Biografie Bulletin. Jaargang 11
(2001)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Biografie van de geleerdste man van Nederland
| |
[pagina 145]
| |
bovendien als oorzaak het ontbreken van een biografische traditie in ons land. Terugkomend op de vraag van het begin: ondanks al zijn verdiensten kun je het particuliere leven van Veth onmogelijk erg interessant noemen. Hij was een plichtsgetrouw wetenschapper en veelschrijver, maar hij muntte niet uit in een uitbundige levenswijze of in origineel optreden. De colleges die hij gaf, waren befaamd om hun saaiheid. Het knappe van de biografie van Van der Velde is dat je desondanks het boek met gretigheid en plezier leest. Dit heeft onder andere te maken met het adequate bronnengebruik. De vele citaten - vooral uit het werk van Veth - zijn organisch ingebed, waardoor de hoofdpersoon bijna ongemerkt door middel van een groot aantal tekst-transfusies kleur op de wangen krijgt. Verder weet Van der Velde tal van in wezen triviale feitjes zijn biografie binnen te smokkelen: omgang met bedienden, ziekte en gezondheid, erfenissen, woon- en werkomstandigheden. Al deze aspecten zorgen ervoor dat de lezer een levendig beeld krijgt van het intellectuele leven in de 19de eeuw. Dat is naar mijn mening de belangrijkste verdienste van dit boek. Had Van der Velde een persoon met een hartstochtelijker karakter beschreven, Multatuli bijvoorbeeld, dan had het boek meer op de persoon geleund dan op de eeuw. | |
Indische roepingDe biografie Een Indische Liefde heeft een heldere structuur: tien hoofdstukken, waarvan er steeds twee een thematische eenheid vormen. De lezer maakt kennis met het kleinburgerlijk milieu en de stad Dordrecht waaruit Pieter Veth voortkwam.Halffiguur van J.P. Veth met gezicht op Rijn, foto J.J.A. Abbing
Al op jeugdige leeftijd toonde Veth een ongelofelijke werkdrift. Hij mocht de Latijnse school bezoeken, een prestigieuze onderwijsinstelling, en ging later in Leiden theologie studeren. Een logische keuze voor het ambt van dominee wist hij af te wenden, dit tot verdriet van zijn ouders. Veth gold als een aanhanger van een vrijzinnige richting binnen de Nederduits Hervormde kerk. Wellicht verwachtte hij moeilijkheden vanuit de orthodoxe geloofsgemeenschappen bij pogingen om als dominee aangesteld te worden. Veth koos in ieder geval na beëindiging van zijn studie een baan als docent aan de Koninklijke Academie in Breda. Vervolgens bestudeerde hij verschillende talen, waar onder Maleis en Javaans. De omstandigheden in Breda waren niet optimaal. Na enkele jaren zag Veth kans | |
[pagina 146]
| |
te ontsnappen naar Amsterdam, na eerst nog korte tijd in Friesland te hebben doorgebracht. Hij werd professor aan het Amsterdams Atheneum en gaf daar lessen in logica en psychologie. Hij deed dit nauwgezet, maar vooral zonder veel enthousiasme. Zijn eigenlijke belangstelling lag bij de land- en volkenkunde, in het bijzonder Indië en Afrika betreffend. Na het stormachtige jaar 1848 had Veth de politieke wind mee om in publicaties en boeken aan te dringen op een liberale houding ten opzichte van Nederlands-Indië. Hij waarschuwde tegen reactionaire krachten in eigen land en in de kolonie. ‘De in zoovele opzigten verderfelijke grondstellingen, die ook waarlijk zooveel zegen niet gebragt hebben, der Oost-Indische Compagnie, beruchter nagedachtenis, leven daar nog altijd voort; het autocratische stelsel heeft de gemoederen veelal tot slaafse onderwerping geboogen (...)Ga naar eindnoot2. Veth was verder een groot deel van zijn leven verbonden aan De Gids, maar hij hoorde ook tot de oprichters van nieuwe tijdschriften als De Indiër of het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië. Tevens was hij nauw betrokken bij het tot stand komen van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en het Indisch Genootschap, waarmee de basis gelegd werd voor een wetenschappelijke bestudering van Nederlands-Indië. Het is dan ook niet vreemd te noemen, dat Veth met zijn Indische roeping binnen de redactie van De Gids opdracht kreeg om het boek Max Havelaar van ene Multatuli te bespreken. Het was de verdienste van Veth dat hij onmiddellijk de grootheid van het werk herkende. Waarschijnlijk zag hij de schrijver ook als een bondgenoot in de strijd tegen het Cultuurstelsel. Multatuli was aanvankelijk verrukt over de aandacht van de professor voor zijn werk. Later zag hij toch kans om in een scherp conflict met Veth te raken, maar met wie leefde het genie niet in onmin? In 1864 werd Veth tot hoogleraar in landen volkenkunde van Nederlands-Indië in Leiden benoemd, wat hij zelf als een hoogtepunt van zijn carrière beschouwde. Door middel van een ware zee van publicaties wist Veth Nederlands-Indië op de politieke agenda te krijgen. Hij was zoals gezegd tegen het Cultuurstelsel en voor liberalisering van de handel en nijverheid, en ook voor verovering van de gehele Indische Archipel. Zijn bemoeienis sloot naadloos aan bij de tijdgeest. Vanaf 1870 heerste er in Europa immers een drang naar expansie en exploitatie van de rest van de wereld. | |
GoudmijnVeths belangrijkste werk was Java, een project waaraan hij tien jaar had gewerkt, met onder andere een afdeling etnografie, geografie en geschiedenis. Het werk was gebaseerd - en dat was nieuw voor die tijd - op Nederlandse en inheemse bronnen. Het was een epos, een alom gewaardeerd standaardwerk van 3000 bladzijden. Busken Huet viel in een reeks kritieken weliswaar de encyclopedische werkwijze van Veth aan, maar kon geen deuk slaan in het algemene respect dat het boek kreeg. Een ander werk, Midden-Sumatra, was zelfs het produkt van het eerste multidisciplinaire wetenschappelijk project in ons land. Veth vroeg op latere leeftijd ook aandacht voor Afrika, met name voor Zuid-Afrika | |
[pagina 147]
| |
en de positie van de Boeren aldaar. Hij propageerde het idee dat Nederland groter was dan het landje aan de Noordzee, zulks met veel verwijzingen naar de Gouden Eeuw. Als voorzitter van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap werd hij zelfs aanvoerder van een koloniale lobby. Waarom is Veth nooit zelf naar Indië geweest, vroeg Jan Blokker zich in navolging van Busken Huet in de Volkskrant af. Hij zag die vraag niet door Van der Velde beantwoord. In feite echter heeft de auteur dat antwoord impliciet gegeven. De gezondheid van Veth liet vaak veel te wensen over. En was er niets met hem aan de hand, dan ging het wel mis met zijn vrouw of kinderen. In zijn epiloog typeert Van der Velde Veth als een geleerde die deel uitmaakte van een groepje liberale intellectuelen, dat het prestige van Nederland in de 19de eeuw hooghield. Veth bevond zich in de voorhoede van die groep. Zijn voorspelling dat Nederlands-Indië een goudmijn zou blijken voor wetenschappelijk onderzoek, kwam later uit. Via zijn biografie krijgt Veth de plaats in de geschiedschrijving die hij verdient, namelijk die van grondlegger van tal van specialistische wetenschappelijke disciplines. Als slotopmerking dit: het boek is onderhoudend geschreven, in soepel, helder Nederlands. Bij de omvang van de biografie is aan de menselijke maat gedacht. Alleen daarom al is het boek een verademing, vergeleken met de vele topzware, literaire biografieën die de laatste tijd verschijnen.
Paul van der Velde, Een Indische Liefde. P.J. Veth [1814-1895] en de inburgering van Nederlands-Indië (Amsterdam, Balans 2000) |