Biografie Bulletin. Jaargang 8
(1998)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Zij aan zij met Chopin
| |
[pagina 123]
| |
literatuurwetenschapper de koude rillingen zal krijgen bij Bastets gebruik van elementen uit de romans van Couperus als biografische feiten en daarmee als bron voor de biografie. De biograaf blijkt niet onder de indruk van de te verwachten kritiek. Hij is - zoals hij zegt - bij dit gebruik van de literatuur vaak gesteund door andere documenten, zoals brieven. Hij verantwoordt alles wat hij beweert ruimschoots in het notenapparaat en presenteert zijn interpretaties met vele slagen om de arm. De eerste twee beweringen kloppen, de zogenaamde vele slagen om de arm zijn maar een dun vernisje. Dat kan ook niet anders, voor een biograaf die zegt náást de persoon te willen staan die hij beschrijft. Bastet staat naast Couperus, zoals hij tien jaar later met nog minder terughoudendheid naast Chopin staat. Desnoods gaat hij zij aan zij met zijn held te strijd aan met ‘de anderen’. Zo beschrijft hij Couperus' huwelijk met Elisabeth Baud met meer compassie voor Couperus dan begrip voor zijn vrouw. Elisabeth, een nichtje van Couperus, dat hem vanaf zijn kindertijd kende, was volgens de biograaf gewaarschuwd voor het karakter en de seksuele geaardheid van Couperus. Dat haar een huwelijk wachtte, waarin aan de liefde beperkingen waren opgelegd had zij moeten opmaken uit de in 1890 geschreven schets ‘Een verlangen’, waarin de hoofdpersoon, die Bastet gelijkstelt met Couperus, slechts lief wil hebben ‘met alléen naïveteit, met liefkoozingen zonder wellust, met zoenen van ziel!’ De biograaf concludeert: ‘Elisabeth wist precies waar ze aan begon’, maar hij geeft toe dat ze veel te kort kwam. Ze kreeg bijvoorbeeldFrédéric Bastet, bij Couperus' borstbeeld
(foto Hans Kouwenhoven) geen kinderen en had ook geen normale seksuele verhouding met haar man binnen dit niet geconsumeerde huwelijk. En hij vraagt zich ook af hoe ze het vond om in Rome samen met Couperus en zijn vriend Ram te moeten optrekken. Zeker als ze daar ziek wordt en niet meer kan lopen: het blijkt geen reuma, maar een geval van ‘de nerfjes’, zoals Couperus schrijft. | |
Vierstemmige fugaBastet heeft echter voornamelijk een toon van ‘niet zeuren’ tegenover Elisabeth. Ook voor haarzelf was het - en | |
[pagina 124]
| |
daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk - een uitkomst om met haar zeer bewonderde neef te trouwen en zo onafhankelijk te worden van haar familie. Verder prijst Bastet haar onuitputtelijk geduld tegenover de kunstenaar Couperus. Onuitputtelijk geduld tegenover de kunstenaar Chopin was niet een van de eigenschappen van George Sand, die ook in andere opzichten in 't geheel niet op Elisabeth leek. ‘Waarom heeft Chopin zijn allereerste intuïtie niet gevolgd?’ verzucht Bastet op een van de eerste bladzijden van zijn biografisch essay over de negentiende-eeuwers D'Agoult, Chopin, Liszt en Sand. Met deze intuïtie bedoelt hij de reactie van Chopin bij zijn eerste ontmoeting met de schrijfster George ‘Wat een antipathieke vrouw is die Sand! Is het echt wel een vrouw? Ik ben er na aan toe het te betwijfelen.’ Twee jaar later zou de zachtaardige, elegante en lichamelijk zwakke Chopin de minnaar worden van de onconventionele en robuuste schrijfster. Hun verhouding duurde bijna tien jaar, de langste in beider leven, en was een aantal jaren zeer gelukkig. Ook Franz Liszt en Marie d'Agoult waren enige tijd gelukkig en hielden ook na hun verwijdering contact met elkaar. Maar toch hadden de dames hun wettige echtgenoten niet moeten verlaten volgens Bastet. Het besluit van Marie d'Agoult om Liszt te volgen noemt hij fataal en weinig deugdzaam. En de romance tussen Sand en Chopin was volgens hem voorbestemd te eindigen in een tragedie van bijna Grieks formaat. Aan het eind van de inleiding met de titel ‘Drie romans’ stelt hij vast, na zijn bewondering voor het kunstenaarschap en de persoonlijkheid (‘zijn warme menselijkheid en even innig als veeleisend schoonheidsbesef’) van Chopin te hebben uitgesproken, dat deze door Sand niet begrepen werd. ‘Van zijn werkelijke formaat had zij geen vermoeden’. Bastet dus wel. Het is duidelijk: we hebben hier te maken met een biograaf die zijn held - want dat is Chopin in deze biografie van twee musici en twee schrijfsters - en het kunstenaarschap verdedigt, en vooral het specifieke kunstenaarschap van deze held. Liszt wordt ook gewaardeerd, ook al haalt hij het wat muziek en persoonlijkheid betreft niet bij Chopin, maar wat de dames Marie d'Agoult (onder het pseudoniem Daniel Stern) en George Sand bij elkaar schreven kan nauwelijks op waardering van Bastet rekenen, al is hij eerlijk genoeg toe te geven dat Sand niet van talent verstoken is. Deze biografie van vier personen en van de muziek (zie zijn opdracht ‘amicis in musica’) is een nooit eerder geprobeerde, ambitieuze onderneming. Het biedt de mogelijkheid om het muziekleven in - voornamelijk - Parijs gedurende een aantal jaren te schilderen. De levens van Frédéric Chopin, George Sand, Franz Liszt en Marie d'Agoult komen daar samen: een vierstemmige fuga, zoals Bastet zegt. De compositie van het boek is goed doordacht. Bastet begint en eindigt met Chopin: daar tussendoor de twee liefdesaffaires. | |
Natte kousenOver elk van de vier hoofdpersonen bestaat een onafzienbare hoeveelheid literatuur. Omdat hun onderlinge verhoudingen zelden behandeld zijn, stond de biograaf voor grote problemen. Hij | |
[pagina 125]
| |
had zijn gegevens uit de bestaande literatuur bij elkaar kunnen zoeken, maar hij heeft ervoor gekozen zich zoveel mogelijk op de oorspronkelijke bronnen te baseren. Van deze overwegend Franse teksten bestonden op een paar uitzonderingen na geen vertalingen in het Nederlands. Het gebruikte materiaal is door Bastet, dikwijls voor het eerst, vertaald. Dit zijn merendeels brieven, memoires, dagboeken, essays, en drie sleutelromans. In Béatrix (Parijs, 1839) van Honoré de Balzac wordt de verhouding beschreven tussen Franz Liszt, Marie d'Agoult en George Sand, ten gunste van de laatste. In Nélida (Parijs, 1846) rekent Marie d'Agoult onder pseudoniem af met Franz Liszt en in Lucrezia Floriani (Parijs, 1846) doet George Sand hetzelfde met Frédéric Chopin. In de biografie doet Bastet af en toe uitspraken over het waarheidsgehalte van de besproken romans, in vergelijking met autobiografische geschriften, dagboeken en brieven. Hij ziet ze ongeveer in deze volgorde oplopen in betrouwbaarheid, en merkt op dat bewaard gebleven correspondentie zelden liegt. Ze liegen niet alleen zelden, vaak zijn ze ook buitengewoon boeiend, zoals de brieven van George Sand. Bastet beweerde dat hij in zijn biografie van Couperus nog niet zijn eigen interpretatie voorop durfde te stellen, bij gebrek aan voldoende betrouwbare persoonlijke gegevens. Hoe moeilijk hij het vond om zich in dit opzicht in te houden, blijkt uit het feit dat hij heeft overwogen een extra hoofdstuk toe te voegen om zijn eigen visie op de man weer te gevenGa naar eind1. Hij heeft daar vanaf gezien omdat er een moment is waarop deChopin, geschilderd door Maria Wodzinska, zijn vroegere verloofde. Het schilderij stamt vermoedelijk uit 1835.
schrijver volgens hem terug dient te treden en de lezer aan het werk moet. Dat terugtreden is Bastet bij Couperus al niet zo goed gelukt, bij Chopin en zijn omgeving is de afstand tussen biograaf en personages nog kleiner geworden. Voor een deel valt dat gebrek aan afstand te verklaren uit het gevoel van sterke nostalgie naar de negentiende eeuw, naar de tijd van zijn grootouders. In het boven- | |
[pagina 126]
| |
George Sand (Nohant, Musée La Chatre)
genoemde interview uit 1987 bekende Bastet dat vooral de rustieke aspecten van de negentiende eeuw hem aantrekken. In zijn nieuwe biografie over Chopin en zijn tijd, de tijd van Proust, leeft hij dan ook zoveel mogelijk mee in de rol van een adorerende hoveling, met al het malicieuze snobisme tegenover ‘de anderen’ dat daar bij hoort. Zo beschrijft hij een uitstapje van George Sand, Marie d'Agoult en haar kinderen, en Franz Liszt naar Chamonix, waar ze zich als ‘geschift tuig’ gedragen. Dat zou niets voor Chopin zijn geweest, merkt Bastet op: ‘Bon chic bon genre kon je het natuurlijk moeilijk noemen’ (p. 250). De biograaf beschrijft dit weliswaar ironisch, maar ook later stelt hij de fijngevoelige Chopin, aristocraat en dichter, tegenover de ruwe, zeg maar ordinaire Liszt, (p. 267). Dat George Sand van geringe komaf is, wordt ook met nadruk vermeld. Haar aardse gevoel voor humor blijkt uit het volgende: ‘Op een avond liet Franz Liszt aan tafel een wind en gaf Solange [de dochter van George Sand] de schuld, waarna Solanges gouvernante de geur ervan prees. Deze minder romantische mededelingen van George Sand in een brief onthutsen ietwat, evenals haar vermelding van een lachbui die Marie d'Agoult zo onweerstaanbaar trof dat zij er natte kousen aan overhield.’ Even verder: ‘In de gedenkschriften van de gravin [d'Agoult] treft men dit soort vermeldingen uiteraard niet’ (p. 250). Dit enigszins nuffige klassenbewustzijn van Bastet komt regelmatig terug, ook ten opzichte van Liszt, die niet moest doen of hij een grand seigneur was. Hij was het niet en zou het nooit worden ook (p. 424). Chopin is dus in alle opzichten beter: een beter kunstenaar en een beter mens, volgens Bastet. | |
Hoge eisenMaar welk beeld krijgt de lezer nu van Chopin in zijn verhouding tot de anderen? Met Liszt, die hem zeer bewonderde (p. 433-434), had hij weinig gemeen, Marie d'Agoult aan wie Chopin een aan- | |
[pagina 127]
| |
tal composities opdroeg, noemde hem een ‘met suiker bestrooide oester’. Ondanks al zijn voortreffelijke eigenschappen komt hij toch naar voren als een voornamelijk op zijn werk gerichte, van jongs af aan door zijn zwakke gezondheid gekoesterde en ontziene man, die zich de zorgen van George Sand en ook de financiële geborgenheid die zij hem gaf, liet aanleunen. Bovendien was hij extreem ijdel waar het zijn uiterlijk betrof. Sand zag duidelijk wat haar taak was; ze spreekt erover dat ze zich bezig zal houden met de gezondheid van ‘deze ziel, die ik geadopteerd heb en die voor mij een tweede Maurice [haar zoon] is geworden’ (p. 394). Ze houdt dit echter niet vol. Chopin blijkt veeleisend, lastig en in een later stadium van hun verhouding humeurig en jaloers. Waar de zachtaardige Chopin zichzelf niet verdedigt, doet zijn biograaf het. De componist is weliswaar omringd door bewonderende gravinnen, markiezinnen, baronessen en enkele prinsessen, maar die ellendige George Sand laat het afweten. Bastet kan daar razend om worden. Die razernij neemt toe aan het einde van het boek, waar Bastet zich helemaal laat gaan in zijn afkeuring van George Sand. Dieptepunt is wat dat betreft zijn opmerking: ‘Men zou, als het niet zulke aardige dieren waren, toch wel geneigd zijn George Sand in sommige opzichten een varken te noemen.’ (p. 653). In de epiloog is Bastet gelukkig weer een beetje gekalmeerd. Het is overigens de vraag of hij zélf de bewondering voor Chopin blijvend kan opbrengen. Het lijkt erop dat de biograaf aan het einde toch ook wel enige kritiek uitoefent op Chopins grenzenloze ijdelheid en op het feit dat de componist, altijd ziek, zwak of misselijk, zich toch weer van de ene soiree naar de andere liet zeulen, op verzoek van hertogin X of markiezin Y. Uit deze twee biografiën, over Couperus en over Chopin en de zijnen, kunnen we concluderen dat Bastet beschikt over een zeer grote kennis van de bronnen, in het geval van Couperus grotendeels diens literaire werk, bij Chopin, Liszt, Sand en d'Agoult naast drie romans voornamelijk egodocumenten. De zorgvuldigheid bij het behandelen van het materiaal is in beide boeken dezelfde gebleven, maar in zijn laatste biografische essay is de auteur veel duidelijker aanwezig, bijna op elke bladzijde. Bastet heeft als biograaf niet alleen een eigen mening - ook bij Couperus - maar eveneens een uitgesproken bewondering voor het kunstenaarschap. Deze bewondering kan ertoe leiden dat hij hoge eisen stelt aan de omgeving van de gebiografeerden. Bijna hoger dan zij ze zelf zouden stellen. Zo dienen de vrouwen zich te gedragen als geduldige ‘femmes d'artiste’, ‘met alle zelfverloochening die zo'n partner moet kunnen opbrengen’ (p. 317). Elisabeth Baud voldeed aan deze eis en heeft de prijs van allerlei ziektes in verband met ‘de nerfjes’ betaald. Marie d'Agoult slaagde niet, om maar te zwijgen van George Sand. Bastets verontwaardiging over haar gedrag spat van de bladzijden af. Tegelijkertijd geeft hij de bronnen, hij citeert royaal uit haar brieven en vergelijkt die met haar autobiografie. Daardoor krijgt de lezer de gelegenheid om George Sand, misschien een weinig dienstbaar type en matig romanschrijfster, te plaatsen als schrijfster van een | |
[pagina 128]
| |
verzameling bijzonder levendige brieven, wellicht zelfs als een veel boeiender mens dan het grote muzikale talent Chopin. Overigens weet Bastet met zoveel enthousiasme over Couperus' werk en Chopins muziek te schrijven dat ieder die de biografieën leest Couperus gaat (her)lezen en nog meer naar Chopin gaat luisteren. | |
AntipathieWaarom hebben de biografieën van Bastet niet de waardering gekregen waar ze volgens mij recht op hebben? Het volgende blijft een speculatie, maar ik zou een paar factoren willen noemen. De passie waarmee Bastet zijn hoofdfiguren schildert, eist een reactie van de lezer. Dat kan de lezer die alleen ‘feiten’ wil irriteren. Uitbundige bewondering of hevige antipathie is gemakkelijker te verdragen als de lezer het met de auteur eens is. Waar dat niet het geval is, wordt het ingewikkelder. Uit de kritieken op zijn laatste boek blijkt dat ook. Aleid Truijens noemde in De Volkskrant van 30 mei 1997 de biografie ‘bij vlagen onverteerbaar’, omdat het overduidelijk is waar Bastets sympathieën liggen. Vervolgens besteedt ze meer dan de helft van haar kritiek aan de verdediging van George Sand. Dit leidt tot de tweede factor die kennelijk meespeelt: de houding van Bastet tegenover de vrouwen die hun kunstenaars steunen, of niet. De meeste lezers willen in een biografie enige herkenbaarheid, de mogelijkheid tot bewondering of op zijn minst begrip over hoe een leven geleefd kan worden. Couperus en Chopin kunnen bewonderd en tot op zekere hoogte begrepen worden, maar Elisabeth Baud is geen figuur met wie de huidige lezer(es) zich zal identificeren. Dat is veel meer het geval met de stevige persoonlijkheid George Sand, die dan ook onmiddellijk - door de lezer - verdedigd wordt. Ik vrees dat Bastets exuberantie én zijn opvatting over het kunstenaarschap en de rol van de ‘femmes d'artistes’, ten onrechte heeft geleid tot een gebrek aan waardering. Dat geldt het sterkst voor zijn laatste - uitzonderlijke - biografie, Helse liefde. Ik vind het een verademing zijn werk te lezen, omdat het de lezer uitdaagt tot oordelen. Het zou mij verheugen als er meer van dit soort biografieën geschreven zouden worden: voorwaarde is wel dat uitgesproken opvattingen geschraagd worden, desnoods tegengesproken, door de gepresenteerde bronnen. Aan deze voorwaarde voldoet Bastet royaal. | |
Literatuur:Frédéric Bastet, Louis Couperus: een biografie (Amsterdam, Querido 1989). Frédéric Bastet, Helse liefde: biografisch essay over Marie d'Agoult, Frédéric Chopin, Franz Liszt, George Sand (Amsterdam, Querido 1997). |
|