| |
| |
| |
De hele inhoud van de levenskom
Thematische biografie over Virginia Woolf
Claire Weeda
Veel biografen van Virginia Woolf hebben haar leven een eenvoudige vorm willen geven, als feministe, als incestslachtoffer, als gek, als anorexiapatiënte, als pot, als snob, als spil van de ‘Bloomsbury Group’ en als schrijver. De preoccupaties van de biograaf gingen het onderwerp al snel overheersen. Hermoine Lee gaat terughoudender te werk en zet de thema's uit het leven van Woolf op een rijtje, niet de chronologie. Dus begint haar biografie niet met de geboorte van de schrijfster, maar met het moment dat Woolf zich afvraagt hoe een biografie eruit moet zien.
Hoe schrijf je een boekbespreking? Wat wil de lezer? In elk geval niet datgene wat u nu gaat lezen. Volgens Virginia Woolf dan. Zij wilde de recensie in de vorm zoals wij die kennen afschaffen en het systeem van de gutter and stamp ervoor in de plaats stellen. De gutter, oftewel de uittrekselmaker, moest de inhoud van het boek kort beschrijven. Vervolgens drukte de taster, de fijnproever, zijn stempel op de samenvatting: een sterretje ter goedkeuring of een dolk als afwijzing van het boek. Hierdoor konden in een klap alle tekortkomingen in de wereld van de literaire kritiek worden opgeheven. Nu werd deze nog door schurftige recensenten bevolkt, die in allerijl boeken bespraken en niet vrij waren van vooroordelen. Zo waren ze vaak bevriend met de auteur die beoordeeld werd en wisten ze de contemporaine literatuur niet naar waarde te schatten. Bovendien verschenen er te veel recensies van elk boek: hoe kon de lezer nog wijs worden uit de vijf of zes - vaak tegenstrijdige - meningen van deze boekenbeulen? Eén uittreksel en een ster of een dolk: dat was tenminste duidelijk. Ook voor de auteur zou dit systeem alleen maar voordelen bieden. Samen met de recensent, voor wie er nu tijd was vrijgekomen, zou hij in een vriendelijk, gentlemanlike privégesprek het boek in wording kunnen bespreken en verbeteren. Hoefde hij op het moment van verschijnen niet meer voor de literaire wolven te vluchten.
Dit idee van Woolf, dat zij in het artikel ‘Reviewing’ uiteenzette, veroorzaakte een kleine golf van opwinding. Andere recensenten wezen honend op het belang van de boekbespreking voor het cultureel leven. In het nawoord van het artikel verontschuldigt Leonard Woolf zich voor het voorstel van echtgenote Virginia; de boodschap van zijn epiloog komt ongeveer op het volgende neer: ‘Let niet op mijn vrouw, ze is gek maar onschuldig, toon alstublieft wat begrip.’
Toch is de discussie over literaire kritiek die Woolf in ‘Reviewing’ aanzwengelt kenmerkend voor veel van haar werk: elke conventionele vorm in de literatuur plaatst zij tegen het licht en als deze troebel blijkt, probeert ze de vorm voor een nieuwe in te ruilen. Voortdurend stelt ze zichzelf vragen over vorm en stijl, en ofschoon het antwoord dat zij op haar vragen geeft niet altijd even treffend is, maakt juist deze eindeloze zoektocht haar werk zo interessant. Toen ze werkte aan de biografie over haar
| |
| |
overleden vriend en kunstcriticus Roger Fry, worstelde ze eindeloos met de vraag ‘hoe schrijf je een biografie?’ Begin je bij het einde van iemands leven of bij diens voorouders? Zo werpt Woolf in elk literair genre een balletje op en het briljante van Hermione Lee's Virginia Woolf is dat zij als biograaf die bal zelfverzekerd vangt en doorspeelt. In het eerste hoofdstuk lost Lee meteen het probleem ‘waar begint de biografie?’ op door, geheel in de geest van Woolf, dezelfde vraag te stellen. De vraag wordt zijn eigen antwoord: het boek begint met Woolfs worsteling met de biografische vorm. De geboorte van de biografie met Woolfs vraag is tevens Woolfs komst op aarde. En zo is het balletje aan het rollen. Lee had geen beter begin kunnen bedenken: Virginia Woolf als schrijver en als mens zijn terstond vervlochten. De toon voor de rest van het boek is gezet: Woolfs leven wordt voortdurend benaderd en geïllustreerd aan de hand van haar brieven, dagboeken en romans. Die opzet ligt voor de hand, aangezien haar romans sterk autobiografisch getint zijn en Woolf een reusachtige papierberg achterliet, maar vooral de keuze die Lee uit die berg maakte, dwingt bewondering af: de gekozen fragmenten zijn vaak een schot in de roos.
Het tweede - thematische - hoofdstuk ‘Houses’ wordt ingeluid met een beschrijving van Talland House, het vakantieverblijf in Cornwall waar Woolf als kind haar zomers sleet. Terecht laat Lee de jeugd van Woolf niet beginnen in het donkere Hyde Park House te Londen, maar in dit zomeroord. De indrukken die hier zijn opgedaan zijn de ruggegraat voor romans als To the Lighthouse, The Waves en Jacob's Room. Het beeld van de golven die op het strand stampen, van het waterige ochtendlicht dat door het raam glijdt, en van de vuurtoren die eenzaam de wereld de weg wijst zijn wellicht de meest treffende en bekende die in de romans zijn verwerkt. Het citaat dat Lee hierbij aanhaalt, maakt duidelijk dat
Virginia Woolf, 1903
ook Woolf bewust was van de waarde van deze herinneringen: ‘If life has a base that it stands upon, if it is a bowl that one fills and fills and fills - then my bowl without a doubt stands upon this memory. It is of lying half asleep, half awake, in bed in the nursery at St Ives. It is of hearing the waves breaking, one, two, one, two, and sending a splash of water over the beach; and then breaking, one, two, one, two, behind a yellow blind.’
| |
Levenskom
Biografen, literatuurwetenschappers en journalisten hebben in het verleden de levenskom van Virginia Woolf met uiteenlopende ingrediënten gevuld: Woolf als feministe, als incestslachtoffer, als gek, als anorexiapatiënte, als pot, als snob, als spil van de ‘Bloomsbury Group’ en als schrijver. Niet zelden waren hierbij niet zozeer de feiten van haar leven als wel de preoccupaties van de auteur het uitgangspunt. Soms heeft deze anachronistische en subjectieve benadering tot absurd giswerk geleid, en is Woolfs leven tot een fantasieloos en oppervlakkig bestaan teruggebracht.
| |
| |
Eén blik op de inhoudsopgave van Lee's biografie, en het is meteen duidelijk dat ook zij niet aan deze onderwerpen voorbij is gegaan. ‘Abuses’, ‘Madness’, ‘Bloomsbury’ en ‘Liaisons’: zo luiden enkele titels van haar hoofdstukken. Maar Lee pakt deze predikaten met fluwelen handschoenen aan. Ze stelt bijvoorbeeld dat het verhaal over incest in ‘Hyde Park Gate’, dat Woolf tijdens een Memoir Club bijeenkomst voorlas, een literaire fabricage kan zijn.
In haar brieven en autobiografische schetsen verwees Woolf meermalen naar de incestueuze relatie met haar halfbroers Gerald en George Duckworth. Vooral na de dood van hun moeder Julia Stephen zou George zijn rol als liefhebbende broer al te serieus hebben opgevat. Tijdens het troosten van zijn behoeftige zusters wilden zijn handjes weleens afdalen naar verboden oorden, en dit werd hem niet in dank afgenomen. Ook Gerald, de oudste, zou de zesjarige Virginia een keer vlak buiten de eetkamer aan een lichamelijk onderzoek onderworpen hebben, zonder daarbij een medische vraagstelling op het oog te hebben. Een voorbeeld van hoe deze aanwijzingen tot vergaande speculaties kunnen leiden is het boek Virginia Woolf: The Impact of Childhood Sexual Abuse on her Life and Work van Louise de Salvo. Daarin wordt het eetprobleem van Virginia, dat telkens opdook tijdens haar ziekteperiodes, aan deze bloedschande verbonden. Woolf werd vlakbij de eetkamer betast, en wilde daarom niet eten. Op zesjarige leeftijd was ze ontmaagd, en gedurende de rest van haar leven ging zij onder dit juk gebogen. Ze was slachtoffer, en daardoor gek. Enzovoort.
Om zulke conclusies te vermijden, gaat Lee zeer voorzichtig met dit bewijsmateriaal om. Maar in haar verlangen Woolf als ‘normaal mens met een redelijk normaal leven’ neer te zetten, gaat ze soms te ver. De brieffragmenten waarin Woolf geen vijandige toon over de broers aanslaat, maken volgens Lee de incestbeschuldiging verdacht. Voortdurend zegt Lee dat de aanwijzingen voor incest ‘dubbelzinnig’ zijn. Maar Woolf zelf verdedigt haar broers nergens tegen de beschuldigingen. Sterker nog, in A Sketch of the Past schrijft Woolf nadat ze Gerald Duckworths aanval op haar lichaam heeft beschreven, het volgende: ‘Yet this is a simple incident; and it happened to me personally; and I have no motive for lying about it.’ Het maakt Lee's argumentatie zwak.
Ook van Woolfs eetprobleem probeert Lee een peulenschilletje te maken. Anorexia had ze niet; ze kon gewoon niet eten, zegt Lee. Een verklaring blijft uit. Lee wil, door alle speculaties weg te wimpelen, erop wijzen dat de details er niet zo toe doen. Het is voor haar niet belangrijk of Woolf door verkrachting of hallucinatie haar bord niet leeg at. Belangrijk is hoe Woolf deze ervaringen in haar romans heeft verwerkt. Dat de periodes van ziekte inderdaad een belangrijke bron van inspiratie waren, wordt door Woolf zelf onderstreept. Toen ze in 1929 weer aan bed was gekluisterd, schreef ze in haar dagboek: ‘If I could stay in bed another fortnight (but there is no chance of that) I believe I should see the whole of The Waves.’ De taal van de gek, die door Septimus in Mrs Dalloway wordt gesproken; de vervreemding die Rhoda in The Waves verwoordt: het zijn de vruchten van deze - in andere opzichten angstaanjagende - momenten. De ziekte is haar kracht geworden.
| |
Wissewasjes
Verder leverden de hallucinaties eindeloze doktersbezoeken, het trekken van haar kiezen, het dragen van een bril, melkdiëten en een schrijfverbod op. Gelukkig heeft Lee zich niet ervan laten weerhouden ons met deze details te vergenoegen. Voorheen was de geïnteresseerde Woolfian hiervoor vooral op de biografie van Quentin Bell aangewezen. Deze was, als neef van Virginia Woolf, een insider bij de
| |
| |
Bloomsbury Group. Voor veel van zijn informatie kon hij uit zijn eigen herinneringen en die van intimi putten. Het intieme karakter van zijn biografie is dan ook moeilijk te overtreffen. Maar Lee is zo zorgvuldig te werk gegaan, dat zij enkele parels van het zuiverste water heeft opgedoken. Deze wissewasjes, waarnaar we tevergeefs in Bells biografie kunnen zoeken, spreken vaak boekdelen.
In het hoofdstuk ‘Monk's House’ - het buitenhuis in Sussex waar het echtpaar Woolf ongeveer de helft van het jaar vertoefde - lezen we dat het dienstmeisje Louie Everest vanuit de keuken Woolf boven in bad hoorde prevelen. Deze anekdote zegt veel over hoe ze in haar werk opging. Hele scènes uit boeken werden in het schuim opgevoerd. ‘On and on she went, talk, talk, talk: asking questions and giving herself answers. I thought there must be two or three people up there with her.’
Woolf werd altijd om elf uur 's avonds door haar echtgenoot naar bed gestuurd. Uit angst voor haar aanvallen van gekte, die altijd op de loer lagen, onderwierp hij haar aan een streng regime. Toch wist zij talrijke diners, feesten en discussiebijeenkomsten bij te wonen. Haar vriendenkring bestreek ongeveer de helft van Londen, en bijna alle beroemdheden uit haar tijd kwamen bij haar over de vloer: onder andere Maynard Keynes, E.M. Forster, Duncant Grant en Roger Fry. Onder hen ook T.S. Eliot. In het hoofdstuk dat de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog bestrijkt, ‘Post-War’, vertelt Lee hoe de relatie tussen hen verliep. Als literaire concurrenten waren ze vaak jaloers op elkaar, en toen Eliot kritiek leverde op Jacob's Room was Woolfs wantrouwen jegens hem groot. (Woolf was zeer gevoelig voor kritiek, en na het verschijnen van een boek bracht ze meestal vele weken ziek in bed door.) Toch was er ook sprake van genegenheid en wederzijds respect. Lee sluit het hoofdstuk met het volgende tafereel af, dat zeer tot de verbeelding spreekt: ‘We can allow ourselves this 1920s picture of Virginia Woolf and T.S. Eliot, dancing the Chicken Strut or the Memphis Shake together, with Leonard, perhaps, winding up the gramophone, after tea on a June afternoon.’
Onthutsend is het relaas van het echtpaar Woolfs reis door Duitsland in 1935. Eigenlijk is het verbijsterend dat zij, hoewel zij van het opkomend antisemitisme en fascisme op de hoogte moeten zijn geweest, toch de reis hebben gemaakt. Leonard Woolf was als socialist zeer actief binnen de Engelse politiek, en was de Duitsers geenszins goedgezind. Maar nog gevaarlijker was zijn duidelijk joodse afkomst - ‘Leonards nose is so long and hooked’, schreef Virginia. In Bonn reden ze tussen duizenden Nazi aanhangers, die, wachtend op de komst van Goering, ‘Heil Hitler’ scandeerden. Maar in plaats van naar de neus van
Virginia Woolf, 1935
| |
| |
Leonard te kijken, waren de fascisten gefascineerd door de zijdeaap die op Leonards schouder zetelde. De aap werd triomfantelijk toegejuicht, en de Woolfs kregen de Hitlergroet. ‘I raised my hand,’ was de reactie van Virginia. Of Woolf zich bewust was van de betekenis van een dergelijk gebaar, kan Lee ons niet vertellen. In elk geval wordt hiermee het beeld opgeroepen van een vrouw die in een enigszins zorgeloze, naïeve wereld leefde.
In Lee's biografie wemelt het van zulke - vaak zeer geestige - anekdotes. Maar Lee heeft met al deze citaten en feiten ook tot de innerlijke wereld van Woolf weten door te dringen, zonder daarbij in psychologisch geneuzel te vervallen. De passages waarin zij een kijkje neemt in Woolfs gedachtenwereld zijn bijzonder sterk. Op deze momenten komt de thematische opzet van de hoofdstukken het meest tot zijn recht.
In het hoofdstuk ‘Reading’ bijvoorbeeld zien we hoe Woolf door het lezen werd beïnvloed. De opzet en stijl van negentiende-eeuwse boeken bestempelde ze als een ‘trage, brave stoommachine die langs 36 hoofdstukken voortploeterde.’ Zij wilde daarentegen boeken schrijven waarin ‘het essentiële ding’ vloeibaar en impressionistisch werd beschreven. Niet alleen auteurs als Hardy, Galsworthy en Wells stonden aan haar kritiek bloot; ook het werk van modernisten als T.S. Eliot en Joyce werd niet zonder meer door haar geprezen. Uit haar aantekeningen over Ulysses (ze hield talrijke notitieboekjes bij tijdens het lezen) blijkt dat, hoewel ze Joyce' poging om ‘in de huid van de literatuur te kruipen’ waardeerde, ze zijn zelfzucht afkeurde. Maar alle literatuur, zowel erkende meesterwerken als anonieme trash, werd door haar gulzig verslonden, en tegen haar eigen schrijfmethode afgezet. Het lezen verschafte haar inzicht in wat ze zelf wel of niet wilde bereiken in haar boeken. Vanaf 1922 las ze Proust. Hoe deze en andere auteurs op haar inwerkten, illustreert Lee als volgt: ‘Reading Proust almost stops her writing; other readings, though, “will rock oneself back” into writing. The most successful reading is when, as we finish the book, we feel that “it leaves us with the impulse to write it all over again.”’
‘Reading’ is niet alleen een hoofdstuk over literaire invloeden. Het ontstijgt de beschrijving van hoe één individu zijn boeken benaderde. De uitspraken in dit hoofdstuk hebben een algemene geldigheid; de beschrijving van Woolf als lezer, en tevens als schrijver, is in feite een essay over de mogelijkheden en invloeden van het lezen op een - willekeurig - mensenleven. Misschien is dit hoofdstuk zo geslaagd omdat Woolf zelf zo'n bewuste lezer was, en daardoor prachtige uitspraken over het lezen heeft gedaan. Maar het inzicht waarmee Lee deze uitspraken aan elkaar rijgt, is ook van belang. Lee laat zien hoe een boek zijn eigen leven leidt, binnen de gedachtenwereld van de lezer.
In de twee laatste hoofdstukken, ‘War’ en ‘Anon’, heeft Lee zo'n intimiteit weten op te roepen, dat het lijkt alsof de stem van Woolf zelf je toespreekt. Adembenemend wordt beschreven hoe Londen, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, in een donkere, koude, natte spookstad veranderde. Huizen werden gebombardeerd en eten was schaars. Afgesneden van hun vrienden in Sussex - zelfs het nabijgelegen huis Charleston van zus Vanessa Bell was moeilijk bereikbaar - leefde het echtpaar in onzekerheid over de toekomst.
Tegelijkertijd was de oorlog een sluitstuk van een reeks tegenslagen die de Woolfs hadden moeten verduren. In de voorafgaande hoofdstukken verhaalt Lee hoe Lytton Strachey en Roger Fry, de dierbaarste vrienden van Woolf, waren overleden. Julian Bell, de zoon van Vanessa Bell en neef van Virginia Woolf, was in 1937 in Spanje
| |
| |
omgekomen. In dezelfde tijd verloor Woolf haar positie als onaantastbaar succesvolle schrijfster: een jongere generatie auteurs was opgestaan, die haar werk soms honend wegwuifde. Ze betwijfelde of ze nog kon schrijven. De ene ramp stapelde zich op de andere, en zo maakt Lee de wanhoop waarmee Woolf het leven tegemoet ging vols trekt vanzelfsprekend. Als Woolf voelt dat haar ziekte weer de kop opsteekt, is haar gang naar de rivier de Ouse onvermijdelijk geworden.
Hermione Lee verdient een ster.
Hermione Lee, Virginia Woolf, Chatto & Windus, f 69,90, Vintage pockets f 37,75.
|
|