Biografie Bulletin. Jaargang 10
(2000)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Hoeveel waarheid zit er in de leugen?
| |
De leugen regeertDe avond voor de presentatie van het boek in het Theater Instituut Nederland onthulde Felix Meurders in het televisieprogramma De leugen regeert dat E.D. Dekker en Hans van den Bergh één en dezelfde persoon zijn. Volgens het goed journalistieke principe van hoor en wederhoor kwam Van den Bergh zelf in beeld. Hij liet weten dat het natuurlijk nooit de bedoeling was geweest dat zijn enigszins pretentieuze pseudoniem op deze manier onthuld werd. Maar dat hij | |
[pagina 196]
| |
in de bewuste column zijn eigen boek aangeprezen zou hebben, was natuurlijk onzin. Het boek was voor meer dan negentig procent van de vorig jaar overleden Vogel. Hij had het materiaal alleen maar bewerkt, gestroomlijnd. Als E.D. Dekker was hij in het geheel niet geïnteresseerd in ‘alle bijzonderheden over het leven van favoriete schrijvers’. Hem ging het alleen om het werk. Maar, zo had hij in zijn column gezegd, ‘de hedendaagse lezer (en tv-kijker) is er blijkbaar dol op door het sleutelgat te kunnen gluren naar het leven van andere mensen en het maakt dan niet uit of het om beroemde schrijvers gaat of om bewoners van het Big Brother-huis.’Ga naar eind4 En dus had zijn alter ego ervoor gezorgd dat de lezers en bewonderaars van Schmidt aan hun trekken kwamen wat persoonlijke details en smeuïge uitspraken betreft. Of de moeder van Pluk, Minoes, Abeltje en Otje de Big Brother-positie die Van den Bergh haar toekent, zou waarderen, valt te twijfelen. In de inleiding op het boek stelt Van den Bergh: ‘Een volledige biografie in de academische zin is dit boek niet geworden. Aan diepgravende analyses van centrale motieven in het werk en aan persoonlijke interpretaties was Vogel niet toegekomen. Annie Schmidt was hem daar waarschijnlijk dankbaar voor geweest: zij had een hekel aan bemoeizieke uitlegkunde.’ Absoluut waar, maar is het niet de taak van de biograaf althans een poging tot interpretatie te ondernemen? Vogel - en Van den Bergh doet geen poging hem daarin aan te vullen - ‘beperkte zich tot een nauwgezette inventarisatie van wat ze in het theatrale vlak tot stand heeft gebracht en wat mensen die met haar samenwerkten over haar wisten of durfden te zeggen.’ Zo ontstond een liefdevol portret, concludeert Van den Bergh. Maar het tegenovergestelde is het geval. Van den Bergh en de beide uitgevers, het Theater Instituut Nederland en A.J.G. Strengholt's Boeken, hebben het met de afwerking van wat Vogel achterliet niet al te nauw genomen. Bij de presentatie van het boek werd weliswaar gesteund over de geuzenarbeid die velen hadden verricht, maar het resultaat laat op allerlei fronten te wensen over. | |
Ontbrekende bronnenWie wil weten wie wat wanneer en in welke omstandigheden of periodieken heeft beweerd, moet het doen met de door Jan de Kater, Vogels levensgezel, samengestelde lijst van personen en instanties die Vogel raadpleegde. Op concrete punten ontbreekt die verwijzing, met als gevolg dat er van alles beweerd kan worden wat niet klopt. Bij voorbeeld dat Annies schrijftalent bij Het Parool uit het niets te voorschijn kwam, terwijl ze voor ze daar in dienst trad toch verschillende pogingen tot publiceren had ondernomen. Niet alleen het gedicht ‘Leeszaal’ dat in 1938 in het protestants-christelijke Opwaartsche wegen verscheen, is daar een bewijs voor. Als bibliothecaresse en lang daarvoor had Schmidt verschillende keren van zich doen horen. En was het niet zo dat haar moeder altijd al een schrijfster in haar had gezien?Ga naar eind5 Zelfs een biograaf die de eerste 36 jaar van iemands leven over wil slaan, had moeten reageren op wat Schmidt bij het in ontvangst nemen van de Constantijn Huygensprijs (1987) onthulde: dat ze ‘in 't diepst van haar | |
[pagina 197]
| |
Annie M.G. Schmidt tijdens een signeersessie, 1986. Links aan tafel zit Renate Rubinstein.
gedachten’ altijd naar erkenning had verlangd, maar bang was geweest niet goed genoeg te zijn. In Wacht maar tot ik dood ben staat dat Annie Schmidt al medewerkster van het illegale Parool was voordat ze er na de bevrijding kwam werken, ‘doordat ze het blad in de oorlog al eens van een strijdbaar gedicht had voorzien’. Een bron voor die bewering blijft achterwege. Die is er dan ook niet. Er stond ooit een strijdbaar gedicht in De Blaasbalg, een blad van de stichting ‘Weest op Uw hoede’ dat in 1939 huis aan huis is verspreid met het oog op de Statenverkiezingen van dat jaar. Het blad wilde een tegenwicht bieden aan het antisemitisme, nationaal-socialisme en fascisme, en stond onder redactie van Van Heuven Goedhart, de latere hoofdredacteur van Het Parool. Met de Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen (het illegale Parool) had De Blaasbalg niets van doen. Nu heeft Schmidt op dit punt voor de nodige mystificatie gezorgd door de ene keer dit en de andere keer dat te beweren, maar in een biografie gaat het om de feiten. Van den Bergh en de beide uitgevers hebben de controleerbaarheid daarvan kennelijk niet belangrijk gevonden. Uitspraken van de gebiografeerde zijn geciteerd ‘zonder dat haar vinnige en autoritaire trekjes zijn weggeschminkt’, aldus Van den Bergh in zijn inleiding. Dat is mooi, maar even waar is dat nergens geprobeerd is die uitspraken te duiden of af te zetten tegen haar daden, omstandigheden of opvattingen. De lezer mag zelf uitzoeken wat de relevantie van de verschillende uitspraken is. Een demo- | |
[pagina 198]
| |
cratische aanpak? Wacht maar tot ik dood ben is geschreven door en voor intimi. Op pagina 27 wordt gemeld dat het eerste programma van journalistencabaret ‘De Inktvis’ besluit met het ‘Inktvissenlied’ zonder dat de lezer iets te weten komt over inhoud of strekking van dat lied. Dat de daarop volgende zin: ‘Er wordt doorgaans op uitnodiging opgetreden, maar niet op elke uitnodiging ingegaan’ niets met de voorgaande te maken heeft, hebben bewerker en/of redacteur kennelijk niet opgemerkt. Op pagina 44 van het boek duikt voor het eerst de naam John de Crane op. ‘John de Crane vond alles wat ze maakte goud, maar voor Sonneveld en zijn vrienden was Annie Schmidt niet heilig - zoals ook bijna niemand dat voor háár was, ofschoon ze een grenzeloze bewondering had voor Duitse schrijvers als Erich Kästner of Kurt Tucholsky.’ Dat de niet ingevoerde lezer enige informatie behoeft over wie of wat De Crane is, moet de bewerker/bezorger ontgaan zijn. Wat de verbinding tussen genoemde personen - De Crane, Sonneveld, Schmidt, Kästner en Tucholsky - zou kunnen of moeten zijn, kan ook de lezer die thuis is in de Schmidtkunde niet uit de gebruikte verbindingswoorden afleiden. Dat dezelfde woorden in kort bestek hinderlijk vaak voorkomen en onterechte voegwoorden, tegenstrijdige opmerkingen, verwarrende sprongen in de tijd of onnozele herhalingenGa naar eind6 niet zijn weggepoetst, is ergerlijk maar overkomelijk. Maar kromme zinnen als ‘Nadat het cabaret uit de beslotenheid van personeelsavondjes was gebroken, vielen ogenblikkelijk cabaretiers als Wim Sonneveld en Wim Kan voor haar talent.’ (p. 28) of ‘Het was het momént en het was het gemeenschappelijke verleden, dat de ideale uitgangspositie bleek te zijn voor tekstschrijfster Annie Schmidt’ (p. 17) zijn een regelrechte belediging aan het heldere proza van de geportretteerde. | |
TreurigHet mag juist zijn dat Jenny Arean Schmidt in haar laatste jaren nog één keer over had weten te halen iets op papier te zetten voor haar theaterprogramma Iemand moet het doen, als bewijs voor die bewering een tekst uit 1954 opvoeren (uit de bundel Weer of geen weer), is op zijn minst merkwaardig. Dergelijke missers kunnen alleen verklaard worden uit het feit dat jaartallen zoveel mogelijk vermeden zijn en uitspraken van geïnterviewden niet gecontroleerd. Ook die slordigheid past bij Schmidt. Zelfs over haar naam was ze onduidelijk. De ene keer liet ze zich mevrouw Van Duijn noemen, de andere keer mevrouw Van Duyn, Annie M.G. Schmidt of Annie M.G. Schmidt-van Duyn, maar in een biografie dient de achternaam van echtvriend, levensgezel en zoon toch correct gespeld te zijn. En dat is, zo bezwoer haar zoon mij, Van Duijn met een lange ij. ‘Het ergste wat dan kan gebeuren gebeurde: iemand (Hans van den Bergh) zette de gegevens die Vogel in de loop der jaren had verzameld, de gesprekken die hij had gevoerd, alleen maar bij elkaar. Je wordt er een beetje treurig van,’ schreef Annemiek Neefjes in Vrij Nederland. ‘Een schrijfster die zulke mooie dingen heeft geschreven, wordt hier afgepoeierd met een boek dat weinig | |
[pagina 199]
| |
meer is dan een inventarisatie.’Ga naar eind7 De werkelijkheid is erger. Onder het mom van recht doen aan een te vroeg overleden Paroolmedewerker is iets gepubliceerd dat meer bewerking vereiste dan de stroomlijning die Van den Bergh aanbracht. Bij de presentatie vertelde hij hoe ze de torenhoge stapel computeruitdraaien hadden weten terug te brengen tot 500 pagina's! Maar het boek telt 414 pagina's, waarvan een kleine zestig voor de foto's en veertig voor voor- en nawerk, dat is ruim 300 pagina's tekst. Nu is een dergelijke overdrijving in het licht van de gebiografeerde vergeeflijk, Annie kon er ook wat van. Maar het toont aan hoe uitgevers, kranten, radio, televisie en lezers het zicht op de werkelijkheid makkelijk verliezen als de Moeder des Vaderlands in het geding is. Mijn proefschrift kreeg om die reden een hoeveelheid aandacht die tamelijk ongebruikelijk is voor een wetenschappelijke proeve van bekwaamheid. Het onvoltooide boek van Vogel was al een mediahype voor iemand er iets van had gelezen of gezien. In beide gevallen zijn de nodige katten uitgedeeld want als het om Schmidt gaat, weet elke Nederlander beter. Aan een meer dan oppervlakkige vergelijking van beide boeken heeft niemand zich gewaagd. Uit het moment waarop de vondst van enkele liefdesbrieven van Annie M.G. Schmidt bekend is gemaakt - een week voor de lancering van Wacht maar tot ik dood ben - blijkt dat de voorbereiding op een volgende mediahype al in gang is gezet. De erven zouden nu een persoonlijker biografie willen waar het allemaal in staat. Annejet van der Zijl, die dat moet realiseren, liet alvast weten dat die brieven ‘het beeld van een nuchtere, Hollandse oma, van de vrouw met een zekere afstandelijke humor’ zullen nuanceren. Waar dat beeld vandaan komt? Niet uit Schmidts werk, niet uit haar nalatenschap, niet uit Doe nooit wat je moeder zegt of Wacht maar tot ik dood ben. Het is de truc die Van den Bergh ook hanteerde: zelf een beeld creëren waar je je vervolgens tegen af kunt zetten. Arme Annie. Het onderzoek naar haar schrijverschap werd behandeld als een biografie, de door haar geautoriseerde biograaf kwam niet verder dan een verzameling wetenswaardigheden. Annejet van der Zijl mag het op grond van die liefdesbrieven allemaal anders en beter doen.
Hans Vogel: Wacht maar tot ik dood ben; Annie M.G. Schmidt: haar leven en werk voor theater, radio en tv. Theater Instituut Nederland/A.J.G. Strengholt's Boeken, 414 p. fl 49,90 |
|