Stijfsel
Wat we onder een ‘maçonnieke biografie’ moeten verstaan, legt Gilles Borrie in de hierboven genoemde introductie van Het leven als een bevlogen bouwwerk nader uit: net als een ‘gewone’ levensbeschrijving zal die natuurlijk informatie moeten bevatten over jeugd- en jongelingsjaren, karakter en persoonlijkheid, levens- en wereldbeschouwing en maatschappelijke positie. Maar waar het vooral op aankomt, is dat die gegevens in verband worden gebracht met vragen als: waarom en in welke omstandigheden is de gebiografeerde vrijmetselaar geworden; wat heeft die keuze voor hem betekend; welke invloed heeft dat gehad op zijn loopbaan; heeft hij zijn lidmaatschap al dan niet voor de buitenwereld verborgen willen houden; en, last but not least: hoe was zijn optreden in de loge en in andere maçonnieke organisaties? In de vijf miniatuurbiografieën die Borrie in deze bundel presenteert, is dit model uiteraard terug te vinden. Hij beschrijft in die opstellen, die in lengte variëren tussen de dertig en vijftig pagina's, het leven van achtereenvolgens de schrijver Jacob van Lennep (1802-1868), de koopman en politicus S.M. Hugo van Gijn (1848-1937), de predikant en politicus G.W. Melchers (1869-1952), de secretaris van de Stichting van de Arbeid en hoogleraar Arbeidsrecht B.C. Slotemaker (1895-1952) en de burgemeester en politicus P.J. Oud (1886-1968). De laatste bijdrage is geheel nieuw, de overige zijn een bewerking van essays die eerder al werden gepubliceerd in Thoth, Tijdschrift voor Vrijmetselaren. Het betreft zonder uitzondering figuren die tijdens hun leven een belangrijke rol hebben gespeeld in de Nederlandse vrijmetselarij.
Met dat laatste is meteen ook een beperking blootgelegd die de auteur echter niet kwalijk valt te nemen. We maken geen kennis met doorsnee vrijmetselaren, met al diegenen die naast hun dagelijkse beslommeringen op gezette tijden in de beslotenheid van de loge het schootsvel voorbonden, die als ambtenaar, ondernemer, kleine zelfstandige,