| |
Nogmaals keerpunten in een leven
Identificatie of objectivering
Jan Fontijn
Keerpunten in een leven. Laat ik beginnen om te vertellen hoe ik aan het onderwerp ben gekomen.
Telkens wanneer ik in het verleden over mijn eigen leven nadacht en een poging waagde om aan de reeks van zeer heterogene levensfeiten een zekere structuur te geven, merkte ik dat de gebeurtenissen rond mijn vijftiende jaar van groot belang waren. Ik bestempelde die reeks dan ook als de keerpunten in mijn leven.
Wat die gebeurtenissen waren, doet hier niet ter zake. Ik was ervan overtuigd dat wat er toen plaats vond, bepalend was voor mijn persoonlijkheid en mijn verdere leven. Ik wist waar het in het leven, beter gezegd in mijn leven, om draaide. Ik had de scharnier van mijn leven, punt x, gevonden. Ik kon vanaf die vondst mijn gedrag beter begrijpen en verbanden leggen tussen levensfeiten uit verschillende periodes van mijn leven. Zo had ik de illusie dat een depressie rond mijn dertigste jaar in verband stond met dat punt x. Wanneer ik na deze ontdekking een autobiografie geschreven had, dan zou die autobiografie een mooi overzichtelijk boek zijn geworden, daar ik punt x als het centrale keerpunt in mijn leven naar voren had kunnen schuiven. Stel dat er vervolgens een biografie over mijn leven geschreven zou worden - ik moet er echt niet aan denken - dan zou de biograaf, die alleen op mijn autobiografie zou afgaan, natuurlijk dat verhelderende punt x gebruiken.
Maar andere ervaringen in mijn leven brachten mijn hypothese over dat punt x aan het wankelen. Het bleek dat punt x wel belangrijk was, maar dat ook andere ervaringen voor en na punt x in aanmerking kwamen. Het vervelende was dat de structuur van mijn leven niet overzichtelijker werd. Er was - vergeeft u mij deze kosmische vergelijking - niet meer een enkele zon, die mijn heelal tot in alle uithoeken verlichtte, maar er waren
| |
| |
meerdere hemellichamen en verder veel zwarte gaten.
John Sturrock heeft er in zijn The language of autobiography er op gewezen dat keerpunten in een leven door een autobiograaf graag worden geconstrueerd, omdat ze niet alleen een leven structureren, maar ook omdat die keerpunten de uniciteit van de persoon in kwestie goed doen uitkomen. Met die keerpunten kan de autobiograaf zonder veel moeite stellen: dat ben ik, dat heeft mij wezenlijk gevormd. Geen ander mens dan hij of zij heeft die unieke ervaring, dat keerpunt, gehad. Een mens kan van alles met andere mensen gemeenschappelijk hebben (bijvoorbeeld oorlogservaringen, economische omstandigheden, de ‘Zeitgeist’ enz.), maar juist die keerpunten onderscheiden hem van anderen. Wie een autobiografie met een keerpunt (bijvoorbeeld de Confessions van Rousseau) gelezen heeft, zal na lezing precies kunnen zeggen: op dat moment kreeg die unieke persoonlijkheid van Rousseau echt gestalte.
De grote vraag is: in hoeverre nemen we als biograaf de door de gebiografeerde zelf aangebrachte keerpunten als leidraad voor de levensbeschrijving? Ik stuit hier op een belangrijk probleem. Het is het probleem dat te maken heeft met de relatie van de biograaf ten opzichte van zijn held of heldin. De biograaf is in die relatie altijd outsider, hoe hij ook zijn best doet door identificatie en bronnenstudie dichter bij zijn held of heldin te komen. De biograaf blijft van hem of haar gescheiden, omdat hij niet alleen vaak in tijd veraf van hen staat, maar ook omdat hij dat in bepaalde opzicht unieke leven niet geleefd heeft, niet persoonlijk ervaren heeft. Deze constatering is, ik geef het toe, erg voor de hand liggend, zo niet banaal, maar wie bepaalde biografieën leest, heeft af en toe de indruk dat de biograaf heer en meester is, precies weet hoe de vork in de steel zit en met groot gemak kan aangeven waar de gebiografeerde zich aan mythevorming schuldig maakt. De centrale vraag is: wanneer de held of heldin beweert dat bepaalde ervaringen in zijn leven bepalend waren, zijn persoonlijkheid vormden, kortom echte keerpunten in zijn leven waren, moet de biograaf die bewering niet respecteren? Hoe belangrijk vinden we het dat iemand zelf serieus een keuze maakt en daar een getuigenis van aflegt?
| |
Zijn en existeren
In mijn stuk over keerpunten in het Biografie Bulletin 2001/2 verwijs ik via een citaat van Klaus Mann naar Kierkegaard, de Deense filosoof. Kierkegaard heb ik in de jaren vijftig leren kennen dankzij de Franse existentialisten. Kierkegaard heeft behartigenswaardige woorden geschreven over keerpunten, over essentiële keuzes in een leven. Laat ik heel in het kort een paar van zijn ideeën hierover naar voren brengen. (Ik maak daarbij dankbaar gebruik van de fraaie in 2000 bij de uitgeverij Boom verschenen vertaling van Kierkegaards Of / Of)
Kierkegaard maakt onderscheid tussen de begrippen zijn en existeren. Zijn betekent identiek blijven aan zichzelf, hetzelfde blijven. In dat opzicht is God, hij blijft altijd dezelfde. De mens daarentegen existeert, ontwikkelt zich, hij wordt. Existeren is veranderen, zichzelf zoeken. De mens existeert, zegt Kierkegaard, maar wil ook zijn. Hij streeft naar iets wat
| |
| |
zijn leven overstijgt, naar iets absoluuts. Wanneer dat gebeurt - ik heb daarvan in mijn stuk een aantal voorbeelden gegeven - dat kunnen we terecht spreken van een keerpunt. Dat keerpunt, die overgang van wat ons aan de aarde bindt naar wat er boven uitgaat, is pijnlijk, gaat met angst gepaard en vertwijfeling. De mens is wanhopig, omdat hij de weg niet kan vinden waarlangs hij zichzelf kan overstijgen. Angst en vertwijfeling zijn bij Kierkegaard geen negatieve ervaringen, maar duiden erop dat de mens op weg is naar een keerpunt in zijn leven. De mens kan, wil hij niet in wanhoop of zelfmoord ten onder gaan, naar een andere bestaansfeer springen. Zo kan hij, schrijft Kierkegaard, van de esthetische naar de ethische bestaansfeer overspringen. In het esthetische stadium zoekt de mens naar lichamelijk en geestelijk genot. Hij wordt daarbij door een groot verlangen voortgedreven dat niet geheel vervuld wordt. Liefde, kunst, zijn fantasieleven zijn dan de gebieden waar hij zoekende is. Hij is op zoek naar een keerpunt in zijn leven. Dat keerpunt komt er, als hij van de esthetische bestaansfeer naar de ethische bestaansfeer overgaat. Het is de bestaansfeer waarin hij naar eenheid zoekt in zijn bestaan. Hij engageert zich met iets, maakt ernst met zijn keuze. Maar ook bij dat stadium kan hij onbevredigd blijven. Wanhoop en vertwijfeling kunnen hem achtervolgen. Hij is op zoek naar een volgend stadium, een volgend keerpunt. Pas in het derde stadium, het religieuze stadium, waarin de mens afstand doet van rationele zekerheden, zich overlevert aan zijn subjectiviteit, aan wat hem in zijn diepste innerlijk drijft, pas als hij het esthetische en het ethische stadium achter zich heeft gelaten, pas dan is de mens zich, aldus Kierkegaard, geheel bewust van zijn waarde.
Dat overgaan van het ene stadium in het andere is een keuze. De mens kiest wat hij wordt. Dat kiezen komt niet tot stand door reflectie, maar is een wilsacte. Men moet intens willen. Daarin wordt de mens pas een individu. Aldus Kierkegaard. Geloof is volgens hem onafscheidelijk verbonden met subjectiviteit.
Kierkegaard maakt een scherp onderscheid tussen het objectiverende, niet geëngageerde, afstandelijke denken, zoals dat bijvoorbeeld in de wetenschap plaatsvindt, en het geëngageerde denken waarbij de totale persoon met al zijn wilskracht betrokken is.
| |
Wahrheit en Dichtung
Wat heeft dit alles te betekenen voor de biografie? Hoe moet de biograaf ten opzichte van de uiterst persoonlijke, subjectieve wilsacte van de gebiografeerde staan, die voor een keerpunt van zijn leven stond? Er zijn twee mogelijkheden. Sommige biografen nemen liever een objectiverende, niet betrokken waarneming van buitenaf in. Anderen staan dichter bij de belevingswereld van hun held, zijn subjectiever, zoals bijvoorbeeld het geval is in de biografie van Johnson door Boswell. Boswell plukte als het ware de woorden uit de mond van Johnson en had weinig kritische distantie. Beide typen biografen claimen een waarheid, de ene een subjectieve persoonlijke waarheid, de ander een meer objectieve, onpersoonlijke waarheid. Ik moet bij de twee soorten biografie altijd denken aan het onderscheid tussen twee soorten romans. Aan de ene kant de romans met
| |
| |
de alwetende, vaak kritische en moraliserende verteller, aan de andere kant de personaal vertelde romans, waarin de werkelijkheid vooral vanuit het gezichtspunt van de hoofdpersoon wordt gezien. In mijn stuk over keerpunten in het Biografie Bulletin hebt u kunnen zien dat ik de subjectieve keuzes van een aantal personen bij belangrijke keerpunten in hun leven afstandelijk, objectiverend hebt benaderd. Zo heb ik erop gewezen dat keerpunten herhaaldelijk een vormgevingselement in de autobiografie zijn en dat bekeringen verder allerlei stereotypieën bevatten. Wat een afstand is er tussen het uiterst emotionele betrokkenheid van Valéry in 1892, toen hij voor de een belangrijk keerpunt in zijn leven stond, en mijn relativerende, objectiverende, ja bijna sceptische houding ten opzichte van dat keerpunt.
Laat ik een ander voorbeeld noemen. Op 6 augustus 1885 wijdt de vijfentwintigjarige Frederik van Eeden een merkwaardige bladzijde van zijn dagboek aan een soort visioen. Aan het strand had hij in de avondnevel de gestalte gezien van een mens, wiens gezicht op het zijne leek als een spiegelbeeld. Het leek Van Eeden of er een kille schaduw over hem viel en of hij in een afgrond keek, in ‘de ruimte van duizend eeuwen’. Er zitten in de gestileerde beschrijving van Van Eedens ontmoeting met de vreemde persoon aan het strand, wiens gestalte als een ‘ijle mist’ door hem heen ging, elementen die aan Andersen herinneren en aan de vele romantische verhalen die aan het thema van de dubbelganger zijn gewijd. Is deze ontmoeting met de dubbelganger nu ‘Wahrheit’ of ‘Dichtung’? Ging het om een authentieke, psychopathologische ervaring? Ik had en heb nog zo mijn twijfels. Misschien niet toevallig opent Van Eeden de eerstvolgende notitie in zijn dagboek na dit visioen met een citaat van de Franse filosoof en schrijver Taine: ‘Avouons que le goût commence à se gater par une grande connaissance des ressources littéraires.’ Wil hij daarmee zeggen dat het visioen meer een literair bedenksel is dan een authentieke ervaring? In ieder geval heeft hij dit visioen, authentiek of niet, literair in het slot van zijn roman De kleine Johannes verwerkt. Daarin wordt de ontmoeting met een Jezus-achtig figuur, die hem de weg wijst naar het donkere oosten waar de mensheid is en haar weedom, voorgesteld als een keerpunt in het leven van Johannes. Albert Verwey had nogal wat bezwaren tegen het slot. Hij had aan Van Eeden geschreven dat de Jezus-achtige figuur in het boek eruit moest. Aanvankelijk was Van Eeden het daarmee eens, maar later wijzigde hij zijn standpunt. Had Van Eeden, wanneer het echt op een authentieke ervaring ging, niet een duidelijker standpunt ingenomen? Kortom twijfels
en vragen bij mij als biograaf.
Laten we nog even bij Van Eeden blijven. In 1922 bekeerde Frederik van Eeden zich tot verbazing van vele vrienden en kennissen tot het katholicisme. Dat was echt een keerpunt in zijn leven. Van Eeden was tot dan in levensbeschouwelijk en religieus opzicht zijn hele leven een onrustige zoeker geweest. Eindelijk meende hij in het katholicisme zekerheid te kunnen vinden. Ik heb dat keerpunt in het leven van Van Eeden afstandelijk beschreven. Ik heb uitvoerig aangegeven welke factoren allemaal tot die bekering hebben geleid. Zo heb ik laten zien dat het spiritisme,
| |
| |
Frederik van Eeden in 1924
| |
| |
met name de invloed van twee katholieke vrouwelijke mediums, van groot belang zijn geweest bij die bekering. Een andere factor bij die bekering was de activiteit van de Apologetische Vereeniging Petrus Canisius in Nederland. Men maakte daar propaganda voor het katholieke geloof in niet-katholieke kringen. Verder werd hij bewerkt door befaamde geestelijken zoals Jacques van Ginneken en Pieter van der Meer de Walcheren en niet te vergeten door zijn vrouw Truida Everts. De bekering werd op die manier minder een uiterst persoonlijke keuze en meer het resultaat van een manipulatie van anderen. Ik heb me afgevraagd, in hoeverre het feit dat ik zelf ongelovig ben en dat ik in mijn jeugd katholiek ben opgevoed, een rol hebben gespeeld om mij zo objectiverend op te stellen.
| |
Identificatie en objectivering
In een dagboekaantekening van 1843 schrijft Kierkegaard het volgende: ‘Het is beslist waar, zoals de filosofen zeggen, dat het leven naar achteren moet worden begrepen. Maar ze vergeten de andere kwestie, dat het leven naar voren moet worden geleefd.’
Er zit veel waars in deze uitspraak. Elke biografie is een poging het leven naar achteren te begrijpen; we kunnen verbanden leggen die de persoon zelf misschien niet gelegd heeft, omdat we vanuit ons standpunt achteraf weten wat het resultaat van een persoonlijke daad of handeling is geweest. Zo kunnen we persoonlijk beleefde keerpunten in een leven objectiveren. Ik vraag me echter af in hoeverre we in die objectivering de persoonlijk beleefde open werkelijkheid van dat keerpunt niet tekort doen.
Als u het mij vraagt, dan heeft de permanente discussie over het wetenschappelijke en literaire karakter van het genre van de biografie hiermee te maken. De literaire biograaf zal proberen door identificatie zo dicht mogelijk bij de belevingswereld van zijn held of heldin te komen en proberen op de wijze van de literatuur die belevingswereld op te roepen. Keerpunten van zijn held zal hij het volle pond geven. De meer wetenschappelijke biograaf probeert de belevingswereld van zijn held te objectiveren en door die wereld vanuit allerlei, niet-persoonlijke invalshoeken te bekijken ook te relativeren. Ook keerpunten treft dat lot. Mijn conclusie is dat elke biograaf, literair of wetenschappelijk of een combinatie van beide, een soort filosofie over het leven en de mens hanteert. Hoe die filosofie eruit ziet, is dikwijls moeilijk aan te geven. Die filosofie is soms expliciet. Wie als biografie op de wijze van Kierkegaard of Sartre er een existentialistische levensvisie op na houdt, zal keerpunten in een leven anders inschatten dan een niet-existentialist. Soms is die levensvisie impliciet. Een nauwkeurige analyse van een biografie aan de hand bijvoorbeeld van de waardeoordelen van de biograaf of aan de hand van het standpunt dat hij inneemt ten opzichte van vrijheid en gedetermineerd zijn, of ten opzichte van keerpunten, kan veel verhelderen.
|
|