Biografie Bulletin. Jaargang 10
(2000)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Indikkende beeldvorming
| |
[pagina 70]
| |
gende wereldburgers voortdurend wordt overschat.Ga naar eind3 Lady Diana is daarvan een in het oog springend voorbeeld. Een enquête kan een manier zijn om te achterhalen welke gezichten het laatste jaar het vaakst via de massamedia te zien waren. Het is zeker niet de beste manier om te achterhalen wie welk stempel heeft gezet. Is dat eigenlijk te achterhalen? In dit verband denken we al gauw aan figuren als Hitler, Stalin, Churchill en Roosevelt. Maar de problematiek is veel ruimer. Het gaat in de geschiedschrijving immers niet per definitie over wereldschokkende gebeurtenissen, oorlogen en omwentelingen. Het gaat ook al lang niet meer uitsluitend over politiek. Dezelfde vraag naar het stempel, de invloed van personen op historische processen, dient zich aan op terreinen als die van de economie, wetenschap, kunst, literatuur, sport, mode, enzovoort. | |
TautologieToch is er verschil. In zijn zojuist aangehaalde lezing maakte Von der Dunk een onderscheid tussen de grootheid van kunstenaars en die van staatslieden. Het werk van de kunstenaar bestaat tot op zekere hoogte los van de omgeving en kan op zichzelf beoordeeld worden. Het werk van de staatsman kan dat strikt genomen nooit. Je kunt een groot kunstenaar of geleerde zijn op een verborgen zolderkamertje, onafhankelijk van bijval. Maar een groot staatsman kan nooit postuum worden ontdekt. Zijn activiteit is per definitie afhankelijk van een nationale respectievelijk internationale, een economische, een politieke constellatie. ‘Die constellatie beperkt niet alleen zijn mogelijkheden maar zij is ook zijn inspiratiebron. (...) Wat is hier het materiaal, het object? wat het subject, de bewerker van de stof? Er is een ondoorgrondelijke wisselwerking en verstrengeling tussen beide. (...) Een staatsman heeft succes omdat hij kennelijk qua persoon en talent precies is uitgerust voor zijn tijd en situatie. We komen nooit veel verder dan deze tautologie.’Ga naar eind4 De vraag wat er gebeurd zou zijn als deze grote staatsman er toevallig niet geweest was laat zich nooit afdoende beantwoorden. ‘In hoeverre hij (...) alleen maar versnelt en voltooit wat toch al had zullen gebeuren, omdat de algemene ontwikkeling in diezelfde richting ging, óf dat hij door zijn ingrijpen andere reële mogelijkheden blokkeert, blijft het ondoorgrondelijke geheim, waar alle historici zich altijd weer de tanden op stukbijten.’Ga naar eind5 ‘Tautologie’, ‘ondoorgrondelijk geheim’: het ziet er somber uit, in elk geval voor de historicus of biograaf die de politieke geschiedenis als zijn werkterrein kiest. Al eet hij zich ongans aan bronnen en interviews, nooit zal hij de proef op de som kunnen nemen. Nooit kan hij vaststellen hoe de geschiedenis verlopen was wanneer deze man of vrouw er niet geweest was. Nooit zal hij dus ook het gewicht van hun rol kunnen bepalen. Hoezeer onze kennis van bijvoorbeeld het Derde Rijk nog zal toenemen, altijd zal er ruimte blijven zowel voor interpretaties die de rol van Hitler accentueren als voor interpretaties waarin de collectieve verantwoordelijkheid van het Duitse volk meer gewicht krijgt. Von der Dunks scepsis geldt overigens niet zozeer de mogelijkheid tot begrip van historische crisissituaties. Als ik het goed zie geldt ze vooral de mogelijkheid | |
[pagina 71]
| |
het aandeel van de enkeling in dergelijke situaties te isoleren, dat aandeel om zo te zeggen los te weken uit de constellatie, die individuele invloed afzonderlijk en met enige precisie te meten, te wegen. De verleiding dat af en toe toch te proberen, blijft intussen groot. Mensen spelen nu eenmaal graag met de ‘the might-have-beens of history’Ga naar eind6. Wat zou er gebeurd zijn als Roosevelt de verkiezingen van 1940 had verloren? Dan was, zo meent Van Rossem, de Tweede Wereldoorlog niet fundamenteel anders verlopen. Maar als nu eens Hitler in 1938 of 1939 om het leven was gekomen? Dan had het verloop van de wereldgeschiedenis wel eens heel anders kunnen zijn. Zinloos gespeculeer? Niet per se. Een soortgelijke stelling is te vinden in een van de beste biografieën die ik ken: die van Sebastian Haffner over Churchill.Ga naar eind7 Oppervlakkig gezien lijkt het een anti-Churchill-boek. Haffner betoogt dat de politiek Churchill eigenlijk niet lag; dat de latere kampioen van het democratische westen in de jaren twintig in wezen een fascist was; dat Chamberlains appeasementpolitiek in een aantal opzichten eigenlijk veel rationeler was dan Churchills verzet daartegen. | |
ScepsisHet boek, en Churchills loopbaan, bereiken echter allebei hun hoogtepunt in het jaar tussen juni 1940 en juni 1941. Churchills grootheid lag niet alleen in zijn vastberadenheid door te vechten tot elke prijs, maar ook en vooral in de manier waarop hij die particuliere obsessie als het ware oplegde aan zijn land. Terwijl zijn landgenoten nog uitsluitend dachten aan het redden van Engeland,Sir Winston Churchill
stond voor Churchill al vast dat de nazitirannie voorgoed gebroken moest worden; Engelands zelfstandige voortbestaan was daaraan ondergeschikt. Door alle prominente appeasement-politici uit te schakelen, zichzelf op te werpen als generalissimus, van Engeland via een meedogenloos doorgezette industriële mobilisatie in nauwelijks een half jaar een tot de tanden bewapende vesting te maken (en een bankroete staat), en bovendien in een particuliere correspondentie met Roosevelt, met voorbijgaan van alle diplomaten, ministers en parlementen, de Engels-Amerikaanse alliantie te smeden, schiep hij de voorwaarden voor Duitslands nederlaag. ‘Zonder Churchill zou Hitler hebben gewonnen’, poneert Haffner ronduit. Niet vaak laat een historicus zich zo resoluut uit over de verhouding tussen constellatie en individu. De scepsis van Carr en Von der Dunk | |
[pagina 72]
| |
spreken mij aan; die herken ik. Maar Haffners visie, hoezeer die misschien ook herinnert aan ‘the Bad King John theory of history’ spreekt mij óók aan. Natuurlijk, zijn uitspraak over wat er gebeurd zou zijn als Churchill er niet geweest was - ‘zonder Churchill zou Hitler hebben gewonnen’ - is strikt genomen even onbewijsbaar als onweerlegbaar. Vriendelijk gezegd: het blijft een hypothese. Iets minder vriendelijk gezegd: het is een speculatie. Maar het is geen wilde speculatie. Het is de speculatie van een gewetensvol vakman die zich in zijn onderwerp heeft verdiept; en van wiens werk een grote overtuigingskracht uitgaat. Niet louter omdat hij ‘over een goede pen beschikt’, maar omdat hij greep heeft op de stof. Omdat hij datgene wat Von der Dunk noemt de ‘ondoorgrondelijke wisselwerking en verstrengeling’ tussen individu en constellatie, toch tracht te doorgronden. Het is juist met deze speculatie dat Haffner de vraag naar Churchills historische betekenis van een relevant antwoord voorziet. En dat is wat toch eigenlijk elke lezer wenst: niet alleen vragen, maar ook antwoorden. Als het geen honderd procent bewijsbare antwoorden kunnen zijn, dan toch in elk geval steekhoudende, plausibele, en daardoor relevante antwoorden. Overtuigend zijn ze in Haffners geval niet in de laatste plaats omdat uit de rest van zijn biografie blijkt dat hij ook de beperkingen van deze grote man scherp ziet; dat hij van de held van zijn boek geen halfgod maakt, geen al-beweger en evenmin de ‘belichaming’ van zijn land of zijn tijd of van wat dan ook. Want dat gevaar ligt altijd op de loer. Niet alleen bij staatslieden, ook waar het gaat om kunstenaars en schrijvers. Voor Austen-biograaf en -bewonderaar David Cecil belichaamt Jane Austen de achttiende eeuw. Voor Jan Fontijn is Frederik van Eeden het prototype van de ‘fin-de-siècle-mens’. Max Brod schilderde Franz Kafka als een soort heilige. Annie Cohen-Solal riep Sartre en De Beauvoir uit tot de trendsetters van de twintigste eeuw. Juist biografen zijn geneigd de betekenis en de representativiteit van de persoon over wie zij schrijven te overdrijven.Ga naar eind8 Toch is overdrijving altijd nog beter dan dat zij, uit goedbedoelde voorzichtigheid of uit principe, elke impliciete of expliciete uitspraak over die betekenis ontwijken; of erger nog, de lezer vervelen met ouwe koek over de onkenbaarheid van de mens en het verleden. Aan het eind van zijn essay ‘Sporen’ wijst Carlo Ginzburg op het dilemma waarin de menswetenschappen sedert Galilei verkeren. ‘Of ze aanvaarden een wetenschappelijk zwakke status om daarmee relevante resultaten te bereiken, of ze voorzien zich van een wetenschappelijk sterke status en komen tot resultaten die niet veel voorstellen.’Ga naar eind9 Zodra we relevante uitspraken willen doen over unieke situaties, onherhaalbare combinaties van omstandigheden (en andere situaties doen zich in de geschiedenis nu eenmaal niet voor) zijn we aangewezen op primitieve meet- en weeginstrumenten als ‘een goede neus, een scherp oog, intuïtie’. Waar zekerheid niet te krijgen is, moeten we een zintuig ontwikkelen voor het mogelijke, het vermoedelijke, het waarschijnlijke. Dat geldt per definitie voor de biograaf. Een beroep op intuïtie kan natuurlijk nooit een excuus zijn voor flodderig bron- | |
[pagina 73]
| |
nenonderzoek. Integendeel, die intuïtie ‘ontwaakt’ pas en scherpt zich in en door dat onderzoek, in en door het schrijven. Pas daar, onderweg dus, ontstaat en groeit het vermogen tot inleving (niet te verwarren met identificatie), inleving niet alleen in de hoofdpersoon, maar ook in de mensen om hem heen; niet alleen in de enkeling, ook in de constellatie. Jan Romein noemde de biografie ‘fundament en kroon der geschiedenis’.Ga naar eind10 Zoals we zagen was Edward Carr sceptischer. Toch deed die scepsis hem de biografie niet verwerpen. Sommige biografieën leverden volgens hem wel degelijk een serieuze bijdrage aan de geschiedenis. Op zijn eigen terrein, de geschiedenis van Sovjet-Rusland, noemde hij Deutscher's biografieën van Stalin en Trotski als ‘outstanding examples’.Ga naar eind11 Dat uitgerekend Isaac Deutscher (1907-1967), zelf een fel antistalinist van het eerste uur, in staat bleek over beide genoemde figuren klassiek geworden biografieën te produceren, is opmerkelijk - en stof tot nadenken voor hen die in de relatie tussen biograaf en gebiografeerde graag een soort symbiose zien. Zelf noemde Deutscher zijn boek over Stalin ‘a portrait which shows Stalin en face as the descendant of Lenin and in profile as the descendant of Ivan the Terrible’.Ga naar eind12 Wie dat schrijft pleegt ongetwijfeld ‘indikkende beeldvorming’. Maar wie het in zeshonderd bladzijden ook waar maakt, levert een ijzersterke bijdrage niet alleen aan het genre van de biografie, maar ook aan de geschiedschrijving. |
|