geselecteerd, terwijl tachtig tot negentig procent van het Nederlandse bedrijfsleven bestaat uit bedrijven met minder dan honderd werknemers. We willen in eerste instantie uit iedere eeuw de honderd grootste bedrijven vinden, verspreid over verschillende branches en sectoren. Hiervan willen we vaststellen wie de ondernemer was.
Na de definitie is de afbakening van het gebied een groot probleem. Horen de zuidelijke Nederlanden (nu België) erbij? Uiteindelijk is besloten uit te gaan van het tegenwoordige grondgebied van Nederland. En hoe zit het met de koloniën? Formeel, staatsrechtelijk gezien was een ondernemer in Nederlands Indië of Suriname een Nederlandse ondernemer.
De afbakening in de tijd was een derde probleem. In eerste instantie is gekozen voor de periode 1500-2000. Het project moet in stappen worden uitgevoerd, waarbij steeds een periode centraal staat. Voor de periode 1500-1800 zal het bijvoorbeeld onmogelijk zijn om te komen met een verantwoord biografisch overzicht van ondernemers. Het ontbreken van archiefmateriaal en de staat van het onderzoek laten dat niet toe. Alleen van Amsterdamse kooplieden kan wellicht op termijn een overzicht worden gemaakt. Maar hoe representatief zijn Amsterdamse kooplieden voor het Nederland van de zeventiende en achttiende eeuw? Voor de negentiende eeuw is de situatie iets gunstiger. We denken voor de periode 1870-1970 wel in staat te zijn om de honderd grootste bedrijven te selecteren. Hiervoor zal aan de hand van steekproeven - we denken aan de jaren 1880, 1910, 1930 en 1950 - een ‘Top 100’ worden bepaald. Vervolgens wordt met behulp van jaarverslagen onderzocht wie gedurende een jaar directeur was en wie in de tussenliggende periode de dagelijkse leiding had. Van deze groep, we schatten tussen de vierhonderd en zeshonderd personen, worden de biografische schetsen gemaakt.
De schetsen zullen bestaan uit een lemma en levensverhaal waarin gegevens over de persoon (geboorte- en sterfjaar, religie, opleiding, beroep van vader, gegevens over echtgenoot, kinderen); informatie over de onderneming (familiebedrijf of management-onderneming, belangrijkste product, aantal personeelsleden) en gegevens over het ondernemerschap (vooral de mogelijke nevenactiviteiten op sociaal, politiek of cultureel terrein) worden verwerkt. Bij elke schets worden ook de bronnen vermeld.
De gegevens worden in een elektronische databank geplaatst. Na verloop van tijd zullen onderzoekers en andere belangstellenden deze databank kunnen raadplegen, al dan niet tegen betaling. Verder is het de bedoeling dat de gegevens in boekvorm worden gepubliceerd. Voorts wordt onderzocht of het mogelijk is de informatie op cd-rom uit te brengen, waarbij dan ook gebruik gemaakt kan worden van foto- en filmmateriaal. Het voordeel van een cd-rom is dat er eenvoudig met trefwoorden in gezocht kan worden. Zo zou het mogelijk moeten zijn om ondernemers die tussen 1920 en 1940 in Den Haag werkzaam waren, te vinden. Dan kan worden bekeken of ze elkaar bijvoorbeeld kenden via verenigingen of commissies. Bestonden er netwerken van lokale ondernemers en ondernamen ze ook samen bepaalde activiteiten?
Het biografieproject is er niet op gericht om alle ondernemers in Nederland in de periode 1500-2000 te verzamelen. Niet alleen is dat praktisch onmogelijk, maar het is ook onnodig. Om algemene uitspraken te doen over Nederlandse ondernemers hoeft men ze niet allemaal te kennen: een betrouwbare steekproef is voldoende. Omdat we het databestand willen gaan bijhouden, zal de verzameling schetsen vanzelf groter worden. We willen het onder-