de tekst integraal uit en ga arrangeren,’ aldus haar toelichting op haar werkwijze. Een vorm van Oral history waar de startvoorwaarden redelijk gunstig voor waren.
Mischa de Vreede ontmoette Edgar Vos voor het eerst in een talkshow waar bekende Nederlanders over hun jeugd in Japanse interneringskampen kwamen vertellen. Dat leverde veel herkenning en een gevoel van verwantschap op. Maar hoe en waarom deze basis voor betrokkenheid moest omslaan in een onafgebroken zoektocht naar overeenkomsten is me niet duidelijk geworden. Bijna wanhopig wijst De Vreede op gelijkenissen in loopbaan, karaktereigenschappen of creativiteit. Zijn terloops spelen met randjes bont bij voorbeeld lijkt precies op haar spelen met woorden. Ze zijn alle twee ijdel en hebben alle twee oog voor details. Ze constateert verwantschap in tastzin, zowel sensueel als visueel, in behoefte aan schoonheid en waardering etc. Het woord ‘ook’ komt opvallend vaak voor. En hoewel hun levens overeenkomen ‘zoals de afdruk van een foto lijkt op zijn negatief’, - nogal verschillend dus - weet De Vreede ze toch steeds op elkaar te betrekken. ‘Jouw leven zit in dit boek van mij zoals mijn lijf in dat pak van jou zit.’
Had De Vreede vastgehouden aan haar oorspronkelijke uitgangspunt - omwille van de noodzakelijke betrokkenheid zou ze Edgar Vos iets beeldigs voor haar laten maken - dan had ze vast en zeker een informatief boek over de ontwerper van draagbare mode hebben kunnen leveren. ‘Hoe dat in zijn werk ging, zou ik beschrijven en dan kon ik terloops ook zijn beroep en zijn loopbaan belichten. Ik zou persoonlijk betrokken zijn maar geen al te diepgravende vragen hoeven te stellen; ik zou zijn verleden ondergeschikt kunnen maken aan zijn métier.’ Maar dat uitgangspunt was niet genoeg. Door beider vakmanschap uit te buiten zou er dubbele creativiteit ontstaan. Dat dan ook hun ijdelheid zou verdubbelen, was een risico dat Mischa de Vreede niet heeft weten te vermijden. De verweving van hun beider levens in het kader van de mode-ontwerper is een constant vertoon van kunstmatigheid. Want zijn niet alle mensen onzeker? Willen niet alle mensen aardig gevonden worden? En hebben niet velen last van hun moeder, hun vader, een overleden broer, eenzaamheid? Niet die verschijnselen als zodanig zijn interessant en ook niet de vaststelling dat zowel Vos als De Vreede ermee worstelen, maar de zoektocht naar oorzaak en gevolg, de verbinding tussen personen en culturen, tussen binnen- en buitenkant. En die verbindingen ontbreken nagenoeg.
Het aardigste deel van de ‘biografie’ van Vos zijn de foto's en de uiteenzettingen over het modevak, zijn keuze voor stoffen, zijn positie in de haute couture. Verrassend zijn de opvattingen van de mode-ontwerper over de behoefte van vrouwen zich mooi en ‘senang’ te voelen. Zijn door Mischa de Vreede bewonderde vertelkwaliteiten heb ik niet kunnen ontdekken. Maar het grootste gemis is toch dat het pak dat Mischa de Vreede aangemeten krijgt en dat de rode draad had moeten vormen in de levensbeschrijving van Edgar Vos,