de een haast neurotische angst om niet voor het voltooien van het boek ten prooi te vallen aan ziekte, dood en rampspoed en het daardoor niet af te krijgen. Ik durfde bijna niet in een vliegtuig te stappen.
Zowel tegenover de familie als tegenover de uitgever vond ik dat ik het moest afmaken. De laatste stond vanaf het begin zo positief tegenover mijn project. We hadden elk half jaar een voortgangsgesprek, maar hij heeft mij nooit opgejaagd. Hij had een sympathieke betrokken houding.
Ik had wel een inleverblokkade. Voor mij is iets niet snel af en ook bij dit boek had ik dat gevoel. En dan het idee dat iemand anders zich met je werk gaat bemoeien. Die komt dan met allerlei suggesties, waarvan ik onrustig werd.
Toen bij mijn moeder ouderdomsleukemie werd geconstateerd, was ik aan mijn laatste hoofdstukken bezig. We hadden afgesproken dat ze het pas zou lezen als het in de winkel zou liggen, maar in paniek heb ik haar toen toch alles wat ik al af had voorgelezen, omdat ik de gedachte niet kon verdragen dat ze het niet meer zou meemaken. Gelukkig is het allemaal meegevallen. Ze is nog op de been en heeft intens genoten en meegeleefd. Zij is de jongste dochter van Van Suchtelen uit het tweede huwelijk en het is curieus dat mijn boek veel nieuws voor haar bevatte.
Eigenlijk zou je zo'n biografie iedere tien jaar moeten herschrijven en aanvullen. Net als een pianist, die dezelfde Beethovensonate een paar keer tijdens zijn leven opneemt. Elke keer met een andere interpretatie en opvatting.’
Heb je voor de toekomst nog biografische plannen?
Ik wilde altijd een roman schrijven. Daar moet het nu maar eens van komen. Ik heb een mooi thema om uit te werken. Overigens heb ik een nieuw gedichten-manuscript klaarliggen, waar ik graag iets mee wil doen. Aan een biografie begin ik niet meer. Hoogstens nog een artikel over de schrijfster Marie Schmitz, met wie Van Suchtelen bevriend was. Een uitloper van dit boek dus.
Biograferen is mij in het laatste stadium enigszins gaan tegenstaan, vanwege de onmacht die ik voelde bij al dat gewroet in andermans leven en al die moeite die het kost om ergens achter te komen. En dan nog de pretentie: wie ben ik dat ik dat allemaal over een ander durf te beweren? Als ik zie hoe we wel of niet bewust in ons eigen leven manipuleren, onze obscure momenten wel of niet aan onze omgeving meedelen, dan denk ik: hoe zorgvuldig je ook te werk gaat, als biograaf moet je je ijdelheid afleggen en je vooral niet verbeelden dat je het allemaal zo goed weet. Het blijft reconstrueren, je komt er nooit helemaal achter. Je zoekt de scherven bij elkaar en probeert de vaas weer in elkaar te zetten, maar er zullen altijd scherven ontbreken. Dat geldt zeker voor mijn boek.
Esther Blom, De vlam van het menselijk denken, Nico van Suchtelen (1878-1949), Wereldbibliotheek. Amsterdam, 1999, fl. 39,50.