goed gedocumenteerd zijn. De biograaf hoeft niet per se psychologisch te duiden, hij kan ook een sociologische invalshoek hebben of de ontwikkelingsgang van ideeën beschrijven. Wel moet hij een groot empathisch vermogen hebben en in staat zijn om als het ware te proeven hoe groot de betekenis kan zijn van een hele kleine handeling.’
‘Het leven moet geschreven worden als een roman, maar mag geen vie romancée worden. Als het aandeel van de fictie te groot wordt, ontstaat er een grote mate van onbetrouwbaarheid en dat is ontoelaatbaar. De biograaf mag - mits hij de lezer daar duidelijk over inlicht - wel speculeren over de “witte” gaten in iemands leven.’
Marc Beerens van Vantilt: ‘Ik ben zelf altijd minder geïnteresseerd in onbenullige verhalen over jeugd en ouders van een auteur, vage psychologische uitweidingen, enzovoorts, wanneer die niet te “linken” zijn met het oeuvre. Het belangrijkste van een auteur is het werk. Wanneer een biografie ons gedegen kan informeren over allerlei biografische aspecten die relevant zijn voor dat werk, of voor de “positie” die de auteur heeft ingenomen in het literaire systeem - om maar eens een lelijke term te gebruiken -, ben ik tevreden. Alles staat of valt natuurlijk met de talenten van de biograaf om over zijn onderwerp te schrijven.’
Gemma Nefkens wees onlangs voor Van Oorschot een biografie af, omdat daarin leven en werk niet goed genoeg met elkaar verbonden waren. Een andere kwaliteitseis die Nefkens stelt, is dat in de biografie de visie van de biograaf doorklinkt en dat de biograaf in staat is mensen en gebeurtenissen psychologisch te duiden. Ze is geen voorstander van het genre vie romancée. Ze geeft liever een historisch verantwoorde biografie uit.
Bij Atlas hebben ze geen speciale richtlijnen. Hans Enters: ‘Nu is het zo dat iemand met een idee aankomt en dat de redactie kijkt of zij het de moeite waard vindt. Zo komt binnenkort een boek over Sarphati bij ons uit, waarover we allemaal erg enthousiast zijn. En daar gaat het om. Wel vinden we dat van een auteur die wij in huis hebben ook bij ons een biografie moet verschijnen.’
Mertens is dezelfde mening toegedaan. Dat is - voor zover hij zich kan herinneren - ook altijd zo gegaan: ‘Een doelstelling van de uitgeverij is dat de boeken van de schrijvers in hun fonds zo lang mogelijk leverbaar zijn en dat ze de aandacht voor die auteurs levend houden. Een biografie van een auteur uit hun fonds is dan ook een prachtige gelegenheid om het werk van die auteur opnieuw te exploiteren, zoals onlangs gebeurde toen bij verschijning van de biografie van Maria Dermoût ook haar verzameld werk op de markt werd gebracht. Als de biograaf bij een andere uitgeverij wil publiceren, zou je er eigenlijk een coproductie van moeten maken.’
Nefkens van Van Oorschot vindt dat er op dit punt wel het een en ander is veranderd: ‘Balans heeft de biografiesubsidies van het Prins Bernhard Fonds binnengehaald. Wij hadden graag de biografie over Ter Braak gehad, maar het is uitstekend dat zij bij Balans is uitgekomen. Hetzelfde geldt voor Karel van het Reve. Balans heeft nu eenmaal een voorkeur voor biografieën.’