het werk vanuit het leven en vice versa. ‘It is vulgar to read music as a simple translation of its composer's moods or a literal response to private events. (...) Without independent biographical information, one cannot legitimately draw a direct connection between life and work. (...) We know this much: Mozart was not permanently despondent (...) but, ever more obtrusively in those years, the ground tone of his life became that of the viola.’
Gay's boek verscheen in een nieuwe reeks van korte biografieën waarin de visie van de biograaf minstens zo belangrijk is als de informatie over de gebiografeerde. Omdat hij dientengevolge leven en werk onmogelijk uitputtend kon behandelen, maakte hij van de nood een deugd: hij stelde zijn visie voorop.
Gay schreef dit boek omdat hij Mozart kon en wilde inlijven bij zijn levensvisie. Daarmee plaatste hij zichzelf ook in Mozarts receptiegeschiedenis. Over Mozart bestaan chronologisch gesproken en zeer drastisch samengevat drie visies. De eerste (die Gay niet noemt) bestond tijdens Mozarts leven en zag Mozart bovenal als een moeilijk componist die juist daarom niet veel succes had, ook al erkende iedereen hem als de allergrootste. Door dit te verzwijgen, onthult Gay veel over zichzelf. Mozart was enerzijds (wat Gay wel noemt) als maatschappelijk wezen een burger en anderzijds (wat Gay niet noemt) als kunstenaar een aristocraat, die dat van zichzelf ook wist en die dat anderen ook deed voelen. Die tweezijdigheid bracht Mozart veelvuldig in conflict, onder andere met zijn vader die in beide opzichten een burger was. Mozart lijkt mij meer aristocraat dan bourgeois, Gay lijkt mij eerder burger dan edelman.
De tweede visie, dominant in de vorige eeuw en onder meer verdedigd door Robert Schumann en fel aangevallen door Peter Gay, maakte Mozart tot een engel en een toonbeeld van gratie en eenvoud die bij wijze van uitzondering enkele onbegrijpelijke duistere werken op papier had gezet. De derde, die opkwam rond 1920 en waaraan namen verbonden zijn als Abert, Hildesheimer en Rosen, benadrukt juist die duistere kanten en daarmee de dramaticus die klassieke vormen nodig had om zijn onrustig temperament in bedwang te kunnen houden. Met deze derde voelt Gay zich het meest verwant.
Gay kent deze receptiegeschiedenis goed en weet precies wat hij ermee wil. Zijn uitvoerige bibliografie opent begrijpelijk met de oudste biografie uit 1798 en vervolgt even begrijpelijk met een van de meest recente, opgesteld in 1995 door een psychoanalyticus. Pas op de derde bladzijde treffen we studies aan over het werk, te beginnen met de opera's.
Wie het boek primair leest als een eerste kennismaking met Mozart en moet het meteen in huis halen. Tegenover een zeer selectieve behandeling van het werk staat wel een liefde voor de muziek. Vergeleken met zijn eerdere, lijvige biografie over Freud is Gay voorzichtiger geworden met verklaringen, is hij meer in staat het leven en werk op te vatten als zelfstandige fenomenen en blijkt hij ook in een korte biografie een boeiend en samenhangend portret te kunnen geven.
Peter Gay, Mozart, uit de reeks Penguin Lives. Viking, 1999, 177 blz. fl. 49,50.