Biografie Bulletin. Jaargang 8
(1998)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
De analiteit van het joodse kwaad
| |
[pagina 36]
| |
Langs de Seine. Illustratie door Jacques Tardi uit Voyage au bout de la nuit.
literaire tradities zoals de Middeleeuwse fabliaux of vergeleken het met het ongegeneerde taalgebruik van Rabelais. Beide aspecten, antisemitisme en scatologie, zijn volgens mij met elkaar verbonden. De psychoanalyse biedt inzichten die tot een begin van interpretatie en daardoor ook een beter begrip van het oeuvre en de persoonlijkheid van de schrijver kunnen leiden. Maar misschien moet ik eerst uitleggen wat ik onder psychoanalyse versta. Over eventuele, meestal Popperiaanse tegenwerpingen van onwetenschappelijkheid van de psychoanalyse kan ik kort zijn: die gelden voor alle menswetenschappen, die niet fasifieerbaar zijn, geen wetten kunnen vaststellen en geen voorspellingen doen, en waarin de subjectiviteit van de onderzoeker altijd een rol speelt. De psychoanalyse leert juist om beter met die subjectiviteit om te gaan. Ook moet ik altijd lachen als mensen zeggen: ‘Psychoanalyse, daar geloof ik niet in.’ Ik ook niet. Psychoanalyse is geen religie maar een hermeneutiek, een discours overeen discours. In Freuds tijd hebben de ‘verhalen’ die zijn patiënten hem vertelden de ontwikkeling van de psychoanalyse mogelijk gemaakt, die op haar beurt de beste methode bleek om deze te analyseren en te interpreteren. Alle vertogen uit Freuds tijd en de psychoanalyse zijn onlosmakelijk verbonden. Zij maken deel uit van het praten en denken die de basis vormen van de bewuste beleving van die periode. Tegenstanders van de psychoanalyse hebben het verwijt opgeworpen dat deze niets anders is dan een cirkelredenering, die in het bestudeerde materiaal slechts vindt wat zij er zelf in heeft gelegd. Wat de psychoanalyse echter doet is laten zien dat teksten gelaagd zijn - evenals dromen en fantasieën - en uit verschillende niveaus van betekenis bestaan, | |
[pagina 37]
| |
waarbij de nadruk ligt op onbewuste niveaus. Zonder de psychoanalytische hermeneutiek blijven deze teksten vlak en eenduidig omdat er dan geen aandacht wordt geschonken aan betekenissen waarvan de auteur - en vaak ook de lezer en de biograaf - zich niet bewust zijn. De psychoanalyse is geen universele en zeker geen eeuwige theorie, dat zijn theorieën nooit, en zij is al ingrijpend veranderd sinds Freud - niet altijd ten goede overigens. Eens zal zij verdrongen worden door andere theorieën die een beter beeld zullen geven van andere historische periodes. Op dit moment lijkt vooral de psychoanalytische therapie te wankelen, en raken sommige diehards van de freudiaanse psychoanalyse zelf in een identiteitscrisis. Maar de psychoanalyse, die door de cultuur van haar tijd werd gevormd, heeft op haar beurt de cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw ingrijpend veranderd, en tal van begrippen en concepten geïntroduceerd die niet meer weg te denken zijn.Ga naar eind2 Wat zullen overblijven zijn tijd- en cultuurgebonden inzichten, waar wij op dit moment nog wel het een en ander mee kunnen doen. | |
Een onherstelbaar deliriumIn 1937 schrijft Louis Ferdinand Céline binnen een maand Bagatelles pour un massacre, ‘koortsachtig, driftig, rusteloos, in een tomeloze stijl, ongelooflijk snel, zonder gevoelens van spijt, zonder enige voorzichtigheid in acht te nemen, extreem, ordeloos, als een donderslag, een plotselinge woedeaanval, een waarschuwing, een uitdrukking van haat, een onherstelbaar delirium’, zo schrijft zijn biograaf Frédéric Vitoux.Ga naar eind3 Er zullen nog twee van dergelijke boeken volgen: L'Ecole des cadavers (1938) en Les beaux Draps (1941). Samen vormen zij wat de ‘antisemitische pamfletten’ wordt genoemd. In de eerste plaats mag je de pamfletten zeker niet zien als een afzonderlijk deel van Célines oeuvre. De stijl, de scheldwoorden, de humor, de moraal en esthetiek en zelfs de punctuatie, al deze elementen wijzen erop dat de pamfletten duidelijk deel uitmaken van het oeuvre van de schrijver en dus niet als een soort betreurenswaardige vergissing kunnen worden beschouwd. Er is geen breuklijn tussen Bagatelles pour un massacre en eerder verschenen romans als Voyage au bout de la nuit of Mort à credit. De held - of liever anti-held - Ferdinand komt erin voor als in andere boeken. Hij vertelt over de wedervaardigheden van zijn leven en hij fulmineert tegen wantoestanden die al eerder werden aangekaart: de onmacht van het individu in een wereld van verval die zich periodiek laat verleiden tot bloedige, zinloze oorlogen, het alcoholisme en de domheid van de Fransen, het militarisme en het falen van het communisme, dat hij na een reis door Rusland al in Mea Culpa (1936) beschreef.Ga naar eind4 Célines pacifisme, dat door sommigen als enige oorzaak van zijn antisemitisme wordt opgevoerd,Ga naar eind5 is natuurlijk een uitvloeisel van de Eerste Wereldoorlog, de traumatische ervaring die in zijn werk een overheersende rol speelt. Er zijn verschillende oorzaken aan te voeren voor Célines antisemitisme. Ik zou ze biografisch, historisch en pathologisch willen noemen. Dat antisemitisme wordt overigens door recente biografen als | |
[pagina 38]
| |
Frédéric Vitoux en Philippe Alméras niet langer verzwegen. Het wordt behandeld en in de historische context geplaatst, maar meer niet. Céline wordt in 1894, een halfjaar voor de Dreuffus-affaire, geboren in een gezin waar rechtsextremistische theorieën welwillend worden bezien. Zijn vader bewondert Edouard Drumont, een van de negentiende-eeuwse aartsvaders van het moderne antisemitisme, wiens boeken hij aan tafel van bewonderend commentaar voorziet. Céline groeit op in een samenleving waar agressief racisme en antisemitisme heersen, en is daar ongetwijfeld door beïnvloed. Ook thuis wordt hij geconfronteerd met agressie, verbaal en fysiek geweld. In zijn literaire woedeuitbarstingen doet hij zeker ook zijn vader na, die berucht was om zijn woedeaanvallen tegen vrouw en kind. Volgens veel psychoanalytici (Mitscherlich, Friedländer) ligt de angst en de haat voor de ‘slechte’ vader vaak aan de basis van racisme en antisemitisme, van de demonisering van de gevreesde ander. De jood is in dit perspectief een overdrachtsfiguur van de agressie die de vader uitstraalt. Daarbij heeft Céline tijdens zijn leven een aantal keren aanvaringen gehad met joden, en ook dit wordt wel eens aangegrepen als oorzaak van zijn jodenhaat. Maar, zoals Sartre het schreef, is antisemitisme minder een ideologie dan een ‘hartstocht’: de antisemiet is eerst een antisemiet en vervolgens zoekt hij naar persoonlijke of historische redenen voor zijn antisemitisme, waarbij hij de geschiedenis - of zijn eigen geschiedenis - naar hartelust vervalst om een basis voor zijn haat te construeren.Ga naar eind6 Het antisemitisme bereikt in Frankrijk ongekende vormen tijdens de jaren dertig. De komst van joden uit Oost-Europa en de Volksfront-regering met aan het hoofd de joodse socialist Léon Blum hebben hier een rol gespeeld. Naast historische, economische en sociaal-culturele oorzaken spelen hier ook collectieve angsten, die hebben geleid tot de vorming van politieke mythen als de ‘joodse republiek’ of ‘het joodse complot’; dit baseert zich op een vervalsing, de beruchte Protokollen van de Wijzen van Zion. Het spookbeeld van nationale degeneratie en decadentie dat zo kenmerkend is voor de jaren dertig vindt ook bij Céline weerklank. De industrialisering heeft een vervreemdende verstedelijking met zich meegebracht. Het republikeinse systeem staat voor secularisering en gelijkheid voor alle burgers. De nivellering die door de democratie wordt gepropageerd stimuleert de opkomst van de massacultuur. Veel rechtse intellectuelen ervaren deze factoren als een ondergraving van hun traditionele waarden. In de extreem-rechtse pers laait de haat tegen de democratie hoog op. De Republiek wordt steeds vaker voorgesteld als een hoer, wier verleidelijke uiterlijk de smerige ziektes verbergt waaraan zij lijdt. De goedkope lucht van parfum die om haar heen hangt kan de gore stank van haar door gonorroe en syfilis aangetaste lijf niet meer verhullen, zo schrijft de fascistische schrijver Brasillach. De jonge, zuivere Republiek, die door de aseksuele figuur van Marianne werd verbeeld, is vervangen door de corrupte en wellustige Rachel, de ‘joodse Republiek’. De betrokkenheid van parlementariërs bij financiële schandalen versterkt het beeld | |
[pagina 39]
| |
van een ontspoord land, dat rijp lijkt voor een totalitaire machtsovername. | |
BacteriënCéline is voor alles de arts en hygiënist met nogal vergaande preoccupaties over de decadentie en de verloedering van de Franse natie. In 1924 publiceert Louis Destouches (zo heet hij dan nog) zijn geneeskundig proefschrift La vie et l'oeuvre de Philippe Ignace Semmelweis (1818-1865), over de Hongaarse verloskundige die de oorzaak van kraamvrouwenkoorts ontdekte. Besmet met de bacteriën die artsen en studenten na het snijden op lijken overbrachten tijdens het onderzoek, stierven in die tijd een groot aantal zwangere vrouwen aan mysterieuze infecties. In dit proefschrift, dat eigenlijk meer als Célines eerste literaire werk dan als een medische dissertatie moet worden beschouwd, identificeert Destouches zich volledig met het miskende genie Semmelweis en zijn verwoede strijd tegen de dodelijke bacteriën. In bevlogen woorden vertelt hij hoe deze, vijftig jaar voor Pasteur, de onzichtbare bacillen ‘te pakken neemt’ en vernietigt.Ga naar eind7 In dit pessimistische visioen over een getroebleerd tijdperk, wordt de arts Destouches al snel overschaduwd door de schrijver Céline. Later zullen de pamfletten door Céline gebruikt worden om zijn dwangmatige drang naar zuiverheid uit te drukken. Dit is misschien het duidelijkst in L'école des cadavres, dat nog veel meer ingaat op de zuiverheid van het ras. Daarin kiest Céline de weg van het biologisch racisme en pleit hij voor eugenetische methoden om het ras zuiver te houden. De hygiënistische preoccupatie en deCéline tijdens een bijeenkomst in het ‘institut anti-juif’, mei 1941 (foto: Lipnitzki-Viollet)
obsessie om het onzichtbare kwaad aan te tonen, in de etterende en stinkende wond te snijden om het vuil eruit te laten lopen, heeft Céline niet meer verlaten. In L'Ecole des cadavres is hij het zelf die het zieke Frankrijk op de verderfelijke bacteriën wil wijzen: ‘De joden, Afro-aziatische bastaarden, kwart negers, halve negers en Midden-Oosterlingen, losgeslagen zedeloze troep, hebben niets met dit land te maken. Ze moeten opsodemieteren. 't Zijn onze niet te assimileren parasieten, verderfelijk, rampzalig, in alle opzichten, biologisch, moreel en sociaal, verrottende zuignappen. De joden zitten hier tot onze ellende’ Céline grijpt hier terug naar de rijke traditie van de Franse antisemitische literatuur. Drumont had het in La fin d'un monde al over de jood- | |
[pagina 40]
| |
se lepra die de Franse natie in een sociaal lijk heeft veranderd, over de joden die als krioelende bacillen het nationale organisme langzaam hebben aangetast en naar de ondergang gebracht.Ga naar eind8 Em. Kummer merkt terecht op dat het antisemitisme als een rode draad door Célines werk loopt, om door allerlei omstandigheden in de jaren dertig tot onvoorstelbare proporties uit te groeien.Ga naar eind9 Een van die omstandigheden is ongetwijfeld het feit, door Vitoux benadrukt, dat de kritiek weinig enthousiasme kon opbrengen voor Mort à crédit. Verbittering en opportunisme hebben Céline er volgens Vitoux toe gedreven, het uitblijven van succes en het onbegrip van het publiek toe te schrijven aan het verval van de cultuur, waarbij de jood makkelijk kon worden aangewezen als de parasiet die de gehele westerse cultuur had ondermijnd. Ook Céline gelooft in het ‘joodse complot’, ook hij beweert dat joden dankzij hun financiële macht en onderlinge solidariteit alle culturele middelen in handen hebben gekregen, zodat de oorspronkelijke, zuivere nationale cultuur verstikt is door een geïmporteerde ‘ondercultuur’ die door de joden wordt beheerst. Joden hebben een slechte smaak, zij houden van het middelmatige, van kleinburgerlijke sentimentaliteit, bij joden ontbreekt de directe emotie. Zij praten in plaats van gewaar te worden, zij redeneren in plaats van te voelen. ‘Jood’ wordt een scheldwoord, een term die van toepassing lijkt te zijn op alles wat pervers, decadent en vunzig is. De figuur van de jood stelt Céline in staat een dualistisch wereldbeeld te scheppen, waarbij ‘jood’ staat voor onzuiver, onrein en smerig. Céline associeert de jood met het ondergrondse leven in de riolen, met modder en excrementen. Joden zijn larven en ratten, de bewakers van volgescheten riolen, schrijft hij in Bagatelles. Dit obsessieve gevoel voor ziekte en dood, voor onreinheid en verval, voor de dreiging van vermenging en besmetting, vormt overigens de rode draad in het werk van veel Franse schrijvers uit het interbellum. Enerzijds maakt Célines antisemitisme deel uit van het fascistische en rechtsanarchistische discours in het Frankrijk van de jaren dertig, anderzijds worden onder de narratieve processen dwangneurotische fantasieën zichtbaar die de kern van de pamfletten vertegenwoordigen. Célines teksten kunnen worden geanalyseerd als een vorm van literaire ‘terugkeer van het verdrongene’, waarin obsessionele angsten op symbolische wijze een uitlaatklep lijken te vinden. Céline neemt een bekend thema over uit de antisemitische traditie: het doel van de joden is om de Franse mannen te ontmannen om deze gelijk aan hen te maken: ‘Tot het einde der tijden zal de jood ons kruisigen om wraak te nemen voor zijn voorhuid’, schrijft hij in Bagatelles pour un massacre. Antisemitisme is dan ook weleens geïnterpreteerd als een vorm van castratieangst, een angst die in eerste plaats voor verlies van macht en controle symboliseert. Mysterieuze verhalen rond de joodse besnijdenis spelen hier ongetwijfeld een rol. Joden, gefrustreerd door deze vreemde gewoonte, hebben zich tot doel gesteld om Franse mannen te castreren. De sodomie waar zij volgens hem zo verknocht aan zijn, is, meer nog dan een middel tot seksuele bevrediging, | |
[pagina 41]
| |
een manier om Frankrijk te vernederen en de eigen machtswellust bot te vieren. Fransen worden door de joden besodemieterd, figuurlijk maar vooral ook letterlijk. Deze obsessionele metafoor komt in de pamfletten steeds terug: ‘Vijftien miljoen joden zullen vijfhonderd miljoen ariërs in hun kont neuken!’ En: ‘Fransen, vanaf dit moment worden jullie door de joden in de kont geneukt! Zoals zij dat willen, waar zij dat willen! Wanneer zij dat willen!... die lange, verrotte kunstpik zegent hun overwinning in... Laat je billen zien in afwachting van nieuwe orders en kom op met je geld.’ | |
Bedreigende buitenwereldDe pamfletten kunnen beschouwd worden als een symbolische transpositie van Célines psychische wereld, die via een eenvoudig schematisch model kan worden gereconstrueerd. Daarin is sprake van een afgesloten ruimte die rust en bescherming dient te bieden: Frankrijk. Deze ruimte wordt ook gepersonifieerd door een inwoner, de verteller Ferdinand. Daaromheen hoort een stevige muur of burcht te staan die de ruimte afsluit en vrijhoudt van indringers. Buiten zijn vijandige wezens, monsters die binnen willen dringen om de inwoner te doden (de joden).Ga naar eind10 In feite vertegenwoordigt dit schema het Ego (de beschermde, afgesloten ruimte), het Superego (de beschermende stevige muur) en het Es (de bedreigende, angstaanjagende wereld van het onbewuste). De jood is een wellustig, nerveus, hysterisch en neurotisch type, dat zoekt naar onmiddellijk seksueel genot en wreedheid niet schuwt, en de onheilspellende krachten van het Es symboliseert. Hier ligt ook de basis van de politieke mythe, die bescherming moet bieden tegen angsten en het Ego versterken door het scheppen van een nieuwe, beter controleerbare werkelijkheid. Dit volledig opgaan in een andere werkelijkheid is typisch voor de psychotische en de neurotische storing van de persoonlijkheid. Freud schrijft In Realitätsverlust bei Neurose und Psychose (1924) dat elke neurose of psychose een verstoring betekent van de betrekkingen die met de werkelijkheid worden onderhouden, en een manier om die werkelijkheid te ontvluchten. Neurose en psychose zijn uitdrukkingsvormen van een opstand van het Es tegen de eisen die door de buitenwereld worden gesteld, van een onvermogen om zich aan de werkelijkheid aan te passen. In de psychose wordt de realiteit ontkend en door iets anders vervangen; in de neurose wordt de realiteit niet ontkend, er wordt alleen geen rekening mee gehouden, of twee aparte realiteiten worden naast elkaar in stand gehouden. De vraag is niet zozeer: waarom schreef Céline de antisemitische pamfletten, maar waarom schreef hij ze toen? Alméras legt de nadruk, naast het gedeeltelijke échec van Dood op krediet, op het falen van de socialistische Volksfront, de roerige opstanden in Parijs in 1936 en het feit dat tal van Franse intellectuelen zich door het fascisme laten verleiden, op de walging die Céline voelt ten aanzien van de tijd waarin hij leeft. Céline, zo schrijft Alméras, wil zich niet langer anders voordoen, en schrijvend in de stijl die een belangrijk onderdeel van zijn succes vormt, ‘voelt hij een enorme opluchting want eindelijk kan hij zijn | |
[pagina 42]
| |
Céline en zijn vrouw, de danseres Lucette Almansor, 1955 (foto Lipnitzki-Viollet)
| |
[pagina 43]
| |
eigen taal spreken.’Ga naar eind11 Die taal is de taal van Dood op krediet, die hij ook in de pamfletten gebruikt: ‘Ik heb trouwens tot mijn diensttijd toe met stront aan m'n gat gelopen, zo ben ik m'n hele leven opgejaagd.’ (p. 41), ‘Een bijkomend gebrek was dat ik altijd een vuile kont had, ik veegde niet goed, ik had er geen tijd voor (...) Ik veegde mijn kont zo slecht af, omdat ik altijd nog een mep te goed had ... Om die te ontwijken moest ik snel zijn... Ik hield de deur van de plee open om te horen of er iemand aankwam... Ik kakte als een vogel tussen twee stormen in... (...) Wekenlang liep ik met stront aan m'n gat. Ik merkte zelf dat ik stonk, bleef een beetje bij de mensen uit de buurt.’ (p. 63) en ‘Ik wist dat ik stront aan m'n reet had en pikzwarte voeten... Ik kon mezelf ruiken...’ (p. 176)Ga naar eind12 Het doet er in feite niet toe of Céline wel of niet zo'n smerig jongetje was - zijn vader voorspelde hem om die reden een toekomst die alleen maar stront zou brengen en hij maakte als volwassene nog altijd een ongewassen indruk - waar het om gaat is dat hij dat steeds weer vertelt, omdat hij zichzelf zo ziet. Er is in zijn werk een duidelijke problematiek van angst en castratie, en van regressie, terugkeer naar een eerder stadium, dat echter met angst en achtervolging verbonden is. Zoals het jongetje Louis-Ferdinand het nooit voor elkaar kreeg om schoon te zijn en zijn lichaam te beheersen, zo kan de volwassen Céline de bedreigende buitenwereld ook niet controleren en vervormt hij deze tot een andere realiteit: want de demonen van de onzuiverheid zullen, zo hoopt Céline, eens wel uitgeroeid worden. In 1938 roept hij in L'Ecole des cadavres uit: ‘Racisme voor alles! Ontsmetting! Schoonmaak!’ | |
OrdeHet spookbeeld van de decadentie (het verval van de cultuur en de teloorgang van de nationale identiteit) of het joodse complot zijn politieke mythen waarvan in angstige tijden een therapeutische werking uitgaat. De scherpe scheiding tussen zuiver en onzuiver, besmetting en ontsmetting, verwijst naar een sterke behoefte om orde te scheppen, controle te krijgen op de omringende wereld, om de chaos uit te bannen. De antisemitische uitlatingen geven uitdrukking aan individuele, maar ook aan collectieve pathologische symptomen, zij verwijzen in extreme vorm naar de verborgen taal die een cultuur in een gegeven tijd spreekt. Célines antisemitisme baseert zich op dezelfde thema's die door Saul Friedländer bij Hitler zijn beschreven: het joodse verlangen om de wereld te overheersen, de abnormale seksualiteit en de wil om zich met het blanke ras te vermengen zodat dit ook inferieur en onzuiver wordt, de jood als verspreider van bacteriën en brenger van infecties.Ga naar eind13 Hoewel de pamfletten bijna onleesbare teksten zijn, zieke produkten van een gestoorde geest, valt hier en daar zeker te lachen om Célines verbijsterende vindingrijkheid in het bedenken van scheldwoorden en seksuele beeldspraak. De grap fungeert als ontlading, als manier om verboden verlangens, die met schuld en schaamte zijn verbonden, te openbaren. Céline lijkt te genieten van het vuil dat hij om zich heen gooit, als een kind dat trots naar de eigen uitwerpselen kijkt. Célines antisemitische fantasieën verbeelden de wereld van de chaos, van de overtreding van alle menselijke en goddelijke | |
[pagina 44]
| |
wetten, van de transgressie en het ontbreken van grenzen, van totale indifferentiatie; de angst wordt enigszins beheersbaar via de literaire beschrijving, waarin de auteur als God zelf een nieuwe wereld met een nieuwe moraal kan scheppen. Tevens is die wereld er één van regressie, van afzweren van het heden en terugkeer naar het verleden, in het bijzonder naar de sadistisch-anale periode van de ontwikkeling, waarin het kind zijn lichaam en dus ook de omringende wereld leert beheersen. Om die reden spelen scatologische thema's een overheersende rol. Geobsedeerd door zuiverheid, wordt Céline natuurlijk ook gefascineerd door het onzuivere. In Célines stijl, die wel eens psychotisch is genoemd, zijn zelfdestructiviteit, de obsessie met de dood en zijn behoefte om een andere werkelijkheid te scheppen zichtbaar. Het destructieve aspect van die kenmerkende ‘delirium-achtige’ stijl weerspiegelt het uiteenvallen van het Ego en van de omringende wereld, iets dat hij ook letterlijk in de oorlog heeft ervaren. Die schokkerige vloed van woorden - en vooral scheldwoorden - verbeeldt een ineenstortende wereld: schrijven is een compromis om niet helemaal ten onder te gaanGa naar eind14 en een manier om vorm te geven aan het vormeloze. De wereld vol monsters die Céline achtervolgen, de wereld van het onbewuste die wordt geprojecteerd in de samenleving, wordt ook gesymboliseerd door het eigen lichaam, in het bijzonder door het smerigste deel ervan, de darmen. De psychotische verbeelding is die van de analiteit, van de borrelende darmen en de ontlasting. De receptie van Dood op krediet bedient zich overigens van dezelfde uitdrukkingen: ‘obsceen epos’, ‘smerig epos van de walging’, ‘misselijkmakend gevoel en stank’, ‘mislukte zindelijkheidstraining’, ‘marathon van de stront’.Ga naar eind15 Céline gooit met uitwerpselen en krijgt die ook naar zich toe geworpen. Daarbij heeft hij financiële problemen met zijn uitgever, die op de rand van het faillissement balanceert Célines altijd aanwezige angst voor armoede steekt zo de kop weer op, terwijl Frankrijk in de greep raakt van een alarmerende inflatie. Hij probeert vergeefs de auteursrechten te incasseren die hij nog tegoed heeft, hij reist naar het buitenland met in zijn dokterstas de kilo's goud die hij in het geheim verzameld heeft. Want geld is Célines tweede obsessie, en zijn scheldkannonades tegen zijn uitgevers gaan vooral over dit onderwerp. | |
Stront en goudGeld, excrementen, zuiverheid als obsessie, dwangneurotische behoefte aan controle: dit is de wereld van de analiteit zoals Freud die heeft beschreven. In zijn artikel Charakter und Analerotik (1908) schrijft Freud dat de excrementen van het kind, het eerste produkt dat hij eigenhandig fabriceert en door de moeder als iets zeer waardevols wordt voorgesteld, niet lang daarna tot een smerig iets worden gemaakt dat zo snel mogelijk doorgespoeld moet worden, en hij onderstreept de verbanden tussen goud en faecaliën: door de omkering is er een weg terug, en verandert dat wat smerig is in iets wat weer zeldzaam en waardevol is. Voor Freud is de vrek anaal gefixeerd omdat hij zijn geld binnenhoudt en niet wil laten gaan, zoals het kind dat weigert | |
[pagina 45]
| |
op de potte gaan. In mythes en bijgeloof, in het archaïsche denken, in dromen en neurotische fantasieën wordt geld vaak geassocieerd met excrementen: zo verandert het goud dat de duivel zijn volgelingen schenkt na zijn vertrek in stront. Voor de psychoanalyticus Willy Szafran getuigt Célines stijl en woordenschat al van een anale fixatie, die bij de schrijver leidt tot een stereotiepe perceptie van een gevaarlijke, sadistische wereld. De ander is altijd de vijand, en na de joden zijn het vooral de Chinezen en het ‘gele gevaar’ waar Céline zich druk over zal maken: iemand om te haten is voor hem onontbeerlijk om iets van eenheid te bewaren in de chaos van zijn paranoïde fantasieën.Ga naar eind16 In de sadistisch-anale fantasie wordt het object tegelijk vernietigd en in stand gehouden zodat het beheerst kan worden. Zo kan Céline ook beweren dat hij van joden houdt, en dat hij er zelf een is. Célines woordenvloed is een soort verbale diarree; ‘ik schijt op jullie’, zegt hij tegen de joden. ‘Dirt is matter in the wrong place’, schreef Freud; Céline brengt het vuil daar waar hij vindt dat het thuishoort, hiermee een nieuwe ordening brengend in de chaos. Hij reinigt en zuivert zichzelf, en wat volgt is de bevrijding, zoals dat bij het kind gebeurt dat zijn ontlasting eindelijk kan laten gaan. Categorieën als oraliteit en analiteit zijn overigens niet door de psychoanalyse uitgevonden: de etnoloog Claude Lévi-Strauss heeft er veelvuldig gebruik van gemaakt in zijn classificaties van Zuid-Amerikaanse mythen. In mythen en sprookjes spelen excrementen vaak een positieve rol, en lange tijd zijn deze als een zeer kostbare substantie beschouwd, vooral wanneer zij van gezonde mensen afkomstig waren. Tot het midden van de achttiende eeuw dacht men dat zij allerlei therapeutische eigenschappen bezaten en werden zij gebruikt bij het fabriceren van dure parfums, die vervolgens van poëtische namen werden voorzien als L'eau aux mille fleurs.Ga naar eind17 Maar misschien kan Céline het beste met de alchemist worden vergeleken, en hiermee zijn we misschien dichter bij Bachelard of Jung dan bij Freud. Na langdurige operaties en hardnekkig werken met een primaire materie bereikt de schrijver net als de alchemist een wonder. Waar de alchemist van droomt is niet alleen het vulgaire metaal, maar het filosofische goud, het subtiele lichaam, het grote geheim, het levenselixir, dat het oerbeginsel en de essentie van de dingen vertegenwoordigt en hem de eeuwigheid zal schenken.Ga naar eind18 De schrijver op zijn beurt verzamelt woorden en bewerkt eindeloos de taal, zoals Céline schept hij een nieuwe taal waardoor roem en geld en uiteindelijk eeuwigheid hem ten deel zullen vallen. Célines drang naar zuiverheid is ook zichtbaar is de manier waarop hij de taal tot een onbedorven essentie wil terugbrengen: 't Is de ‘intense gevoeligheid’, het spontane wijsje, de muziek van het innerlijk, die ik in de gesproken taal probeer op te vangen en over te brengen in de geschreven taal [...] Ik probeer ze op te vangen en er zo op schrift kunstmatig een ideale ‘gesproken taal’ van te maken. [...] Om dat te bereiken dring ik, met behulp van een foefje, door tot de kern van de gesproken taal, als een inbreker om zo te zeggen, ik steel haar geheim. [...] Ik vorm een trust van levende diamanten in de gesproken taal.’Ga naar eind19 | |
[pagina 46]
| |
En zo worden het vuil en de stront dankzij de alchemistische transformatie van de literatuur in goud en juwelen veranderd. |
|