| |
| |
| |
Het kleine paard van de grote keizer
De biografische raadsels rond Napoleons schimmel
A.J.C.M. Gabriëls
‘L'Empereur eut aussi pendant quelques années un cheval arabe d'une rare instinct, et qui lui plaisait beaucoup. Tout le temps qu il attendait son cavalier, il eût été difficile de lui découvrir la moindre grâce. Mais dès qu'il entendait les tambours battre aux champs, ce qui annonçait la présence de Sa Majesté, il se rédressait avec fierté, agitait sa tête en tous sens, battait du pied la terre, et jusqu'au moment où l'Empereur en descendait, son cheval était le plus beau qu'on eût pu voir.’
Constant, kamerdienaar van Napoleon I
De veldheer zit te paard. Vanuit het zadel overziet hij het slagveld en geeft hij zijn bevelen. Ruiter en rijdier zijn één. In de beeldvorming die de Napoleontische legende heeft voortgebracht, zit ook de Franse keizer te paard. Dat paard is een schimmel: een kleine grijswitte Arabier. Maar wat was dat voor een paard? Hoe heette het en waar kwam het vandaan? En wat was de relatie tussen Napoleon en zijn rijdier? In het biografische onderzoek zijn dit veronachtzaamde, maar daarom nog geen onbelangrijke vragen.
Was het niet Hella Haasse die ooit opmerkte dat een groot deel van het verleden de geur heeft van paarden? De stank van hun uitwerpselen, urine en zweet, de reuk van leren zadels, teugels en tuig, de lucht van stro, van haver en hooi moet in het dagelijks leven van vroeger tijd zo vertrouwd zijn geweest dat men zich er niet eens van bewust was. Nog tot ver in de vorige eeuw nam het paard in West-Europa in velerlei opzicht een belangrijke plaats in. Het werkte als ploeg- en trekdier op het land, het vervoerde - gezadeld of voor een rijtuig - mensen, goederen en berichten en vormde, eindeloos voortsjokkend in de tredmolen, een primitieve bron van energie. Als rijdier werd het paard gebruikt bij de jacht en in races, in toernooien en circussen, in rodeo's en polowedstrijden. En ook na zijn dood had een paard nog nut: de huid werd gelooid, de haren verdwenen in stoelzittingen, de beenderen werden tot lijm gekookt en het vlees diende mens en dier tot voedsel.
Het paard was overal, zeker op het slagveld. Vanaf de oudste tijden speelde het dier een belangrijke rol in de oorlogsvoering. Paarden gaven de ruiterij snelheid en stootkracht, trokken het geschut en de foeragewagens en maakten het verkenners en ordonnansen mogelijk de legercommandanten onmiddellijk te
| |
| |
De Napoleonistische legende: de keizer te paard overziet het slagveld. Napoleon in de slag bij Wagram (5-6 juli 1809). Gravure naar een schilderij door Horace Vernet. (Uit: Napoleon, the final verdict)
informeren over vijandelijke troepenbewegingen. Die commandanten voerden al vroeg in de geschiedenis hun manschappen te paard aan. Vanuit het zadel hadden zij een beter overzicht van de gevechtshandelingen dan vanaf de grond, terwijl ook de veelal te voet strijdende soldaten hun bevelhebber vanuit deze enigszins verheven positie goed konden zien. Bovendien kon de legeraanvoerder zich te paard snel begeven naar die delen van het slagveld waar zijn aanwezigheid gewenst was. Maar niet alleen uit praktische overwegingen, ook om symbolische redenen zaten legercommandanten in het niet-gemechaniseerde tijdperk te paard. Vanouds werd op die manier immers uiting gegeven
| |
| |
aan hun bevoorrechte positie, aan hun macht en aanzien als bevelhebber. Een legeraanvoerder te voet is ondenkbaar: hij is per definitie the man on horseback.
| |
Man en paard
In afbeelding en verbeelding vormen de veldheer en zijn strijdros een twee-eenheid, en verscheidene van deze duo's zijn dan ook tezamen onsterfelijk geworden. De beroemdste zijn Alexander de Grote en zijn onstuimige zwarte hengst Bucephalos, Karel de Grote en Tedencur, Cortèz en El Morzillo, de hertog van Wellington en Copenhagen, Garibaldi en Marsala en generaal Robert E. Lee en Traveller, de grijze hengst die zo mooi kleurde bij Lee's grijze baard en dito uniform. In de levens van deze legeraanvoerders was hun paard niet alleen een rijdier, maar ook een levend wezen waarmee zij een sterke emotionele band hadden. Zo noemde Alexander de Grote na de dood van Bucephalos een stad naar zijn lievelingspaard, en de hertog van Wellington liet Copenhagen, de kastanjebruine hengst die hem door de gevaren van vele veldslagen had gedragen, met militaire eer op zijn landgoed begraven. Het ligt daarom eigenlijk voor de hand dat de biografen van deze veldheren ook aan de relatie met hun paard aandacht besteden. Toch blijft het meestal bij één obligate vermelding.
De Australische publiciste Jill Hamilton ging veel verder. Bij een bezoek aan de ‘Waterloo Gallery’ in het National Army Museum in Londen raakte zij geïntrigeerd door het daar tentoongestelde skelet van Marengo, Napoleons kleine schimmel. Dit dier zou door de Franse keizer tijdens bijna al zijn veldtochten zijn bereden en was uiteindelijk na de slag bij Waterloo door de Britten buitgemaakt. Nader onderzoek leerde dat dit museumstuk niet compleet is. Twee hoeven ontbreken. Eén ervan is zoekgeraakt, en de andere wordt, verwerkt tot snuifdoos, gebruikt in de officiersmess van de Household Brigade in Londen. Elke dag wordt daar voor de kapitein van de wacht, na terugkeer van ‘the changing of the guard’ voor Buckingham Palace, een lunch geserveerd aan een met blinkend regimentszilver gedekte tafel. Als pronkstuk staat daartussen de vergulde hoef van Napoleons strijdros. Het bleek Hamilton dat velen in Groot-Brittannië - deskundigen zowel als leken - Marengo als hét paard van Napoleon beschouwden. Als zodanig werd het dier al in de negentiende eeuw het voorwerp van een romantische verbeelding, die zich weerspiegelde in de gefascineerde blikken van het publiek bij het paardenskelet in het legermuseum. Het trof Hamilton dat juist deze ene schimmel alle aandacht kreeg, terwijl de Franse keizer in zijn leven toch verscheidene paarden heeft bereden. Zij besloot daarom het levensverhaal van dit beroemde rijdier te reconstrueren binnen het grotere geheel van de geschiedenis van Napoleon en zijn paarden. In Marengo, the myth of Napoleon's horse doet zij daarvan verslag.
| |
Een roekeloze ruiter
Paardrijden maakte geen deel uit van de opvoeding van de jonge Bonaparte. Op zijn bergachtige geboorte-eiland Corsica verplaatste hij zich meestal per ezel, muildier of pony, en op de kostscholen in Frankrijk waar hij zijn militaire oplei- | |
| |
ding ontving, behoorden rijlessen niet tot het curriculum. Dat was wel het geval op de ‘École militaire’ in Parijs, maar Napoleon verbleef er te kort om zich voldoende in de rijkunst te bekwamen. De ‘cadet’ Bonaparte werd hier geen ‘cavalier’. In de jaren daarna, die hij als artillerieofficier in verschillende garnizoenssteden doorbracht, was hij te arm om veel te kunnen paardrijden, laat staan om een paard te bezitten. Hierin kwam pas verandering toen zijn carrière tijdens de revolutiejaren in een stroomversnelling raakte en hij recht kreeg op een eigen rijdier. Naarmate hij steeg in de militaire hiërarchie - in 1795 werd hij divisiegeneraal - nam het aantal paarden toe waarover hij op grond van zijn rang kon beschikken.
De gebrekkige opleiding als ruiter zou Napoleon zijn leven lang parten spelen. Zijn rijkunst was middelmatig en allesbehalve gracieus. Hij zat met zijn rug ineengezakt in het zadel, en terwijl hij de teugels losjes vasthield in de rechterhand, hing zijn linkerarm werkeloos naast zijn lichaam. Deze weinig klassieke rijhouding zou te maken hebben met de wijze waarop op Corsica pony's werden bereden. Men stuurde deze dieren hier niet met een bit, maar door de beweging van het lichaam. Ook Napoleon deed dat. Al rijdend balanceerde hij mee met de gang van zijn paard, en omdat hij daarbij voortdurend in het zadel heen en weer schoof, moesten zijn rijbroeken om die reden geregeld worden gerepareerd. Ongeduldig als hij was, reed Napoleon bij voorkeur in galop. Daarbij toonde hij zich onverschrokken: steile afdalingen, moerassig terrein, de randen van ravijnen noch andere gevaren en hindernissen brachten hem ertoe vaart te minderen. Ook zijn uithoudingsvermogen als ruiter was ongekend. In 1797, tijdens de veldtocht in Noord-Italië, legde hij dag na dag in hoog tempo zulke grote afstanden af dat drie paarden van uitputting onder hem bezweken.
| |
De keizerlijke stallen
Door zijn losse en roekeloze rijstijl viel Napoleon nogal eens van zijn paard. Kennelijk schaamde hij zich hiervoor, want er mocht nadien niet over worden gesproken. In de meeste gevallen liepen deze valpartijen goed af, zonder nadelige gevolgen voor ruiter of rijdier. Dit was te danken aan de grondige training die de paarden moesten ondergaan alvorens Napoleon hen kon berijden. In de stallen van de Tuilerieën maakte het personeel de dieren vertrouwd met de praktijk van het slagveld. Er werden pistolen bij hun oren afgevuurd en vlaggen en sabels voor hun ogen gezwaaid. Onder hun benen werd vuurwerk afgeschoten, en er werden honden en varkens tussendoor gedreven. Dit alles diende om ervoor te zorgen dat de paarden zich te midden van alle krijgsrumoer en -tumult onverstoorbaar zouden gedragen, slechts reagerend op de commando's van hun keizerlijke meester.
In de stallen van de Tuilerieën behoorden steeds dertig paarden tot de persoonlijke rijdieren van Napoleon. Zij werden aangeduid als ‘les chevaux du rang de Sa Majesté’ en droegen de letter ‘N’, omgeven door twee gekruiste lauwertakken met daarboven de keizerskroon, als brandmerk op hun linkerbil. Deze dertig paarden werden tijdens
| |
| |
Napoleons regering gemiddeld zo'n driemaal door andere vervangen, zodat hij tussen 1799 en 1815 een honderdtal paarden tot zijn beschikking heeft gehad.
Behalve als strijdros dienden deze paarden Napoleon ook als rijdier. De Franse historicus Frédéric Masson noemde hem ‘l'homme qui, en sa vie, a fait le plus de chemin sur le dos d'un cheval’. Heel Europa reed hij door: van Parijs tot Milaan, van Amsterdam tot Wenen, van Madrid tot Moskou. Hij deed dat vaak per rijtuig, maar vaker nog te paard; zeker als hij haast had, en haast had hij altijd. Napoleon hield ervan om buiten te zijn en zat graag in het zadel. Paardrijden was een van de weinige liefhebberijen in zijn jachtige en overbezette bestaan. De Franse keizer hield van paarden: zij waren zijn lievelingsdieren. Hij sprak steeds met achting over hen en prees hun karakter: ‘A horse has memory, knowledge, and love’, noteerde zijn Ierse lijfarts op Sint Helena uit zijn mond.
| |
Arabieren
Op schilderijen waarop Napoleon te paard is afgebeeld, berijdt hij vrijwel altijd een schimmel. Het was een van de manieren waarop deze grootmeester van de propaganda zich het liefst aan het publiek presenteerde. Zoals hij bij officiële gebeurtenissen door zijn welbewust sobere kleding _ de lange vaalgrijze overjas, het onopvallende kolonelsuniform en het befaamde zwarte hoofddeksel _ alle aandacht trok te midden van zijn pronkzuchtige gevolg, zo verzekerde hij zich ook van ieders belangstelling door als enige een grijswit paard te berijden. Bovendien koos hij voor parades en plechtige intochten in veroverde steden, wanneer alle ogen op hem waren gericht, steeds een groot formaat rijdier.
De praktijk van alledag was anders. Napoleon reed op paarden van velerlei ras, kleur en formaat. Wel waren ‘les chevaux du rang de Sa Majesté’ in meerderheid hengsten, ongecastreerde hengsten (‘chevaux entiers’) om precies te zijn. De verscheidenheid aan paarden in de keizerlijke stallen is volgens Frédéric Masson terug te vinden in de acht rijdieren die Napoleon in 1814 mocht meenemen naar Elba. Daaronder waren twee Andalusiërs (Cordoue en Gonzalve), een Zuid-Amerikaan (Montevideo), een Turk (Émir), een kruising tussen een Engelse volbloed en een Franse Limousin (Roitelet), een grote Normandiër (Intendant), een Pers (Tauris) en een Arabier (Wagram). De vijf eerstgenoemde paarden waren vossen of hadden in ieder geval een huid in enigerlei kleur bruin. De drie laatstgenoemde waren schimmels in verschillende schakeringen grijs. Masson stelt vast dat deze verhouding min of meer representatief was voor de situatie tijdens heel Napoleons bewind.
Hoewel een minderheid in de keizerlijke stallen, was Napoleons favoriete paardenras de Arabier, waarmee hij voor het eerst had kennisgemaakt in 1798-1799, tijdens de veldtocht in Egypte. Napoleon prefereerde Arabieren, omdat die klein waren en daarom door ‘le petit caporal’ gemakkelijker konden worden bestegen. In het zadel bevond hij zich dichter bij de grond - wat, gezien zijn vele valpartijen, niet onbelangrijk was - en stond hij minder bloot aan vijandelijk vuur. Dat er
| |
| |
De keizer in karakteristieke rijhouding op een kleine grijs-witte Arabier. Napoleon tijdens de veldtocht in Spanje in 1808. Gravure naar een schilderij door Horace Vernet. (Uit: Napoleon, the final verdict)
in zesenzestig veldslagen ‘slechts’ achttien paarden onder hem vandaan werden geschoten, zou met deze ‘veiliger’ positie samenhangen. Een ander voordeel voor de Franse keizer, die op latere leeftijd werd gekweld door pijn aan de blaas en de urinewegen, was dat hij op de kleine Arabieren met zijn benen niet te wijd uit elkaar hoefde te zitten. Vanwege hun grote uithoudingsvermogen, waardoor zij lange tijd een hoog tempo konden handhaven dat ze op commando abrupt konden beëindigen, pasten Arabieren uitstekend bij Napoleons rijstijl. In het algemeen beviel hem ook het karakter van dit paardenras. Het ging door voor intelligent, moedig, levendig en betrouwbaar, en het was elegant in gang en voorkomen.
| |
Het mysterie
Marengo was eveneens een van Napoleons kleine grijswitte Arabieren. Maar veel meer dan dat kwam Jill Hamilton bij haar naspeuringen naar de geschiedenis van dit paard niet te weten. In de registers van de keizerlijke stallen komt de naam niet voor. Nu is die naam- | |
| |
geving ook een verhaal apart. ‘The names of Napoleon's horses disappear, reappear and change over the years’, stelt Hamilton berustend vast. Sommige paarden kregen een naam die te maken had met hun afkomst (Calvados, Euphrate, Sahara, Wurzbourg), hun uiterlijk (Belle, Gracieux, Distingué) of hun karakter (Timide, Folâtre, Bouffon). Anderen werden vernoemd naar historische figuren (Cid, Artaxercès, Néron, Tamarlan) of zelfs naar Napoleons geliefden, zoals Desirée, naar zijn kortstondige verloofde Desirée Clary, en Marie, naar zijn Poolse minnares Maria Walewska. Identificatie wordt bemoeilijkt door Napoleons gewoonte sommige van zijn paarden bijnamen te geven. De eerder vermelde Intendant heette bijvoorbeeld Coco, en Cardoue werd wel aangeduid als Cuchillero. Enkele paarden werden hernoemd naar een veldslag. Dat kon onmiddellijk gebeuren, zoals in het geval van de Arabische hengst Mon Cousin, die na de felbevochten zege op de Oostenrijkers in 1809 de naam Wagram ontving. Maar er kon evengoed geruime tijd overheen gaan. Zo werd een andere Arabier pas in 1811 Jaffa genoemd, naar de twaalf jaar eerder behaalde overwinning op de Turken in Palestina. Het ging hier dus niet om paarden die Napoleon tijden deze veldslagen
had bereden. Slechts in het geval van Cyrus, die sinds 1805 officieus de naam Austerlitz droeg, was hiervan wel sprake.
Ook Marengo was een belangrijke veldslag. Bij dit Noord-Italiaanse dorpje wist Napoleon op 14 juni 1800, op het allerlaatste nippertje, de Oostenrijkers te verslaan en zo zijn prille regime veilig te stellen. De overwinning behield voor hem een bijzondere betekenis; zij werd synoniem met geluk. Voor Napoleon zou het een reden kunnen zijn geweest om meer dan alleen zijn favoriete gerecht - ‘Poule Marengo’: kip met uien - naar deze slag te noemen.
Hamilton vermoedt dat ook Marengo de bijnaam was van een paard dat officieel onder een andere naam bekendstond. Op grond van haar onderzoekingen trekt zij de voorzichtige conclusie dat het waarschijnlijk Ali was. Deze kleine schimmel - toen zo'n zes à zeven jaar oud - werd buitgemaakt in Egypte en in 1799 door generaal Bonaparte meegenomen naar Frankrijk. Hij bereed hem niet in de slag bij Marengo, maar hij werd daar wel voor hem achter de hand gehouden. Napoleon wisselde tijdens de strijd nogal eens van rijdier. Zo was Ali slechts één van de paarden die de keizer als strijdros dienden in zijn roemruchte veldslagen bij Austerlitz (1805), Jena (1806) en Wagram (1809). De desastreuze veldtocht naar Rusland maakte het dier niet mee, omdat het sinds 1812 als dekhengst in een stoeterij in Normandië verbleef. Na Napoleons terugkeer van Elba herkreeg Ali zijn plaats in de stallen van de Tuilerieën. De kleine grijze Arabier zou kort daarop, in juni 1815, de slag bij Waterloo hebben meegemaakt, wellicht niet onder zijn eigen naam, maar als Marengo.
| |
De mythe
In de chaos die volgde op de nederlaag van het Franse leger, ontfermde een Britse luitenant zich over het lichtgewonde dier, dat hij als keizerlijk rijpaard herkende aan de tuigage en de gebrandmerkte ‘N’. Marengo, zoals het paard
| |
| |
sindsdien bekendstond, werd door hem naar Groot-Brittannië meegenomen. Pas hier kreeg Hamilton bij haar onderzoek vaste grond onder de voeten. Zij wist te achterhalen dat de schimmel na enkele jaren werd doorverkocht aan een familielid. De nieuwe eigenaar besloot de toegevoegde waarde van het dier te gelde maken en stelde het in 1823 als ‘Bonaparte's Arabische strijdros’ in Londen ten toon. Daarmee begon de mythe van Marengo.
Voor het toestromende publiek was de aanblik van dit grijswitte paard, opgetuigd met Napoleons ‘superb saddle and bridle’, een bijzondere sensatie. Hier stond het oog in oog met een tastbare̊ herinnering aan de man die nog niet zo lang geleden de gevreesde vijand van het Britse volk was geweest. Maar vrees had inmiddels plaatsgemaakt voor bewondering _ Hamilton spreekt van ‘Napoleomania’ _, en die bewondering droegen de toeschouwers nu over op dit levende wezen, dat eens, zo pochte het aankondigingbiljet, ‘the favourite horse of the late Emperor’ was geweest.
De onvermijdelijke gevolgtrekking was gauw gemaakt: het paard van zo'n bijzondere man moest zelf ook wel bijzonder zijn. ‘He is so gentle’, luidde bijvoorbeeld de tekst op hetzelfde biljet, ‘that the most timid lady may approach him without fear’. De idealisering bracht de schilder James Ward in 1824 tot een hyperromantische voorstelling van Marengo, die briesend en trappelend, met verwilderde ogen en wapperende manen, bij avondval droevig uitziet over de zee, treurend om zijn keizerlijke meester. Toen dit doek in 1826 werd geëxposeerd trok het eveneens drommen toeschouwers, en de litho die Ward van zijn schilderij maakte, werd grif verkocht. ‘Marengo had become a celebrity horse’, stelt Hamilton vast.
Kort daarna werd de schimmel wederom doorverkocht. De nieuwe eigenaar stuurde hem als dekhengst naar een stoeterij nabij Ely, maar het dier bleek hiervoor ongeschikt. Zijn laatste jaren bracht Marengo door op een buitenplaats in Suffolk, waar het hem aan niets ontbrak. Hij stierf er in 1832. De eigenaar gaf het London Hospital opdracht het kadaver te prepareren om het te kunnen tentoonstellen in de voorloper van het Londense legermuseum. Hier raakten echter de huid met de gebrandmerkte ‘N’ en één van de hoeven zoek; een andere hoef werd aan de Household Brigade geschonken. De bezoekers van het National Army Museum hebben het daarom sindsdien met het skelet moeten doen. De indruk die het op hen maakt, is er niet minder om. ‘It is awesome to think’ - zo omschrijft Hamilton haar eigen ervaring - ‘that right through the Napoleonic Wars this horse was ridden by the Emperor at the head of the most terrifying fighting force in Europe.’
| |
Het favoriete paard
Wie was Marengo? Op die vraag heeft Jill Hamilton, bij haar poging de geschiedenis van Napoleon en zijn schimmel te reconstrueren, geen antwoord kunnen vinden. Stond het paard dat bij Waterloo werd buitgemaakt in de registers van de keizerlijke stallen wellicht onder een andere naam te boek? Was Marengo de bijnaam van Ali? Of was dit de naam die men het dier om publiciteitsredenen pas in Groot-Brittannië heeft gegeven? Over
| |
| |
Het skelet van Marengo in het National Army Museum in Londen. Tussen de benen staan de twee overgebleven hoeven.
Marengo deden zoveel verhalen de ronde dat het voor Hamilton onmogelijk bleek feit en fictie te scheiden. ‘At times during the research’, verzucht de schrijfster aan het einde van haar boek, ‘it seemed as if the attributes of all Napoleon's horses were embodied in that one animal in London.’
Hamilton brengt in dit verband een ander keizerlijk paard ter sprake dat in opgezette staat te zien is in het Musée de l'Armée in Parijs. Volgens het bijschrift zou het hier gaan om Vizir, een grijze Arabier die Napoleon had meegenomen naar Sint Helena. Maar Godefroy de la Roche, die in 1992 een academische ‘thèse’ aan Les chevaux de Napoléon I wijdde, betwijfelt dit ten sterkste. Slechts door ‘de macht der gewoonte’ zou het hier tentoongestelde dier allengs Vizir zijn geworden. Maar, zo voegt deze Franse deskundige er verontschuldigend aan toe, ‘in ieder geval lijkt hij op hem, dus is het beter het maar zo te laten, opdat de duizenden bezoekers die - soms geamuseerd, soms geëmotioneerd - voor hem stilstaan dat doen voor hét Paard van Napoleon.’ Hetzelfde geldt
| |
| |
in feite voor Marengo in Londen.
In de beeldvorming die de Napoleontische legende heeft voortgebracht, overziet de grote keizer het slagveld vanaf een kleine grijswitte Arabier. Het is echter een beeld dat niet in overeenstemming is met de historische werkelijkheid. Napoleon zat niet steeds op hetzelfde rijdier. Hij had niet één favoriet. Hij bereed tijdens zijn vijftienjarig bewind verscheidene paarden, waarop hij om uiteenlopende redenen was gesteld. Die paarden waren niet allemaal klein en niet allemaal wit en niet allemaal Arabisch. Hamilton moest daarom inzien dat de taak die zij zichzelf had gesteld, een onmogelijke was. Haar conclusie is dan ook gelijk aan die van de door haar geciteerde auteur W. Tweedie, die al in 1894 vaststelde dat ‘the chronicler is unborn who can unfold the histories of Marengo, Marie, Austerlitz, Ali and Jaffa, all of whom are grey or white in colour. All that can be certainly said on this point is that a white Arab became part of the Napoleonic legend’.
Jill Hamilton, Marengo, the myth of Napoleon's horse (Londen 2000) |
Frédéric Masson, ‘Napoléon à cheval’, in idem, Jadis II (Parijs 1906) pp. 63-80 |
Christian-Henry Tavard, ‘Les chevaux de Napoléon’
(Internet-publicatie: www.napoleon.org/fr/cd/bib/articles/textes/sn395/chevaux_napoleon.html) |
|
|