het probleem. Ik beschouw het ‘vraag vindend gesprek’ als een kern binnen mijn werk. De vraag is, na het uitspreken van het probleem, de eerste vorm van zelfpresentatie. De klant die bij je komt met een probleem rondom zijn functioneren als directeur, en daarna met een vraag over de kwaliteit van zijn vaderschap naar huis gaat kijkt vanaf dat moment op een nieuwe manier naar zijn leven. Hij is verrast en benieuwd.
Een mens is een bundel verhalen rondom zijn vraagstelling. De een vertelt graag en uitvoerig, de ander telt de woorden. Het karakter van de vertelde verhalen verschilt enorm. De verteller is zeer met zijn verhalen verbonden en het gaat hem allerminst om historische correctheid. Het gaat om de sores, en die moet eerst gecommuniceerd worden. Het fictionele aspect van het levensverhaal is voor de verteller van onschatbare waarde: het is de wijze waarop hij zichzelf op dit moment presenteert.
De verhalen: een mens creëert autobiografisch personages die acteren in de context van een problematiek. Elk verhaal laat andere samenhangen zien, staat weer andere interpretaties toe. Als de verhalen verteld zijn komt de ontnuchtering: hoe zou iemand anders, die er ook bij was het gebeuren vertellen? Welke elementen van de verhalen zijn controleerbaar? We gaan op zoek naar de ‘ware’ toedracht, de historische laag onder het verhaal. Factfinding.
Dit vraagt en veel meer kritische houding tegenover de verteller. Wat eerst een verhaal was met vaak lyrische kwaliteiten, wordt nu een tamelijk kale reconstructie van een geschiedenis. Een rij van gebeurtenissen die in de loop van de tijd plaats vonden, sommige bijna verdrongen, maar na elke sessie meer plausibel.
Na het fictionele aspect van het vertelde biografische verhaal hebben we nu een zakelijke en zo feitelijk mogelijke historische boekstaving van het eigen bestaan. Nu al is duidelijk dat het leven geen glad geordend verhaal kan zijn, nu al is duidelijk dat een aantal van de vertelde verhalen op gespannen voet staat met de historische laag van het eigen leven. Maar dat is geen enkel probleem. De waarheid van het verhaal is een andere dan de werkelijkheid van de geschiedenis. Er gaat nog een laag schuil onder het verhaal: de wereld van spanning, weerstanden, conflicten, verzet, druk, stress en opwinding. Het zijn de elementen die aan het verhaal de dramatische kwaliteit geven. Ik heb gemerkt dat het van belang is een onderscheid te maken tussen het gebied van de spanningen, de tegenstellingen en dat van de beleving ervan: in de beleving kom je prettig en onprettig tegen, maar binnen het eigenlijk dramatische gebied krijg je te maken met strevingen en belangen. Dat is biografisch gezien vruchtbaar terrein: wat was de inzet van het conflict, wat is het belang van al die overwinningen. Waren het wel overwinningen? Mag een mens niet verliezen? Bestaat de mensheid uit winnaars en verliezers, losers? Wie genereert al die spanning?
Loopt iedereen daar zo opgewonden rond? Kun jij niet tegen kritiek? Hoe lever jij dan kritiek op anderen?
Waar is iemand nu eigenlijk echt mee bezig? Bestaat het dat je een overkoepelende metafoor vindt die het wezenlijke van de strevingen van iemand samenvat? Die samenvatting zou ik de mythische