Biografie Bulletin. Jaargang 9
(1999)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |||
‘God weet alles maar Anne weet alles beter’
| |||
[pagina 49]
| |||
de laatste maanden van haar leven maakte. Soms krijg je de indruk dat Anne het in het kamp erg druk moet hebben gehad als ze werkelijk met al die mensen heeft gesproken. Details uit haar leven zijn achteraf opgeblazen omdat zij een cultfiguur werd, of in de woorden van Miep Gies ‘het symbool van de overwinning van de geest over het kwaad en de dood’ is geworden. (Wat mij betreft hadden in haar geval juist het kwaad en de dood het laatste woord.) Het Anne Frank Fonds in Bazel werd een zeer winstgevende onderneming en Miep Gies hield aan haar herinneringen een volledige dagtaak over. Was er iets dat wij nog niet wisten? | |||
De Anne Frank die nooit heeft bestaanWie Anne Frank werkelijk was en vooral zou zijn geworden - dat is de vraag die David Barnouw in zijn recent verschenen Anne Frank voor beginners en gevorderden stelt, en waarop ook hij geen antwoord kan geven - zullen wij nooit achterhalen omdat zij zo jong stierf. Iedereen heeft zijn eigen Anne, en vooral vrouwen die het dagboek in hun jeugd hebben gelezen, blijven vaak hun verdere leven in de ban van de bewondering en het gevoel van identificatie die zij als jong meisje ervoeren. Al is het twijfelachtig of dit type jonge meisjesverering een gunstige basis is voor het schrijven van een biografie. Melissa Müller en Carol Ann Lee hebben beiden met deze problematiek geworsteld. Hoe schrijf je de biografie van iemand die zo kort geleefd heeft, van wie wij alles en dus ook niets weten? Een meisje wier geschiedenis bestaat uit een verzameling verhalen van mensen die haar nauwelijks gekend hebben, maar door het alsmaar opnieuw vertellen vanOmslag vijftiende druk, 1957.
hun ervaringen een gevoel van intieme verbondenheid kregen, soms vermengd met gevoelens van schuld, met het meisje dat het symbool werd van de Shoah? Beide biografen steunen op de getuigenissen van mensen die Anne hebben gekend: Melissa Müller op Miep Gies, die ook een nawoord schreef en een foto van haar en Jan Gies ter beschikking stelde, en de inmiddels wereldberoemde Cor Suijk die haar uitkoos om Anne's ongepubliceerde aantekeningen openbaar te maken. Carol Ann Lee kreeg hulp van Anne Franks neef Buddy Elias, die een woord vooraf schreef en op een foto staat toen Anne nog niet was geboren. Hij sprak bijna drie uur (!) lang met haar en beantwoordde vele vragen over Anne, | |||
[pagina 50]
| |||
die hij als peuter wel eens heeft meegemaakt en voor het laatst in 1938 sprak. Hij hoort dan ook bij de mensen zonder wie zij het boek niet had kunnen schrijven, maar dat heeft misschien meer te maken met het feit dat hij de voorzitter is van het machtige Anne Frank Fonds te Bazel. Melissa Müller komt met schokkende nieuwe feiten, die een vermelding op de voorpagina van Het Parool van 25 augustus 1998 waard bleken: magazijnknecht Lammert Hartog en zijn vrouw, werkster Lena Hartog-van Bladeren, zouden de mogelijke verraders zijn van de familie Frank en de andere onderduikers in het Achterhuis. Carol Ann Lee daarentegen houdt vast aan het eerdere verhaal: een andere magazijnknecht, W. van Maaren, zou de onderduikers hebben aangegeven. We komen er waarschijnlijk nooit meer achter, en aangezien al die mensen dood zijn is het de vraag of het nog belangrijk is. De enige mogelijke conclusie dat je magazijnknechten in die tijd niet al te blindelings moest vertrouwen. Er zouden nieuwe gegevens zijn over Anne's verhouding met haar moeder. Op de omslag van Müllers biografie staat dat ‘uit het zeer vertrouwelijke materiaal dat zij gebruikte, onder meer blijkt dat ons beeld van de verhouding tussen Anne en haar moeder fundamenteel moet worden bijgesteld’. Lee's boek vermeldt: ‘Voor het eerst wordt in dit boek Anne's moeder, Edith, in de schijnwerpers gezet met verrassende berichten uit haar eigen familie.’ Dat het tussen moeder en dochter zoals dat vaker gebeurt niet altijd vrolijk toeging, was al bekend. Anne zelf heeft enkele vervelende opmerkingen over Edith Frank gecensureerd in de tweede, gecorrigeerde versie van haar dagboek. ‘Moeder kan ik nu eenmaal niet uitstaan, en ik moet me met geweld dwingen haar niet altijd af te snauwen en kalm te blijven, ik zou haar wel zo in het gezicht kunnen slaan. Ik weet niet hoe het komt dat ik zo'n verschrikkelijke antipathie voor haar heb.’ Zij schrok kennelijk van haar eigen woorden en liet deze passage weg. Otto Frank zwakte het fragment iets af, maar bracht het weer in de ‘definitieve’ tekst terug. Hij wist dat de meeste veertienjarige meisjes af en toe dergelijke gevoelens voor hun moeder koesteren. Is het mogelijk een biografie te schrijven van een meisje dat niet ouder dan vijftien jaar is geworden, en zelf het belangrijkste gedeelte van haar leven -de onderduikperiode- al uitgebreid heeft beschreven? Een dergelijke onderneming brengt een aantal risico's met zich mee die Müller en Lee niet even succesvol hebben weten te omzeilen. | |||
Door de ogen van anderenIn de eerste plaats is er het probleem van de kindertijd, de periode voor de oorlog. De informatie die beide biografen hiervoor wisten te verzamelen, is afkomstig van overlevenden van de familie Frank en vrienden zoals Miep Gies. Het gaat om bejaarde mensen, die hun verhalen over Anne al zo vaak hebben verteld dat er een soort waarheid ontstond waarvan niet meer achterhaald kan worden of deze op feiten berust. Die ‘waarheid’ is sterk gekleurd door de legende die achteraf om Anne Frank is ontstaan. Afgezien van de feilbaarheid en selectieve werking van het geheugen, wordt Anne's persoonlijkheid altijd door de ogen van anderen | |||
[pagina 51]
| |||
belicht, waarbij het accent wordt gelegd op degene die zij later zou worden. Zo weet Otto Franks nicht Milly zich te herinneren: ‘Anne lag in de wieg. Ze kon natuurlijk nog niet praten, maar ze probeerde te gaan zitten en naar ons te kijken, zo nieuwsgierig was ze al. Met haar gezichtje leek ze te zeggen: Mag ik weten waar jullie het over hebben?’ (Lee). Een onderwijzer vertelt: ‘In veel dingen kwam ze heel rijp over, maar in andere dingen was ze vreselijk kinderlijk. De combinatie van die twee karaktertrekken maakte haar tot een heel aantrekkelijk kind, waarin veel potentie school.’ (Lee). ‘Anne was nog te klein om mee te doen. Maar al voordat ze kon praten, slaagde ze erin om de aandacht van haar omgeving te trekken. Haar uitgesproken plezier in allerlei gekkigheid deed kwaliteiten vermoeden op het terrein van het amusement.’ (Müller). Op haar vierde jaar blijkt Anne al het meisje te zijn dat mensen veel later in haar zullen verkiezen te zien: ‘Anne kon heel erg lastig zijn. Maar wanneer ze haar hoofdje schuin hield, onderuit keek, haar ondeugende, slechts schijnbaar beschaamde glimlachje opzette en veel betekenis legde in haar oogopslag, dan kon niemand haar weerstaan, en al helemaal niet haar vader. Voortdurend wilde ze iets beleven, mensen om zich heen zien en plezier maken. Anders werd ze recalcitrant.’ (Muller). Nergens worden vraagtekens gezet bij het belang van dergelijke ontboezemingen, nergens is er enige reflectie over hun biografische waarde. Er worden twee dingen door elkaar gehaald. In tegenstelling tot wat de twee biografen in kwestie denken, is oral history niet hetzelfde als geschiedschrijving. De geschiedschrijving is een abstracte reconstructie die op feitelijke gegevens is gebaseerd en door wetenschappers wordt uitgevoerd. Het collectieve geheugen waartoe het leven van Anne Frank is gaan behoren is het geheel van persoonlijke en gedeelde herinneringen; het is oncontroleerbaar en veranderlijk, het wil een beeld geven van het verleden en de herinnering aan bepaalde mensen levend houden in een groep of een samenleving. Beide mogen niet met elkaar verward worden. | |||
SchuldgevoelensHet verhaal van Anne Franks leven is ook nog eens vertroebeld door schuldgevoelens. Na de tijd van verdringing van de oorlog (iedereen had in het verzet gezeten) kwam de bewustwording en de periode van rouw. Anne en de andere onderduikers van het Achterhuis waren door Nederlanders verraden en er waren geen Nederlanders geweest om haar te redden. Een tweede probleem wordt gevormd door de historische achtergrond. De geschiedenis van Anne Frank is onlosmakelijk verbonden met de historische gebeurtenissen voor, tijdens en na de oorlog. Deze moeten behandeld worden en vervlochten met Anne's leven. Müller wijst candide op het volgende: ‘Een geschiedvorser is iemand die de geschiedenis niet alleen analyseert, maar ook ware geschiedenissen vertelt, heeft de historicus Yehuda Bauer gezegd.’ Maar een serieuze geschiedvorser zou hebben vermeld waar hij deze onzin vandaan had en daarbij zou hij hebben geweten dat je de geschiedenis op zich niet kunt | |||
[pagina 52]
| |||
analyseren en dat ‘ware geschiedenissen’ niet bestaan. Toch doet Müller het beter dan Lee, die stukjes geschiedenis in haar verhaal heeft ingelast zonder zich al te druk te maken om overgangen tussen het collectieve en het individuele. Zij maakt enthousiast gebruik van clichés en toont de naïviteit van een eerstejaarsstudente. ‘Tussen 1929 en 1933 werd de weg naar de macht geplaveid voor de nazi's. De beurskrach van Wall Street deed het economisch systeem op zijn grondvesten schudden; aandelen werden razendsnel verkocht en spaargelden van de banken gehaald, die vervolgens hun deuren moesten sluiten. (...) Hitler had het vooral op de joden voorzien, die hij als minderwaardig en on-Duits beschouwde. Zijn anti-semitisme viel in Duitsland in vruchtbare bodem.’ Lee is bovendien verzot op prietpraat en beschrijvingen met een hoog tabloidgehalte: ‘Ze (Otto en Edith Frank) trouwden op Otto's 36ste verjaardag, op 12 mei 1925, in de synagoge van Aken. De ceremonie werd geleid door rabbijn David Schoenberger en werd bijgewoond door beide families. De elf jaar jongere bruid zag er stralend uit.’ Waarna een zeer uitgebreide beschrijving volgt van de jurk ‘die even over de knie viel en onderaan versierd was met echte bloemen’, de sluier, de schoenen en niet te vergeten het bruidspak van Otto. Haar aandacht voor het uiterlijk strekt zich uit tot de raadselachtige combinaties die in Auschwitz-Birkenau werden gedragen: ‘“We hadden geen kleren behalve een lange wijde jas,” vertelt Rosa. “Daaronder waren we naakt. Maar toen het koud werd, kwam Anne plotseling met een lange mannenonderbroek in onze barak. Ze zag er heel verschrikkelijk grappig uit met die lange witte benen, maar tegelijk toch ook erg lief.”’ Beide biografieën zijn overduidelijk door vrouwen geschreven (had een man dit ook gekund, en gewild?). Naast de beschrijvingen van de kleding is dat onder meer te merken aan de babybeschrijvingen waar een normaal mens kromme tenen van krijgt. Müller over Anne: ‘Haar charmante glimlachje bracht mensen in vervoering, haar vrolijk kirrende gelach werkte aanstekelijk. Kreeg ze het niet voor elkaar met gefleem en hartveroverende blikken, dan huilde ze bitter om erbarmen.’ (Die neiging om te huilen krijgt de lezer ook af en toe door de vertaling). Lee: ‘Margot hield haar gedachten en haar mening meestal voor zich, maar vanaf het moment dat Anne leerde praten, werd ze een echte flapuit. Toen ze, nog maar drie jaar oud, eens bij haar vriendin Gertrud op bezoek was, richtte ze opeens haar doordringende blik op de vader van haar vriendin en riep uit: “Hé, jouw ogen lijken wel kattenogen!” Gelukkig had meneer Neumann gevoel voor humor en moest hij er hartelijk om lachen.’ | |||
Het onbeschrijflijkeLee behandelt de kampervaringen uitgebreid en laat veel getuigen aan het woord. Müller is terecht een stuk terughoudender: ‘Hoe het Anne is vergaan in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau, daarover weten we weinig.’ Over Lee's biografie schreef Monica Soeting in Vrij Nederland: ‘De manier waarop Lee schrijft over de moed van de | |||
[pagina 53]
| |||
familie Frank roept de vergelijking op met hoe G.L. Durlacher schreef, en ik denk dat het niet verkeerd is om de betekenis van vooral de biografie van Lee te vergelijken met die van zijn werk. In beide gevallen hebben we te maken met concretiseringen van ervaringen die zo moeilijk te begrijpen zijn dat we ze al te snel in abstracte begrippen als “Auschwitz” of “holocaust” verpakken. (...) Concrete beschrijvingen brengen de waanzin van oorlog scherper aan het licht dan welke metafoor ook.’ Afgezien van het misplaatste gebruik van het woord ‘holocaust’ en het feit dat oorlog op zich niet waanzinnig is maar hoogstens de mensen die zich tot excessen laten verleiden, denk ik dat het heel erg verkeerd is om beide boeken op deze manier te vergelijken. In het ene geval gaat het om het verslag van een overlevende, in het andere om iemand die verslagen van overlevenden optekent. Lee weet even veel - of even weinig - van Auschwitz af als al degenen die over het kamp gelezen en gehoord hebben, maar het niet zelf hebben meegemaakt. Het boek van Lee met het werk van Durlacher vergelijken vind ik een gotspe en een belediging voor de schrijver. Het getuigt van evenveel inzicht als iemand die Schindler's List even aangrijpend vindt als Lanzmann's Shoah. In beide gevallen verzandt de poging om het onbeschrijfelijke te ‘concretiseren’ in effectbejag en Hollywoodiaanse dramatisering: ‘“Naar links!” schreeuwde Mengele. Anne en Margot liepen door, de lichtkring uit, het eindeloze duister in. Een smartelijke kreet onstnapte aan Edith Frank: “De kinderen! O God, de kinderen...”’ (Lee heeft dit overgenomen uit The Footsteps ofSchoolfoto van Anne Frank (foto: ANP)
Anne Frank van Ernst Schnabel, die er ook niet bij was). Je ziet het bijna voor je, met Gregory Peck als Mengele en Meryl Streep als Edith, met zwaar Duits accent. En over metaforen gesproken...
Mijn voorkeur gaat uit naar Müllers biografie. Haar stijl is vlotter en rijper dan die van Lee, die vaak iets van Cissy van Marxveldt heeft. Dat was weliswaar de | |||
[pagina 54]
| |||
lievelingsschrijfster van Anne maar dat betekent niet dat haar stijl voor nu nog een relevant voorbeeld zou moeten zijn. Müller schrijft vanuit haar identificatie met de personages in het Achterhuis, meer literair en beeldend, soms bijna filmisch in haar pogingen om het verleden te laten herleven. Daarbij weet zij de gesprekken beter in haar verhaal te integreren. Bij Lee hoor je steeds de stemmen van de ondervraagden en de vragen die door de interviewster worden gesteld. Zij is vast een gezellige kletstante. Haar boek is bij het grote publiek ook favoriet. Anne Frank was een begaafd en eigenzinnig meisje. Haar moeder merkte eens op: ‘God weet alles, maar Anne weet alles beter.’ Zij had alles in zich om een talentvolle schrijfster te worden: een scherp psychologisch inzicht en een grote nieuwsgierigheid naar mensen en situaties, die zij liefdevol of met genadeloze spot bestudeerde en beschreef; zij was een complexe, tegelijk genereuze en egocentrische persoonlijkheid; zij wist te relativeren en bekeek de dingen van verschillende kanten tegelijk. Zij werd in Bergen-Belsen vermoord maar zij liet iets achter van onschatbare waarde: haar dagboek. Als je haar wilt leren kennen, dan moet je Het Achterhuis lezen. Anne weet het inderdaad beter.
|
|