| |
| |
| |
Weggeschreven vrouwen
Het noodzakelijk kwaad van de vrouwenbiografie
Monica Soeting
Toen ongeveer dertig jaar geleden de studierichting Vrouwenstudies werd opgezet, gebeurde dat vanuit het besef dat vrouwen in de meeste literatuuroverzichten en geschiedenisboeken geen grote rol spelen. Van vrouwen verschenen in die tijd significant minder biografieën dan van mannen. Een van de eerste dingen die binnen de nieuwe studierichting werden aangepakt, was zo veel mogelijk verschillende levens van vrouwen uit verschillende tijdperken beschrijven.
Helemaal nieuw was dat natuurlijk niet: er is altijd al gepubliceerd over vrouwen die een belangrijke positie innamen, zoals vorstinnen en regentessen. Nieuw was dat men zich wijdde aan levensbeschrijvingen van vrouwen die niet officiële functie bekleed hadden. Met andere woorden: onderzoekers richtten zich niet langer alleen op het openbare, maar vooral ook op het privé-leven van ‘alledaagse’ vrouwen. Ook die aandacht voor het niet-officiële en niet-publieke paste binnen een trend: in 1971 verscheen bijvoorbeeld ‘Ein Deutsches Anti-Geschichtsbuch’ van de Duitse auteur Bernt Engelmann, waarin Engelmann zich afzette tegen de opvatting dat alleen mannen in een hoge positie ‘Geschichte machen’.
De ‘gewone’ man komt in de officiële geschiedschrijving natuurlijk even weinig aan bod als de ‘gewone’ vrouw. Toch stelde een aantal wetenschappers - veelal geïnspireerd door het werk van Jürgen Habermas - vast dat de ‘gewone’ vrouw altijd een nog minder belangrijke rol speelde dan de ‘gewone’ man. Volgens deze wetenschappers ging de West-Europese burgerlijke klasse zich vanaf het begin van de achttiende eeuw steeds meer richten op het openbare leven, en nam de burgerij langzamerhand de leidende rol van het hof en van de kerk over. Dat gold echter, zo meende men, alleen voor de mannen uit de burgerij - vrouwen zouden juist steeds meer in de privé-sfeer teruggedrongen zijn. De in de achttiende eeuw ontstane dichotomie tussen het openbare leven en het privé-leven zou dus gelijk opgaan met de dichotomie tussen de seksen. Het gegeven dat van het bestaan van vrouwen aanzienlijk minder teruggevonden kan worden dan van het bestaan van mannen, minder althans in de zin van vermeldingen op officiële papieren en in officiële annalen, vormde één bewijs voor bovengenoemde these.
| |
Een politiek stratege
Nadat er zo'n dertig jaar lang onderzoek was gedaan naar de geschiedenissen van
| |
| |
West-Europese vrouwen in de middelste en lagere klassen, stelt de Britse biografe Amanda Foreman vast dat ‘marxistische geschiedschrijving, die nauw verbonden is met feministische geschiedschrijving, zich concentreert op de levens van velen - de middenstand en de arbeidersklasse - ten koste van de weinigen - de aristocratie.’ Het resultaat, zo concludeert Foreman, ‘is dat het theoretisch model dat de geschiedenis van vrouwen de laatste dertig jaar gedomineerd heeft, het zogenaamde “seperate sphere” model, een hybride van klasse- en gendertheorie is.’ Volgens dat ‘seperate sphere’ model leefden vrouwen als passieve slachtoffers van hun vaders en echtgenoten, strikt afgescheiden van het sociale en institutionele leven. ‘Dit model,’ stelt Foreman, ‘legt ook de nadruk op het zusterschap van vrouwen, hun denken dat anders was dan van mannen, en hun gemeenschappelijk lijden onder de gevolgen van het kapitalisme en het patriarchaat.’ Foreman is van mening dat er anders naar de geschiedenis van vrouwen gekeken moet worden. Of beter, volgens haar moet er opnieuw aandacht gegeven moet worden aan vrouwen uit de hogere klasse, en dan vooral aan vrouwen uit de achttiende eeuw. Volgens Foreman hebben vrouwelijke historici zich al te veel gericht op de levens van arbeidersvrouwen, en is er door politieke historici te weinig aandacht geschonken aan de geschiedenissen van vrouwen. Dat heeft, zo meent Foreman, ertoe geleid dat de invloed van vrouwen op het institutionele leven zoals de politiek te weinig bekend is. Foreman besloot daarom een biografie te schrijven van een van de vrouwen die een belangrijke rol speelde binnen de achttiende-eeuwse Britse politiek: Georgiana, de hertogin van Devonshire.
Lady Georgiana Spencer (1757-1806), een van de voorouders van Diana, princess of Wales, trouwde op zeventienjarige leeftijd met William, de vijfde hertog van Devonshire. Het huwelijk tussen Georgiana en William was niet gelukkig. William interesseerde zich voor weinig anders dan de jacht, terwijl Georgiana grote belangstelling had voor de literatuur, maar vooral voor de politiek. Gelukkig stelde het aanzienlijk kapitaal van William Georgiana in staat niet alleen de politiek te volgen, maar daarin ook daadwerkelijk een actieve rol te spelen.
Dat laatste zal menigeen merkwaardig in de oren klinken. Vrouwen konden in de achttiende eeuw immers geen officiële politieke functie vervullen. Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat Georgiana achter de schermen opereerde, en met spreekwoordelijke vrouwelijke list en charme de politiek probeerde te beïnvloeden. Maar juist in die opvatting, zo benadrukt Foreman, openbaart zich de denkfout van de aanhangers van het ‘seperate sphere’ model: anders dan zij veronderstellen was er in de achttiende eeuw nauwelijks sprake van een scheiding tussen het publieke en openbare leven. Politiek werd niet alleen in het parlement bedreven, maar ook tijdens diners en feesten, en vooral in de privé-vertrekken van vrouwen als de hertogin van Devonshire. Daar konden politici elkaar onder het mom van beleefdheidvisites ontmoeten, en daar stippelden ze in alle rust hun strategieën uit. Georgiana, een aanhanger van de libera- | |
| |
le Whigs, speelde daarbij een actieve rol. Ze bereidde de ontmoetingen nauwgezet voor en zorgde dat de juiste informatie op de juiste plek terecht kwam. Even belangrijk was haar aandeel in het opzetten en uitvoeren van wat we tegenwoordig marketingstrategieën noemen. Huidige public relations-functionarissen moet het water in de mond lopen bij het lezen van de wijze waarop Georgiana bals wist om te toveren tot uiterst succesvolle verkiezingscampagnes. Zelfs de mode zette Georgiana naar de hand van de politiek: vrouwelijke zowel als mannelijke Whig-aanhangers droegen op Georgiana's aanwijzing kleren in de Whig-kleuren blauw en oker. Bovendien ging Georgiana letterlijk de straat op om stemmen te winnen. Maar het allerbelangrijkste was Georgiana's politieke inzicht: uit de vele brieven die er van haar bewaard zijn gebleven, blijkt dat Georgiana niet alleen een competent bemiddelaar was, maar ook een hogelijk gewaardeerd en dikwijls geconsulteerde adviseur. Ze adviseerde niet
alleen politici als Charles Fox, Thomas Grenville en haar broer George Spencer, maar ook de Prince of Wales.
| |
Klachten en schuldgevoel
Foreman laat op overtuigende wijze zien dat de hertogin grote invloed heeft uitgeoefend op de politiek van haar tijd. Bovendien maakt Foreman duidelijk dat het leven van de hertogin zich geenszins tot de beslotenheid van haar huis beperkte. En dat geldt niet alleen voor Georgina: Foreman noemt een groot aantal andere vrouwen dat actief was binnen de politiek, in Groot-Brittannië, maar ook in andere Europese landen. Uit de geschriften van vrouwen als Mary Wollstonecraft, Belle van Zuylen en Madame de Staël weten we natuurlijk al langer dat vrouwen een belangrijke rol speelden. Het probleem is dat die rol, hoe groot ook, altijd beperkt bleef. De vrouwen van de Franse salons bijvoorbeeld, die zich met veel energie inzetten voor de invoering van het vrouwenkiesrecht, zagen zich al kort na de revolutie buiten spel gezet. En ook de ideeën van Wollstonecraft en Burney kregen binnen de institutionele politiek weinig erkenning. Bovendien zijn deze vrouwen niet in eerste instantie als politiek denkers beroemd geworden. Lange tijd had men voor hun persoonlijke lotgevallen meer aandacht dan voor hun politieke ideeën. De politieke aspecten van hun teksten werden in feite pas in deze eeuw als zodanig gewaardeerd.
De vraag die zich daarom opdringt, en die Foreman helaas niet beantwoordt, is de volgende: waarom zijn Charles Fox en Thomas Grenville wel de geschiedenis ingegaan als vooraanstaande politici, maar de hertogin van Devonshire niet?
Eén mogelijk antwoord op die vraag biedt Georgiana zelf. Uit Foremans biografie blijkt dat Georgiana een ambivalente houding aannam ten opzichte van haar politiek werk. Enerzijds genoot ze van dat werk, en was ze trots op haar succes. Anderzijds accepteerde ze de achttiende-eeuwse regel dat vrouwen geen officiële en vooral geen betaalde positie binnen de politiek konden innemen. Tegelijkertijd beklaagde ze zich erover dat ze ondanks haar grote politiek inzicht, uiteindelijk weinig echte zeggenschap had. En hoewel ze zich in sommige brieven hevig verweerde tegen aantij-
| |
| |
Een van de vele karikaturen van Georgiana. Zij wordt ervan beschuldigd slagers te kussen in ruil voor stemmen.
| |
| |
gingen dat er binnen de politiek geen plaats was voor vrouwen, verontschuldigde ze zich in andere brieven dat ze zich als vrouw met de politiek bemoeide. Volgens Foreman kwam die ambivalentie voort uit de dubbele moraal waarmee Georgiana zich geconfronteerd zag. ‘Er bestond geen taboe op politieke participatie’, schrijft Georgiana's biografe, ‘er bestond alleen een grote hoeveelheid huichelarij.’
Dat laatste gold ook voor de verhouding tussen Georgiana en haar man. Toen bleek dat Georgiana zwanger was van haar minnaar, de politicus Charles Grey, werd zij door haar man twee jaar lang naar Frankrijk verbannen. Het kind moest ze onmiddellijk na de geboorte afstaan. William zelf was reeds ten tijde van zijn huwelijk met Georgiana in het bezit van een dochter. Daarover deed hij niet moeilijk: deze buitenechtelijke dochter werd na de dood van haar moeder in het gezin van Georgiana en William opgenomen, evenals de twee kinderen van Williams latere maîtresse, en ook de maîtresse zelf.
| |
Privé-managers
Nu is het niet zo dat dit een volledig geaccepteerd gang van zaken was. Ook in de achttiende eeuw beschouwde niet iedereen het als normaal dat het lot van vrouwen in handen lag van hun echtgenoten. ‘Hoe weinig tijd is er nodig om voor eeuwig een eind aan de vrijheid van een vrouw te maken,’ schreef bijvoorbeeld de Britse auteur Fanny Burney (1752-1840) nadat ze een huwelijksinzegening had bijgewoond. Toen Burney die woorden opschreef, was ze zestien jaar. Anders dan de hertogin van Devonshire besloot Burney dat ze liever ongetrouwd zou blijven dan dat ze zich zou binden aan een man van wie ze niet hield. Burney trouwde daarom pas toen ze eenenveertig was. Een van de eerste afspraken die zij met haar man maakte, was dat zij inspraak in alle beslissingen zou krijgen. Het daadwerkelijk nemen van beslissingen liet zij echter aan hem over. Dat laatste leidde bij Burney's biografe, Kate Chisholm, tot verwarring. Hoe kan het, vraagt Chisholm zich af, dat de auteur van subversieve romans als Cecilia, waarin de heldin door schade en schande leert dat er niets belangrijkers bestaat dan haar onafhankelijkheid, zich uiteindelijk toch onderwierp aan de beslissingen van haar echtgenoot? Chisholm beantwoordt haar vraag met de waarschuwing dat we Burney, ondanks haar liefde voor onafhankelijkheid, niet vanuit een twintigste-eeuwse feministisch standpunt mogen beoordelen.
Maar er bestaat een nog veel eenvoudiger antwoord op Chisholms vraag, een antwoord dat ook ten dele duidelijk maakt waarom Georgiana niet het parlementslid geworden is dat ze zo graag had willen zijn. Getrouwde vrouwen hadden in de achttiende eeuw, en nog lange tijd daarna, simpelweg geen rechten. Ze waren geen rechtspersonen, ze hadden geen zeggenschap over hun inkomen en ook niet over hun kinderen. Van passief stemrecht was nog geen sprake, laat staan van actief stemrecht.
Desondanks komt de Britse historica Amanda Vickery, auteur van The gentleman's daughter, tot de conclusie dat de afhankelijkheid van getrouwde vrouwen in de achttiende eeuw slechts formeel
| |
| |
was. Vrouwen, zo stelt Vickery in navolging van Foreman, speelden wel degelijk een belangrijke rol binnen de maatschappij. Hun formeel afhankelijke positie vormde pas een probleem wanneer er onenigheid bestond tussen echtgenoten. Net als Foreman verzet ook Vickery zich tegen het ‘seperate sphere’ model. Maar Vickery gaat verder dan Foreman. Aan de hand van brieven en dagboeken laat Vickery zien dat niet alleen binnen de hogere standen, maar ook binnen de burgerij het openbare en het privé-leven in de achttiende eeuw veel minder van elkaar gescheiden waren dan veel historici menen. Zaken deed men voor een groot deel thuis, en als gastvrouw speelden getrouwde vrouwen een belangrijke rol bij het tot stand komen van handelstransacties. Bovendien droegen getrouwde vrouwen een aanzienlijke verantwoordelijkheid: niet alleen moesten ze als volleerde managers het huishouden besturen, ze zorgden voor het financieel beheer, en waren dikwijls verantwoordelijk voor de verkoop van allerlei goederen. ‘Het is belangrijk om te weten,’ schrijft Vickery dan ook, ‘dat in het onderscheid dat historici maken tussen het openbare en het privé-leven, er geen sprake kan zijn van een dichotomie tussen mannen en vrouwen.’ Dat laatste wil volgens haar echter niet zeggen dat geen enkele achttiende-eeuwer meende dat de plaats van de vrouw zich aan het aanrecht bevond. Integendeel: Vickery uit hevige kritiek op historici en biografen die stellen dat men in de ene eeuw alleen zus, en in de andere eeuw alleen zo dacht. Zelfs de opvatting dat het Victoriaanse tijdperk een voor vrouwen in alle opzichten onderdrukkende periode is geweest, bestrijdt ze. En terecht: uit de boeken van Foreman, Chisholm en Vickery zelf blijkt hoe in de achttiende eeuw, maar ook in de eeuwen daarvoor en daarna, vele verschillende denkbeelden over de positie van vrouwen naast elkaar bestonden. De afgelopen decennia zijn talloze biografieën
gepubliceerd van vrouwen die in hun tijd een belangrijke rol speelden binnen de maatschappij - ook in de negentiende eeuw.
| |
Hetzelfde slechter beloond
Dat alles neemt echter niet weg, dat die ene vraag blijft bestaan: waarom moet er zoveel moeite gedaan worden om al die interessante vrouwenlevens boven water te krijgen? Of anders gesteld: waarom heeft men zo lang gedacht dat vrouwen binnen het openbare leven geen enkele rol speelden? Waarom zijn zo veel vrouwen die geschiedenis gemaakt hebben, uiteindelijk uit hun eigen geschiedenis weggeschreven? Waarom krijgen die vrouwen slechts dankzij de inspanningen van biografen en historici als Foreman, Chishom en Vickery bekendheid? Ook Vickery geeft hierop geen antwoord.
Het antwoord daarop ligt, zo zou je kunnen argumenteren, in het gegeven dat het werk van vrouwen dikwijls geen naam had. Georgiana speelde wel een rol binnen de politiek, maar kon geen politicus worden, en de vrouwen waarover Vickery schrijft mogen dan wel competente managers geweest zijn, maar niemand noemde ze zo. De vrouwen ontvingen voor hun werk geen loon en waren economisch dus niet zelfstandig. Fanny Burney was weliswaar een erkend schrijfster, en is als zodanig ook de geschiedschrijving ingegaan, maar zij genoot
| |
| |
lange tijd de dubieuze eer een schrijfster van damesromans te zijn.
Toch is ook dat antwoord niet afdoende. Dankzij vrouwenstudies weten we dat er in de vorige eeuwen veel meer vrouwen betaald werk deden dan men zo'n dertig jaar geleden aannam. Het antwoord ligt dus inderdaad niet in de opvatting dat het openbare leven tot het domein van de man behoorde, en het privé-leven tot dat van de vrouw - dat maken de boeken van Foreman, Chisholm en Vickery voldoende duidelijk. Vrouwen en mannen deden veelal identiek werk, ze bewogen zich op dezelfde terreinen, en uitten zich over dezelfde zaken. Toch hadden mannen zowel als vrouwen daarover ambivalente gevoelens, en toch hebben we lange tijd gedacht dat vrouwen eeuwenlang binnen het openbare leven geen enkele invloed uitoefenden.
Waar het antwoord daarom uiteindelijk wel ligt, is in het denken in dichotomieën op zich: in een denken dat het één altijd als belangrijker beschouwt dan het andere, en waarin het één zijn identiteit bepaalt ten koste van het ander. Dat is het denken dat de een tot norm maakt, en de ander tot ‘de ander die daarvan afwijkt’; dat de één manager noemt en de ander huisvrouw; dat de één tot politicus verheft en de ander als intrigante afdoet; dat de één als literair auteur prijst en de ander tot schrijfster van damesromans degradeert. Dat is het denken dat de één in de geschiedschrijving opneemt, en de ander daarbuiten laat. Van dit denken kunnen we ons pas verlossen, zoals Virginia Woolf zei, als we ons van alle ‘onwaarachtige ideeën over vrouwelijkheid en mannelijkheid hebben ontdaan’. Zolang dat nog niet op alle fronten gebeurt, kunnen er niet genoeg biografieën zoals die van Foreman, Chisholm en Vickery verschijnen.
| |
Literatuur:
Amanda Foreman, Georgiana, Duchess of Devonshire. Londen (Harper Collins) 1998 |
Kate Chisholm, Fanny Burney: Her Life. Londen (Chatto & Windus) 1998 |
Amanda Vickery, The Gentleman's daughter. Women's life in Georgian England. New Haven en Londen (Yale University Press) 1998 |
|
|