| |
| |
| |
‘Het is al heel wat dat we elkaar kunnen schrijven’
Een ‘briefwisseling’ tussen Belle van Zuylen en Aletta Jacobs.
Nelleke Noordervliet en Inge de Wilde
Aletta Jacobs (1854-1929) was de eerste vrouwelijke arts in Nederland. De Nederlands-Zwitserse schrijfster Belle van Zuylen (pseudoniem van Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken, 1740-1805) geldt als een van de meest geëmancipeerde vrouwen van haar tijd. Inge de Wilde en Nelleke Noordervliet schreven een fictieve briefwisseling tussen de twee.
| |
Amsterdam, oktober 1879
Aan Mademoiselle Isabelle Van Tuyll van Serooskerken
Chère Mademoiselle,
Par cette lettre j'ai l'honneur de vous envoyer ma thèse de doctorat, que j'ai défendue le 8 mars à l'Université de Groningue.
Ik had u mijn dissertatie al eerder willen zenden, maar kort na mijn promotie vertrok ik naar Engeland om in een ziekenhuis mij verder te specialiseren in vrouwen- en kindergeneeskunde. Daarna vroeg mijn verhuizing naar de Amsterdamse Herengracht veel van mijn tijd en bovendien vond in de afgelopen septembermaand in Amsterdam een Internationaal Medisch Congres plaats; mijn Engelse collega Frances E. Hoggan en ik waren er bijna de enige vrouwelijke artsen, waardoor wij in het middelpunt van de belangstelling stonden.
Ik wilde mijn proefschrift opdragen aan de hoogst geplaatste vrouw in ons land, de jonge Emma van Waldeck Pyrmont, met wie de Koning sinds kort is getrouwd en ik haastte mij dus haar te vragen of zij met een opdracht in zou stemmen. Van haar secretaris kreeg ik evenwel per kerende post bericht dat ‘Hare Majesteit zich van een dergelijke aanbieding nog liever wenste te onthouden’ en daarom treft u in mijn boek de naam aan van de schoonzuster van de koning, Maria Prinses van Pruisen.
Ik ken uw brede belangstelling en het zou mij niet verbazen indien u zich voor mijn betoog Over localisatie van physiologische en pathologische verschijnselen in de groote hersenen interesseert. Het is natuurlijk in de eerste plaats geschreven voor medici, maar het valt voor iemand van uw eruditie zonder moeite te volgen. Het onderzoek naar de vraag waar in de hersenen bepaalde lichaamsfuncties en psychologische verschijnselen zijn gelokaliseerd staat in Nederland nog in de kinderschoenen, maar in het buitenland heeft onderzoek de laatste decennia uitgewe-
| |
| |
Aletta Jacobs
zen dat de hersenen geen homogeen orgaan zijn, maar bestaan uit een conglomeraat van verschillende centra. Afwijkende sensomotorische verschijnselen in het lichaam gaan gepaard met veranderingen in bepaalde hersengedeelten. En dat ook bij afwijkingen in de geest stoornissen optreden in de hersenen is aan geen redelijke twijfel onderhevig. In het Gronings Academisch Ziekenhuis deed ik zelf onderzoek bij patiënten die met hersenletsel waren opgenomen en ik kan niet nalaten met enige trots te vermelden de eerste Nederlander te zijn die op dit onderwerp promoveerde.
Tijdens mijn studietijd gingen mijn gedachten vaak naar u uit en ik was me ervan bewust het leven te leiden dat ook u zich zou wensen. Vooral mijn Groningse jaren verliepen zonder noemenswaardige tegenstand. Aan de liberale Groningse hoogleraren waren de ideeën van de Verlichting niet voorbij gegaan en zij meenden dat er geen grond is aan vrouwen een hogere opleiding te onthouden. Hier in Amsterdam ondervind ik evenwel van mijn collega-artsen de nodige weerstand. Wat dit betreft is er de afgelopen eeuw in de strijd voor grotere onafhankelijkheid van de vrouw nog geen noemenswaardige voortgang geboekt.
Aanvaard, Mademoiselle, mijn gevoelens van hoogachting en sympathie,
Uw
Dr. Aletta H. Jacobs.
| |
Colombier, oktober 1800
Aan Dr Aletta H. Jacobs
Chère Madame,
U richt uw brief aan Mademoiselle Isabelle van Tuyll van Serooskerken. Dat ben ik inderdaad. U zegt mijn onafhankelijkheid en mijn verzet tegen gedragsregels opgelegd aan vrouwen van mijn stand te bewonderen. Als Mademoiselle de Tuyll heb ik me zeker een slechte naam verworven op dat terrein, maar als Madame de Charrière heb ik naar mijn idee pas die onafhankelijkheid en dat verzet persoonlijk in de praktijk gebracht en door mijn geschriften voor een breder publiek aan de orde gesteld. Mijn kleine boutade Le Noble die nog voor mijn
| |
| |
huwelijk verscheen en ook weer uit de handel werd genomen acht ik wel een aardige maar geen wezenlijke bijdrage aan de oplossing van het probleem dat - zo begrijp ik uit uw woorden - na een eeuw nog steeds niet tot het verleden behoort. Dat er vooruitgang is geboekt lijkt mij buiten kijf. U bent daarvan het levende bewijs. Dat geeft u recht op mijn bewondering en ook op mijn afgunst. Ik antwoord u dus als Madame de Charrière. Vanuit mijn rijpere ik kan ik met voldoende overzicht en bitterheid het lot betreuren dat me geboren deed worden in 1740.
Uw brief heeft me aan het denken gezet. Stel nu eens dat de universiteit van Utrecht haar deuren voor mij had geopend, zoals een eeuw eerder voor Anna Maria van Schuurman, die verborgen achter een scherm de colleges mocht volgen, zonder overigens het recht te hebben academische examens af te leggen. Ik zou bij Rijklof Michael van Goens hebben kunnen studeren, het Utrechtse wonderkind, dat wat al te voortvarend voor vaderlands calvinistische begrippen het deïsme verdedigde. Ik heb een paar brieven met hem gewisseld, maar juist nu ik ze zoek om u te epateren met wat citaten, kan ik ze niet meer vinden. Misschien zou het toch iets te hoog zijn gegrepen voor mijn ongedurige geest: de klassieken, de grote filosofen en theologen. Te abstract. Te grandioos. Te ver weg van het aardse bestaan waarmee wij vrouwen zo veel meer onontkoombare, lichamelijke banden hebben dan mannen.
Uw keuze voor de medische wetenschap begrijp ik, al zou het niet de mijne zijn. Het is concreet en nuttig. Maar ik kan geen bloed zien. Wat meer kennis en openheid op dat terrein zouden me echter heel wel te stade zijn gekomen. Ik heb een regiment artsen versleten en talloze baden bezocht. Zonder al te veel resultaat. Een van mijn grootste zorgen was in tijden van lichamelijk ongemak de geest ongebroken en onaangetast te houden. Als ik u zeg dat ik somber ben en dat ik in het verleden perioden heb gekend van diepe neerslachtigheid en dan weer momenten van euforie, wordt dat dan door een lichamelijke afwijking veroorzaakt, of is het omgekeerd? Kun je van griep gek worden? Is waanzin een lichamelijke kwaal, aantoonbaar in de hersenen, waar in principe een remedie tegen te vinden is? U begrijpt, ik wil graag misbruik maken van uw kennis door u per brief een gratis consult te vragen. Ik kan natuurlijk ook uw dissertatie lezen. Maar voor het geval mijn eruditie tekort schiet, wilt u mij misschien terwille zijn. Ook zou ik graag iets meer weten over de aard van de weerstand die u ondervindt bij uw collega-artsen. Ondervindt u ook weerstand bij uw patiënten?
Een andere vraag. U koos ervoor uw proefschrift aan de koningin op te dragen, als hoogst geplaatste vrouw in het land. Wat deed u, toen u bij haar een blauwtje liep, uitwijken naar de schoonzuster van de koning? Had u toen niet aan mij kunnen denken? Ik plaag u maar. Ik dank u voor uw prachtige, fiere boek.
De herfst is schitterend. Ik zou er vrede mee hebben als het mijn laatste was.
In bewondering,
Isabelle De Charrière de Tuyll.
| |
| |
| |
Amsterdam, december 1879
Chère Madame,
Het spijt me dat ik u als Mademoiselle Van Tuyll schreef, maar ik wist niet dat u inmiddels was gehuwd en naar Zwitserland vertrokken. U begint op uw beurt uw brief aan mij met ‘Chère Madame’; ik neem aan dat eerbied voor mijn doctorstitel u dat ingeeft, want ik ben vijf en twintig en niet getrouwd. Op het Amsterdamse medisch congres trok ik als jonge doctores veel aandacht; een buitenlands medicus deed mij zelfs een huwelijksaanzoek, maar mijn hart bleef onberoerd. De enige man, voor wie ik veel vriendschap voel, is Carel Victor Gerritsen, graanhandelaar uit Amersfoort en vriend van Multatuli. Als hij op maandag de beurs in Amsterdam bezoekt, komt hij met een zekere regelmaat bij mij op visite. Hij is een feminist en ergert zich net als ik aan de achterstelling van vrouwen en aan de belachelijke huwelijkswetgeving die gehoorzaamheid van de vrouw aan de man voorschrijft. Vaak leent hij mij boeken uit zijn omvangrijke bibliotheek die een groot aantal titels bevat over de positie van de vrouw. Een collectie boeken die, naar men zegt, haar gelijke in Europa niet kent.
U steekt uw licht ver onder de korenmaat, want hoe kunt u eraan twijfelen dat u geschikt zou zijn voor een academische studie. Zeker had u bij Van Goens kunnen studeren. Zegt de naam van de theoloog IJsbrand van Hamelsveld u iets? Hij was bekend om zijn pleidooien voor burgerrechten voor vrouwen en kreeg in 1795 door de Utrechtse universiteit een professoraat aangeboden, dat hij helaas weigerde. De Groningse universiteit kende in dezelfde tijd de hoogleraar Frederik A. van der Marck, die eveneens opvattingen over de vrouw koesterde, die u zullen aanspreken. In 1798 verscheen zijn Schets over de rechten van den mensch, waarin hij pleitte voor vergaande gelijkberechtiging van man en vrouw.
Ik had niet verwacht dat mijn proefschrift zoveel in u los zou maken. Dat ik mijn boek per se aan een vrouw uit de koninklijke familie wilde opdragen heeft zeker te maken met het feit dat mijn joodse, in Amsterdam geboren grootouders, net als veel andere joden, de stadhouders uit het huis van Oranje een warm hart toedroegen, omdat zij van hen bescherming hadden genoten. En mijn ouders steunden Willem I, die de emancipatie van joden verder bevorderde.
Daarbij, ik zeg het u eerlijk, ik ben mij er zeer wel van bewust dat ik als eerste vrouwelijke gepromoveerde voor de Nederlandse vrouw de weg heb vrijgemaakt naar een universitaire studie en ook die trots bracht mij er toe zo onbescheiden te zijn het Koninklijk Huis te benaderen.
Uw gebrek aan medische kennis verwondert me niet. Op mijn spreekuren merk ik hoe weinig mijn vrouwelijke patiënten van alleen al de anatomie van hun lichaam weten. Ik heb dan ook het plan een boekje over het vrouwelijk lichaam samen te stellen met beweegbare platen en verklarende tekst.
Verlichte medici zijn er inmiddels wel van overtuigd dat lichaam en geest onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, ja sterker, dat lichaam en geest in wezen één zijn, en dat het dus niet zo is dat bij over- | |
| |
lijden de geest het lichaam verlaat. Dit intrigerende samenspel van geest en lichaam kent echter nog vele raadselen en het zal nog lang duren voordat bekend zal zijn op welke manier zij op elkaar inwerken en hoe bijvoorbeeld depressies ontstaan.
Ook ik heb enkele periodes van neerslachtigheid gekend. Eerst als meisje omdat ik toen nog geen mogelijkheid zag te ontkomen aan de strenge conventies die vrouwen elke bewegingsvrijheid ontnamen. Ook recent was ik depressief omdat mijn natuurlijke lichamelijke verlangens geen bevrediging vonden. Ik slikte er morfine voor, zoals wel meer jonge vrouwen tegenwoordig doen. Ik aarzel natuurlijk u zo vrijmoedig over dit onderwerp te schrijven, maar ik weet dat u over dergelijke zaken nadenkt en dit na zult kunnen voelen.
Mijn spreekuur begint. Dank voor uw brief. Met warme gevoelens,
Uw Dr. Aletta H. Jacobs
| |
Colombier, december 1800
Chère Aletta,
(Ik noem u bij uw voornaam, want u bent zoveel jonger dan ik. Bovendien klinkt uw naam zo lief en tegelijk een beetje pedant. Ik denk dat u zelf zo bent.)
Sinds kort heeft de mens zich losgemaakt van de aarde en ziet hij als een vogel de woelingen van de wereld onder zijn voeten vanuit zijn ballon gevuld met hete lucht. Dat is een hele omwenteling. Wie met beide benen op de grond staat, midden in zijn tijd, heeft vaak een beperkte horizon. Wat u mij allemaal vertelt over de vaderlandse geleerden die pleitten voor gelijkberechtiging van de vrouw is mij om die reden (gebrekkig zicht) ontgaan. U heeft vanuit uw hoge positie in een latere tijd een beter overzicht over mijn tijd. Daar benijd ik u om. De toon van uw brieven bevalt me. U bent openhartig maar niet al te vrijmoedig. U bent gedecideerd en geleerd maar ook vol mededogen. Ik zou u graag eens spreken in de intimiteit van mijn slaapvertrek. Maar helaas, zover is de wetenschap nog niet gevorderd, dat we elkaar kunnen ontmoeten. Het is al heel wat dat we elkaar kunnen schrijven, vindt u ook niet? Ik zou graag de correspondentie voortzetten, maar de komende weken krijg ik bezoek, dat me ongetwijfeld van mijn pennenvrienden zal afhouden. Ik heb erge last van mijn ingewanden. Was u maar hier om me te raden.
Uw Isabelle de Charrière.
| |
Amsterdam, 5 februari 1880
Chère Madame,
De gejaagdheid in uw brief herken ik zo goed. Vooral sinds ik naast mijn praktijk met mijn vriendin Hélène Mercier de krottenwijken in de Jordaan bezoek. Het is veel werk en de confrontatie met de ellende treft me diep. Het zijn omstandigheden waar ik nooit eerder mee in aanraking was gekomen en ik denk dat ze ook u vreemd zijn. Neem mij niet kwalijk dat ook ik daarom slechts kort kan schrijven. Ik wil u alleen graag zeggen
| |
| |
dat het mij opvalt hoe vaak u klaagt over uw gezondheid, zonder dat u aan kunt geven dat u een bepaalde ziekte heeft of concrete klachten.
Van veel vrouwen op mijn spreekuur hoor ik hetzelfde. Zij voelen zich lusteloos, lijden aan duizeligheid en liggen veel op bed, met migraine, buikklachten en wat niet al. Lichamelijk onderzoek brengt echter zelden iets aan het licht. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat jonge vrouwen uit onze kringen ziek worden omdat het hun niet is toegestaan hun vleugels uit te slaan, zich nuttig te maken of een beroep uit te oefenen. Zij zijn maatschappelijk in hun vrijheid beperkt, net zoals hun corsetten hun lichaam insnoeren. Het huwelijk is de enig aanvaarde mogelijkheid voor hen en jonge meisjes zie ik soms hals over kop trouwen met een man die zij au fond niet beminnen.
Wat in mijn tijd voor vrouwen geldt, gold zeker ook in de uwe. Natuurlijk zou ik niet willen suggereren dat u uw echtgenoot niet lief hebt, maar de sociale beperkingen die u zijn opgelegd, vormen naar mijn indruk een grote beklemming voor u. In deze bewoordingen zou ik met u spreken, als u op mijn spreekuur kwam. Nu dat niet mogelijk is, schrijf ik het u maar.
Uw toegewijde,
Aletta H. Jacobs.
| |
Colombier, oktober 1803
Chère Aletta,
U heeft een hand in het water van mijn ziel gestoken als om er de temperatuur van te meten en het slib op de bodem losgewoeld. De rusteloosheid die me vroeger kwelde keerde terug. U heeft de vinger op een wonde plek gelegd maar u voelt onvoldoende aan voor welk dilemma vrouwen als ik stonden bij het aangaan van een huwelijk. Ik zeg met opzet ‘vrouwen als ik’, want er zijn zoveel andere vrouwen die niet eens aan de weelde van ons dilemma toekomen, die tot een klasse behoren waar het verschil tussen de sexen door armoede en gebrek van ondergeschikt belang is. De strijd om het naakte bestaan wordt daar door mannen en vrouwen gelijkelijk gestreden, en het zou me niet verbazen wanneer juist in de krottenwijken ware liefde kan opbloeien. Ik heb het gezien toen ik in Parijs verbleef. Ik zie het hier op het land. Menselijkheid is niet gebonden aan klasse, geld of status. Ik heb soms de indruk dat ze juist gedijt waar die elementen ontbreken.
Het huwelijk geeft een vrouw een zekere vrijheid van bewegen. Een verstandshuwelijk is daarom zo kwaad nog niet. Liefde geeft een huwelijk een wankele basis. Liefde kan overgaan, opbranden, wegsmelten. Ik moet er niet aan denken tot welke ellende uitgedoofde passie leidt binnen de muren van een huwelijk. Tegenover elkaar te zitten aan tafel en de as van verbittering tussen de lippen te proeven. Naast elkaar in bed te liggen en de aanraking die vroeger een golf warmte door het lichaam heenzond te vrezen als die van een melaatse. Wat er niet geweest is kan niet verloren worden en de pijn van verlies veroorzaken. ‘It is better to have loved and lost than never to have loved at all’ zegt een dichter, of gaat een dichter nog zeggen. Ik weet niet of ik
| |
| |
het met hem eens ben.
Mijn grote, eerste, voornamelijk papieren liefde was Constant d'Hermenches. Onze ontmoetingen zijn op de vingers van een hand te tellen, maar we hebben jarenlang met elkaar gecorrespondeerd. Van alles wat een verbintenis tussen ons in de weg stond was zijn huwelijk met een ziekelijke vrouw misschien niet eens het belangrijkste, maar het voert te ver u alles in detail te vertellen. Opgewonden kinderen die we waren, bedachten we een plan om vaker en intiemer bij elkaar te kunnen zijn. Daartoe zou ik met zijn vriend de markies de Bellegarde trouwen en Hermenches zou dan vaak bij ons te gast zijn, een arrangement waar Bellegarde wel oren naar had. Het is niet doorgegaan. Onze liefde bleef steken in een kunstmatige roes, die - eenmaal voorbij - geen littekens achterliet. Mijn andere liefdes werden gekenmerkt door dezelfde stagnatie, dezelfde angst voor totale overgave. Ik heb wat dat betreft een doortrapte hand van kiezen.
Mijn huwelijk met Charrière is gebaseerd op genegenheid en vriendschap. Iets meer dan een huwelijk uit berekening, iets minder dan een huwelijk uit liefde. Ik hoopte op vrijheid en heb die wel degelijk in ruime mate gekregen, nee: bevochten, maar ik was niet tevreden. Ik hoopte op de kalmte van een getemd hart, maar dat werd me niet toegestaan. Ik weet niet of het vooral de sociale beperkingen zijn die me hebben gefnuikt in mijn ambities. In elke tijd, in elke gemeenschap ondervinden individuen dat er grenzen zijn gesteld aan hun vrijheid, dat er persoonlijke beperkingen zijn die hen ervan weerhouden hun dromen waar te maken. Het gaat erom een balans te vinden tussen
Belle van Zuylen, geschilderd door J. Juel
wat een mens kan en wat een mens wil. Wat hij kan wordt bepaald door talent en maatschappelijke positie. Wat hij wil wordt ingegeven door verbeeldingskracht en ambitie. Naar welke kant de balans doorslaat, wordt deels bepaald door omstandigheden en toeval en deels door karakter, dat wil zeggen het vermogen tegenslag te incasseren. U lijkt me het schoolvoorbeeld van een vrouw met karakter. Mij heeft altijd iets ontbroken. Moed.
Opstandigheid, woede en bitterheid zijn verwoestende emoties, ze branden het landschap van de ziel kaal. Dat heb ik tijdig gemerkt en ik - kinderloze - heb mijn toevlucht gezocht tot de meest vruchtba- | |
| |
re en meest lonende bezigheid die een mens kan kiezen: ik heb mijn ervaring, mijn kennis, mijn gevoelens van warmte en vriendschap gegeven aan de jonge vrouwen die mij om raad vroegen. Ik heb opgevoed. Dat is een verdienste waar ik trots op ben. Dat, lieve Aletta, heeft uiteindelijk geleid tot vrouwen zoals jij.
Ik wens je een sterk hart en levenskrachtige dromen toe.
Isabelle de Charrière
| |
Amsterdam, 8 december 1882
Chère Madame,
Natuurlijk voel ik me gevleid dat u mij karakter toekent, maar u doet zichzelf te kort door uzelf moed te ontzeggen. Juist de onverschrokkenheid waarmee u Constant d'Hermenches tegemoet trad, met hem een correspondentie voerde, die inging tegen de regels van fatsoen, en de onverbloemde manier waarop u uw liefde voor hem liet blijken, dat alles getuigt van persoonlijkheid en durf.
Er klinkt berusting en teleurstelling uit de woorden die u wijdt aan uw huwelijk met monsieur De Charrière, dat zoveel minder gepassioneerd is dan uw relatie met Hermenches. Maar was het niet juist de afstand die u van Hermenches scheidde, het onvervulde, dat de hartstocht voedde? Hoe zou uw leven zijn verlopen als u met hém was getrouwd of met Bellegarde? Zou de passie stand hebben gehouden?
Ach, ik spreek naar ik verstand heb. Hoewel ik voor de buitenwereld de indruk maak een rationele vrouw te zijn, die haar leven in de hand heeft, word ook ik voortgedreven door emoties. Carel Victor Gerritsen, ik schreef u al over hem, neemt een steeds grotere plaats in mijn gedachten en gevoelens in. Ons contact hoeft zich gelukkig niet te beperken tot een briefwisseling, wij zien en spreken elkaar regelmatig. Maar precies wat u begeerde, een intenser contact, daar aarzel ik over. Wil ik mijn leven volkomen met hem delen? Eén ding is zeker: een huwelijk voor de wet zal ik niet aangaan. Ik zou alleen in vrijheid met hem kunnen leven, in hetzelfde huis wellicht, maar ieder in zijn eigen vertrekken. Verder zou ik niet gaan, uit vrees mijn onafhankelijkheid te verliezen. En mijn beroep, waar ik mij met hart en ziel aan wijd, zou ik nooit opgeven, ook omdat het mijn financiële zelfstandigheid garandeert. Ik ben er diep van doordrongen dat de sociale gevolgen van een vrij huwelijk niet gering zouden zijn. Ik plaats mij letterlijk en figuurlijk buiten de wet. En het brengt ook op ander vlak een complicatie met zich mee. Hoewel mijn vele werkzaamheden, - ik strijd de laatste tijd ook voor het verwerven van kiesrecht voor de vrouw -, mij zeer in beslag nemen, kan dit mijn verlangen naar kinderen niet onderdrukken. Het brengt mij in verwarring, ook omdat ik niet weet of ik kinderen geboren zou willen laten worden in een vrije relatie. Zelf kan ik de de maatschappelijke afwijzing verdragen, maar mag men ook kinderen daaraan blootstellen?
U schrijft dat u kinderloos bent gebleven. U zegt niet wat daar de reden van is. Mogelijk betreurt u het. In mijn praktijk zie ik het tegenovergestelde. Ik word geconfronteerd met de problemen van
| |
| |
vrouwen die juist te veel kinderen krijgen en daaronder lijden. Hun lichaam kan de vele zwangerschappen niet verdragen en voor veel gezinnen is het grote kindertal ook financieel een te zware last.
Nog niet zo lang geleden is hier in Amsterdam een vereniging opgericht die er naar streeft echtparen te helpen niet meer kinderen te krijgen dan zij wensen. Zowel Gerritsen als ik zijn daar nauw bij betrokken en aan veel vrouwelijke patiënten kan ik sinds enige tijd een hulpmiddel voorschrijven, dat zwangerschap voorkomt. Ook dit levert mij naast dankbaarheid, veel hoon en weerstand op.
Men zegt mij soms dat ik de weg geëffend heb voor vrouwen die een universitaire opleiding willen volgen. Dit is niet onwaar, maar in veel opzichten ging u mij voor. Uw scherpe geest, uw eigenzinnigheid en, ja, zelfs uw onconventionele relatie met Hermenches bewijzen dat ook vrouwen vóór mij het waagden zich te verzetten.
Het is mij een vreugde u dat te kunnen schrijven en u ervoor te bedanken.
Uw Dr. Aletta H. Jacobs
Nelleke Noordervliet en Inge de Wilde schreven deze ‘briefwisseling’ tussen Belle van Zuylen en Aletta Jacobs voor de studiedag ‘Vrouwen en Wetenschap’ van de landelijke Werkgroep Universiteitsgeschiedenis, die op 8 december 2000 werd gehouden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
|
|