Deze aanpak levert zonder meer mooie boeken op. Een literaire biografie heb ik dan ook overwogen. Ik vroeg me echter af of ik dat zou kunnen. Daarnaast waren er nog twee andere problemen.
Rodenko's biografie leek mij een methode waarmee ik een aantal vragen met betrekking tot zijn werk kon beantwoorden. Het ontstaan van zijn on-Nederlandse poëtica, zijn relatie met de Vijftigers en Gerrit Achterberg moesten alle aan bod komen. Ik vroeg me af of dat in een literaire biografie niet tot te veel stijlbreuken zou leiden.
Bovendien heeft Rodenko's leven van zichzelf een tragisch plot. Dramatisering daarvan zou wel eens averechts kunnen werken. Een pathetisch verhaal, waarin het meer om de kunstjes van de biograaf gaat dan om de gebiografeerde. Daarmee wilde ik de lezer, maar vooral ook de familie niet lastigvallen. De historische afstand is daarvoor te klein. Rodenko was toen ik met mijn boek begon bijna vijfentwintig jaar dood. Zijn dochter is haar leven met hem nog aan het verwerken. Hier is voor de biograaf enige voorzichtigheid geboden.
Nee, een literaire biografie pur sang moest het niet worden. Eerder een essay, vooral omdat ik een mening over Rodenko's leven en werk wilde verkondigen. Daarnaast moest de lezer van mijn biografie duidelijk zijn dat zijn gedachtegoed nog actueel is. In de ‘Epiloog’ ga ik bij voorbeeld kort in op de maatschappelijke betrokkenheid van schrijvers. Daarmee hoop ik de lezer te kunnen prikkelen, en dat is volgens mij een essayistisch kenmerk.
Ik heb het boek meer vaart proberen te geven door de wording van Rodenko's poëtica als een spannende zoektocht naar identiteit voor te stellen. Rodenko wilde Rus, of in ieder geval kosmopoliet zijn en wiste zijn gedeeltelijke Nederlandse achtergrond uit. Alleen denkers uit en schrijvers uit de wereldliteratuur leken hem te kunnen boeien. Met hun denkbeelden bouwde hij een on-Nederlandse poëtica op. De plekken waar en de psychische en historische omstandigheden waaronder hij die vond, heb ik beschreven.
De chronologie heb ik doorbroken door thematische en soms geografische concentratie. De eerste twee hoofdstukken bestrijken de eerste vijfentwintig jaar van Rodenko's leven. Zijn poëtica beschrijf ik in hoofdstuk 3, de spil van mijn boek. Hierin worden ervaringen uit zijn jonge jaren gekoppeld aan denkbeelden die hij bij buitenlandse schrijvers en filosofen las. Ik noem in dit verband het Wonder, de angst, de traagheid, zijn politieke onzuiverheid, het bombardement in Den Haag, zijn vader, de werkelijkheid en zijn Russische identiteit.
In de volgende hoofdstukken wordt beschreven hoe hij zocht naar literaire medestanders en hoe hij die, zij het kortstondig, ontmoette: W.F. Hermans, de Vijftigers en Gerrit Achterberg. Voortdurend is de spanning tussen leven en kunst belangrijk. Dat moet het vooral tot uiting komen in hoofdstuk 6, waarin het kunstleven in Den Haag centraal staat. Het hoofdstuk eindigt met het vertrek van Rodenko naar het Oosten. De twee laatste hoofdstukken gaan over de ondergang van Rodenko als mens en kunstenaar.
Over het componeren heb ik lang nagedacht. Door de sprongen in de tijd heb ik gemeend een beter inzicht te kunnen