Biografie Bulletin. Jaargang 9
(1999)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
Verlaten en verlaten worden
| |
[pagina 253]
| |
ke documenten - Schwegman citeert wel brieven en opmerkingen van Montessori zoals die bij Kramer voorkomen - moest dus een andere benaderingswijze gevonden worden. Dat werd die van de ‘omtrekkende beweging’, het reconstrueren van de netwerken waarbinnen haar heldin zich bewoog. Op een aantal punten heeft deze onderzoeksmethode interessant materiaal opgeleverd. Indrukwekkend is de reconstructie van de omstandigheden waarin de kleine Montessori zich ontwikkelde tot een heldin die andere keuzen maakte dan wat aan het eind van de negentiende eeuw gebruikelijk was voor jonge meisjes uit de betere, liberale kringen van Noord-Italië. Op twaalfjarige leeftijd - we schrijven dan 1882 - liet Montessori haar ouders weten dat ze naar de Rijks Technische School wilde om ‘ingenieur’ te worden en zo actief betrokken te raken bij de inrichting van een nieuwe wereld. De oorzaak voor dergelijke ‘grensoverschrijdende’ stappen zoekt Schwegman in de omstandigheden thuis. Een vader die een hoge functie had op het ministerie van financiën, weinig tegenspraak duldde en militaristische normen en waarden koesterde. Een moeder die diep religieus was maar ook gericht op de buitenwereld en hongerde naar kennis. En een oom, Antonio Stoppani, die diepe religiositeit paarde aan een vaardige pen, reislust en publieke optredens. Of Maria Montessori deze oom ooit ontmoet heeft, is niet bekend. Wel dat haar moeder zich op een aantal punten door hem heeft laten adviseren, zodat het niet onmogelijk geacht moet worden dat iets van zijn geest in de houding van de moeder jegens de dochter is doorgedrongen. In die zin is de omtrekkende beweging naar de oom relevant. Het daadwerkelijk benoemen van overeenkomsten tussen Maria en haar oom, zoals Schwegman doet, lijkt mij echter te suggestief. ‘Terwijl beroemde leermeesters van Maria als Giuseppe Serge en Cesare Lombroso boeken produceerden die iedere literaire kwaliteit missen, gaf Maria net als haar oom haar wetenschappelijke werk de vorm van een spannend verhaal [...] Beiden hielden bovendien van reizen; ook zochten beiden voortdurend de schijnwerpers van het publieke toneel’ (p. 22). | |
HeldenverhalenAan de paar overgeleverde incidenten over het gedrag van de jonge Maria voegt Schwegman een aantal ‘deformerende’ verhalen (ervaringen die tot verandering leiden) toe die ook in haar theorieën over de opvoeding van het kind terugkeren. Dat van de ‘Wilde van Aveyron’ bijvoorbeeld, het wolfskind dat aan het eind van de negentiende eeuw in de bossen van Zuid-Frankrijk werd ontdekt. Schwegman suggereert dat Montessori's belangstelling voor deze figuur alles te maken heeft met haar opvatting dat kinderen zich staande moeten zien te houden in een levensbedreigende chaos van tegenstrijdigheden. Een tweede belangrijk verhaal is dat van het monster Ombius, de bijnaam voor l'Organizzazione del Male che prede la forma del Bene Imposta dall'ambiente all'Umanità intera con la Suggestione’ (de organisatie van het kwaad dat de vorm aanneemt van het goede en dat door de omgeving aan de hele mensheid wordt opgelegd met behulp van de suggestie). Ombius was | |
[pagina 254]
| |
het instrument waarmee de samenleving en het gezin kinderen op allerlei manieren deformeerden. Schwegman verbindt deze Ombius met de figuur van Blauwbaard, die de ene vrouw na de andere zijn wil oplegt, waarna de overstap naar de situatie van Montessori zelf en de strijd die ze heeft moeten voeren tegen al het duistere dat haar omringde, makkelijker te maken is. Aanvankelijk wekken dit soort omtrekkende bewegingen - er zijn ook verwijzingen naar de bijbel, kunst, literatuur, wetenschap, psychiatrie, feminisme en uitvinders als Bell en Edison -, enige bevreemding. Wordt hier niet wat al te veel aan elkaar geknoopt? Maar naarmate Montessori's visie op kinderen en onderwijs meer contouren krijgt, blijken die verhalen beter op elkaar aan te sluiten en leveren ze de ingrediënten voor een heldenverhaal en de grensoverschrijdende daden die elke held moet verrichten. Van die grensoverschrijdingen brengt Schwegman er vele onder onze aandacht. Maria's verblijf op een door jongens gedomineerde Technische School waar niet eens toiletten waren voor de meisjes. Haar strijd tegen de vader die de keuzen van zijn dochter niet kon waarderen. Het besluit om na haar eindexamen geen wiskunde maar medicijnen, een bij uitstek mannelijk beroep, te gaan studeren en de overwinning van haar zwakte in de snijzaal. Bijna al die ‘keerpunten’ verbond Montessori - en Schwegman volgt haar daar in - met bijzondere ontmoetingen: een volksvrouw en een bedelares, een prostituee of bedelaar, een jonge hoedenverkoopster buiten in het zonlicht, buitenstaanders die in heldenverhalen wel vaker de weg wijzen of een omkeer veroorzaken. Maar ook zonder een beroep te doen op Bettelheim of Adler helpen dergelijke omtrekkende verhalen zicht te krijgen op een vrouw die moeite deed zich als mooi en aardig te presenteren. Dat valt te zien aan de grote hoeveelheid portretten waarop ze zorgvuldig gekleed en gekapt naar buiten treedt. Dat valt te lezen in haar geschriften waarin ze bij herhaling doet voorkomen alsof de Montessorimethode geheel en uitsluitend uit haar eigen koker voortgekomen zou zijn, terwijl dezelfde ideeën door tal van anderen voor haar of in haar tijd zijn ontwikkeld. Ook uit de vele conflicten die ontstonden als mensen in haar omgeving met eigen ideeën of plannen kwamen, valt af te leiden dat Montessori niet zo aardig, meegaand en zacht was als ze probeerde te lijken. In feite duldde ze niemand naast haar. Ze had ‘kapsones’, gedroeg zich als een prima donna, verwaarloosde haar lessen maar incasseerde wel haar salaris, papte aan met iedereen die haar werk en ambities kon ondersteunen, ook Mussolini en de paus, om ze haar rug toe te keren als zij ze als hinderlijk dan wel onbruikbaar begon te ervaren. Eerder opportunistisch dus dan principieel. Door al die ‘omtrekkende verhalen’ bij elkaar begint het beeld van Montessori als hervormster behoorlijk te wankelen. Niet omdat Schwegman haar heldin afvalt of de lucht insteekt, integendeel, ze blijft bewonderenswaardig neutraal, maar omdat de lezer uit die veelheid aan verhalen ‘zijn eigen of een andere waarheid’ kan samenstellen. Dat is een voordeel dat tegelijk een nadeel oplevert: het standpunt van de biograaf ten opzicht van haar | |
[pagina 255]
| |
Maria Montessori begeleidt een kind (foto uit besproken boek)
heldin blijft enigszins ongearticuleerd. | |
Liefdevolle afstandVeel bevreemding wekken Montessori's theorieën over de liefdevolle afstand, het vermogen om afstand te nemen van de eigen emoties en het object van onderzoek zoals dat door de positivistische wetenschapsfilosofie van haar tijd werd geëist. Hoewel die eisen in beginsel een mannelijk karakter hadden, maakt Montessori ze tot de kern van haar opvoedingspraktijk. Een merkwaardige gang van zaken voor iemand die mannen | |
[pagina 256]
| |
en het mannelijke als de eerste schuldigen zag, ‘omdat zij in hun seksuele leven heersers waren en vrouwen onderdrukten door hen tot hun seksuele slaven te maken’ (p. 83). Ieder menselijk wezen, zo heeft ze in alle toonaarden herhaald, heeft de neiging zich ‘moreel’ te verheffen en van die neiging moet de opvoeder gebruik maken door afstand te nemen en het kind zijn eigen keuzen te laten maken. ‘Een menselijk wezen opvoeden is als het wegrukken van de pasgeboren baby van de moederborst’ (p. 80). Geheel strijdig met dat uitgangspunt is dan weer dat kinderen hun eigen keuzen alleen mochten maken binnen de door Montessori met zorg gestructureerde omgeving. Ze had uitgesproken opvattingen over de aankleding van de ruimtes waarin de kinderen van haar Casa dei Bambini dagelijks moesten verblijven, over de voorwerpen op grond waarvan ze konden en mochten ‘leren’ en vooral over ‘de gehoorzaamheid’ aan de leidster. Alleen in de aanwezigheid van een sterke persoonlijkheid konden kinderen hun ware innerlijke stem vinden. Dat klinkt allemaal behoorlijk tegenstrijdig, heerszuchtig en zelfs opportunistisch, maar Schwegman neemt daar geen standpunt over in. De schets van Montesorri's opvattingen en handelen klopt met de liefdevolle afstand die ze hanteerde ten opzichte van haar eigen zoon. Blijkbaar paste het kind dat ze in 1898 van haar collega Giuseppe Montesano kreeg, niet in het plan dat ze voor zichzelf had uitgedacht. In ieder geval heeft ze hem onmiddellijk na zijn geboorte bij anderen ondergebracht. Schwegman verhaalt hoe ze hem van tijd tot tijd ging observeren en hem cadeautjes liet bezorgen. Dat Montesorri zich toch enigermate schuldig of tenminste ongemakkelijk gevoeld moet hebben over deze situatie, valt af te leiden uit het feit dat ze Mario later verteld heeft dat de familie (zowel die van haar als die van zijn vader) haar tot het afstaan van haar zoon had gedwongen. Maar dat verhaal is door de biograaf subtiel gerelativeerd door de verwijzing naar de autobiografische roman van Sibilla Aleramo, een tijdgenote en tijdelijke vriendin van Montessori, waarin de hoofdfiguur uitlegt dat ze haar man en kind wel moest verlaten, wilde ze niet ten onder gaan. Montessori hanteerde een vergelijkbare redenering. Kort nadat ze van haar zoon was bevallen, een gebeurtenis die voor de buitenwereld onopgemerkt bleef, begon ze in het openbaar het idee van het universele moederschap te verkondigen. Ieder kind had eigenschappen die bestudeerd en gerespecteerd moeten worden door de ‘Meester’, zo betoogde ze op een congres in Turijn. Bij die observatie moet die meester zich laten leiden door de ‘liefde die noodzakelijk is om van hem werkelijk de opvoeder der mensheid te maken’. En van deze liefde was de vrouw het universele symbool (p. 68). Zo wist zij het exclusief mannelijke karakter van de medische pedagogie aan het wankelen te brengen en kon ze zich aan hogere doelen wijden dan de opvoeding van haar eigen zoon. Intussen zocht haar eigen ‘gekwetste’ moederziel troost bij de zusters in Bologna en later bij de theosofen en hun opvattingen over de verlichte relatie tussen Meester en Leerling. Met de gedachte van de Meester die zijn leerling inwijdt | |
[pagina 257]
| |
in de hogere waarheid, een gedachte die al door Seguin was ontwikkeld, heeft ze haar opvoedingsmethoden vervolgens verfijnd. Hij zal ook van invloed geweest zijn op de stiltespelletjes die kinderen tot ‘spontane’ overgave aan de leidster dwongen. Het idee dat een kind zich ook zonder de directe en door egocentrische verlangens gevoede bemoeienis van de moeder kon ontwikkelen, moet een pleister op de wond van haar eigen moederschap zijn geweest. In ieder geval getuigt ze in haar boeken herhaaldelijk van ‘trouw aan het theosofische credo dat een hoger bewustzijn wordt geboren uit de fusie van wetenschappelijke kennis en kennis van het eigen innerlijke leven’ (p. 101). Zoon Mario heeft die innerlijke kennis kennelijk gehad want op vijftienjarige leeftijd voegt hij zich bij zijn moeder. Hoe en waarom dat gebeurde, is onbekend. Vanaf dat moment wijkt hij niet meer van haar zijde, ontwikkelt hij een indrukwekkende kennis van vreemde talen en wordt hij haar ‘personal manager’ voor de verkoop van haar methode en op haar reizen naar Amerika, Nederland, Spanje en India. Daarmee is Mario het levende bewijs van de theorie dat een kind zichzelf kan opvoeden. | |
Afstand van het positivismeVerhelderend is de plaatsing van Montessori's daden en opvattingen in het kader van het positivisme. Wat zij als studente leerde over de noodzaak van observatie en daadwerkelijke confrontatie met het voorwerp van onderzoek, heeft ze haar hele leven voortgezet. Het observeren van de kinderen die aan haar of haar volgelingen waren toevertrouwd, werd een van haar belangrijkste bezigheden. Bij voorkeur was ze zelf ook altijd aanwezig als ‘volgelingen’ of leerlingen haar theorieën verkondigden, zelfs als ze dat deden in een taal die ze niet verstond. Die positivistische inbedding levert een mooie verklaring voor haar mannelijke en op macht beluste gedrag, in combinatie met vrouwelijke listen en charme. Gezien haar eigen ervaringen is het niet moeilijk te begrijpen dat ze vervolgens weer op enige afstand van dat positivisme is komen te staan en naast de duisternis van de erfzonde ook hechtte aan het licht dat het geloof kon bieden en het ‘typisch vrouwelijke’ tot een belangrijk element van haar opvoedingsmethode maakte. Als geen ander was Montessori, zo toont Schwegman aan, een kei in het aansturen van de beeldvorming rondom haar persoon. Het ontkennen van dat beeld levert net zo weinig op als het slaafs volgen ervan. Door de omtrekkende bewegingen die Schwegman maakte, heeft het beeld dat ik van Montessori had, in ieder geval andere vormen gekregen. |