenootschap: de NAVO. Het falen van de internationale rechtsorde had in de jaren dertig al een wezenlijke verandering gebracht in zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstane ideeën over ontwapening. In 1949 was de vroegere vredesduif Van Blankenstein bekeerd tot ware NAVO-havik. Veel geloof in de effectiviteit van de Verenigde Naties kon hij niet meer opbrengen; zeker nadat duidelijk was geworden hoe de Sovjet-Unie van plan was met het vetorecht in de Veiligheidsraad om te gaan. In zoverre is de Tweede Wereldoorlog ook een keerpunt geweest. De opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland en
de omliggende landen is een van de meest bepalende factoren geweest in Van Blankensteins bestaan. Hoewel hij een voorbeeld was van een geassimileerde jood, werd hij in de jaren dertig onaangenaam geconfronteerd met het feit dat hij jood was. Zo werd hij in bepaalde kringen het mikpunt van antisemitische en antidemocratische
| |
| |
hatelijkheden. Vlaamse nationalisten spraken honend van zijn artikelen die ‘begonnen te lijken op bestelstukken uit Moskou’; hem werd verweten te schrijven met een ‘echt joods aanpassingsvermogen’. In die tijd werd zijn journalistieke integriteit zwaar op de proef gesteld, vooral toen bleek dat het nazi-regime in Berlijn de leiding van de NRC onder druk zette om zijn kritiek op het nationaal-socialisme in te tomen. Mede als gevolg van deze hetze tegen de ‘internationale Pressejude’ Van Blankenstein, zag deze zich in 1936 genoodzaakt de NRC te verlaten. Gedurende dertig jaar had hij deze krant met hart en ziel gediend. De Duitse invasie van Nederland betekende dat hij als jood maar beter de wijk kon nemen. Op 13 mei 1940 vluchtte hij naar Engeland. Daar aangekomen, moest hij opnieuw een bestaan opbouwen in een kring van Nederlanders die niet in alle opzichten vrij was van antisemitische smetten. Hij slaagde daar wonderwel in. Tijdens de bezettingsperiode voerde hij, geslingerd tussen hoop en vrees over het lot van zijn in Nederland achtergebleven familieleden, de redactie over het Londense Vrij Nederland. Als hoofdredacteur van dit weekblad bepaalde hij welke berichten in het blad werden opgenomen. Bovendien had zijn berichtgeving tot doel het moreel van zijn landgenoten gunstig te beïnvloeden. Dat, en zijn toespraken voor Radio Oranje, waren zijn bijdragen aan de geallieerde oorlogspropaganda.
| |
Verdraaiing en beïnvloeding
In oorlogstijd behoren objectieve voorlichting en evenwichtige berichtgeving steevast tot de eerste slachtoffers; dan worden de media ingeschakeld bij de psychologische oorlogvoering. Zonder twijfel geldt deze stelregel ook voor autobiografen, die hun levensverhaal willen gebruiken om de beeldvorming over hun bestaan te beïnvloeden. Zie het voorbeeld van Weinreb. Ook Van Blankensteins persoonlijke en gepubliceerde uitlatingen over zijn levensloop zijn niet altijd betrouwbaar gebleken. Het feit dat hij zijn kortstondige geloof in het socialisme heeft verzwegen, is een voorbeeld dat te denken geeft. Of ook zijn uitingen bewust gekleurd waren, kan ik niet zeggen. Wel weet ik dat hij goed was in het vermommen, of wat tegenwoordig heet: window dressing.
Tegenslagen, zoals zijn ontslag in 1936 bij de NRC trachtte hij te verhullen door te doen alsof er niets aan de hand was.
Opschepperij was hem evenmin vreemd. Sinds zijn vertrek uit Ouderkerk aan den IJssel was hij het dorpsmilieu van zijn jeugd ontgroeid. Na zijn successen in de wereld van de internationale journalistiek waren er momenten waarop hij blijk gaf van de ijdelheid die kenmerkend is voor mensen die zich op eigen krachten hebben opgewerkt. Zonder twijfel werd zijn ego gestreeld door de erkenning die hij vond in binnen- en buitenlandse kringen. Hij was bijzonder gesteld op zijn relaties met invloedrijke figuren; hij gaf daar ook hoog over op. Of hij al die prominenten even goed kende als hij voorgaf, is nog maar de vraag. Met een zekere mate van grootspraak en verdraaiing van de waarheid - wat is waarheid? - moet dus zeker rekening worden gehouden.
Zoals gezegd heeft Van Blankenstein nooit een autobiografie geschreven. Waarschijnlijk heeft hij het niet nodig gevonden via een gestructureerd verhaal
| |
| |
van zijn leven zijn persoonlijke mythe aan de lezer op te dringen. Hij was ervan overtuigd dat zijn reputatie in de internationale journalistiek al voldoende was gevestigd.
De titel van deze lezing is ontleend aan Vijftig jaren journalist van S.F. van Oss. ‘Regina Grüter, Een fantast schrijft geschiedenis. De affaires rond Friedrich Weinreb (Balans, 1997)
Elisabeth van Blankenstein, Dr. M. van Blankenstein. Een Nederlands dagbladdiplomaat (Den Haag, Sdu Uitgevers 1999)
|
|