| |
| |
| |
Biografie Bulletin
97/3
| |
| |
| |
De kikker en de krokodil
Een transatlantische liefde van Simone de Beauvoir
Solange Leibovici
Eind 1946 bereidt Simone de Beauvoir haar reis voor naar de Verenigde Staten, waar zij vier maanden lang als ‘hogepriesteres van het existentialisme’ lezingen zal geven. Haar vriend de beeldhouwer Giacometti merkt op, wanneer zij elkaar op Boulevard du Montparnasse tegenkomen: ‘Wat zie jij er goed uit!’ Zij vertelt over haar plannen en hij waarschuwt haar: ‘Pas op dat je je niet door één van die patsers laat verleiden!’ ‘Ik?’ antwoordt zij, ‘je kent mij toch, wie zou mij willen verleiden? En naar wie zou ik meer kunnen verlangen dan naar Sartre?’ Deze tracht zich overigens op dat moment met enige moeite te verlossen van Dolorès, wier liefde al te verstikkende vormen begint aan te nemen.
Op 24 januari 1947 landt haar vliegtuig op het New-Yorkse La Guardia en begint haar ontdekkingsreis door een land dat haar fascineert en dat zij zal beschrijven in één van haar mooiste boeken, L'Amérique au jour le jour. Zij vermoedt geen moment dat zij daar de man zal tegenkomen met wie zij een volkomen onverwachte en hartstochtelijke liefde zal beleven.
Tijdens een diner vertelt zij Mary Guggenheim dat zij graag interessante Amerikaanse schrijvers wil ontmoeten; deze raadt haar aan om in Chicago een afspraak te maken met één van haar vroegere minnaars, de schrijver Nelson Algren, nogal een marginaal figuur met een voorliefde voor de zelfkant van het leven, wat Simones fantasie lijkt te prikkelen.
Nelson Algren Abraham is een vreemde mengeling van joods, Zweeds en Duits bloed. Hij komt uit een arm migrantengezin en heeft een avontuurlijk leven geleid; hij zwierf te voet door Amerika en had baantjes van masseur tot verkoper van hot-dogs. Algren besloot schrijver te worden en stal een schrijfmachine, maar werd gepakt en bracht vier maanden door in de gevangenis. Hij heeft een paar boeken gepubliceerd en werkt aan wat zijn beroemdste roman zal worden: The Man with the Golden Arm. Algren weet niets over Simone de Beauvoir, hij heeft haar naam zelfs nooit gehoord. Wanneer Guggenheim hem waarschuwt dat zij zijn adres aan de beroemdste Franse intellectuele van die tijd heeft gegeven antwoordt hij enigszins wrevelig: ‘Wie is in godsnaam die Simon Boo-doir?’
In L'Amérique au jour le jour zal Simone later schrijven: ‘Mijn New Yorkse vrienden hebben mij twee adressen gegeven: van een schrijver [Algren] en van een oude dame. Als ik van deze avond nog iets wil maken, dan moet één van de twee mij komen redden. Om het nachtleven van Chicago te proeven lijkt de schrijver mij te verkiezen.’ Zij belt hem op maar hij verstaat niet wat zij zegt en hangt op. Dit gebeurt opnieuw, maar Simone laat dan de telefoniste van haar hotel het nummer draaien en zij krijgt hem uiteindelijk aan de lijn. Als zij voorstelt een afspraak te maken bij ‘Little Café’ gaat hij daarop in, maar hij neemt eerst plaats op een stoel buiten in de schaduw om haar van een afstand te kunnen bekijken. Hoewel zij hem aan een Franse onderwijzeres doet denken, vindt hij haar niet onaantrekkelijk, en besluit met haar te gaan praten. Simones Engels is niet verbijs- | |
| |
terend, Algren spreekt geen woord Frans. Zij voeren een intens en gepassioneerd gesprek maar geen van beiden begrijpt waar de ander het over heeft. Algren besluit haar het echte Amerika te laten zien. Hij neemt haar mee op een toer door ‘zijn’ Chicago, stelt haar voor aan dieven, verslaafden, hoeren en pooiers, laat haar de kroegen zien waar zwervers en zatlappen langzaam aan hun hobby ondergaan. Gefascineerd door hun lelijkheid en hun armoede roept Simone uit: ‘Iet iez bioetiefoel!’, een reactie die Algren verbaast maar ook zeer bevalt. Zij is verbijsterd wanneer een verslaafde serveerster met uitgedroogd peroxydehaar haar vraagt of Sartre Les Chemins de la liberté al af heeft, en of het existentialisme nog wel in de mode is. ‘Alles wat ik over Franse literatuur weet, heb ik van haar’, verzekert Algren haar.
In L'Amérique au jour le jour beschrijft Simone de ontdekkingstocht door de sloppenwijken van Chicago, waarna zij diep geschokt naar haar hotel zou zijn teruggegaan. In de brieven die zij Sartre uit Amerika schrijft, vermeldt zij Algrens naam niet. Deze heeft haar echter meegenomen naar zijn uiterst bescheiden appartementje in Wabansia Street. Daar drinken zij whisky en begint hij met haar te vrijen, eerst vriendelijk, om haar over de schok heen te helpen, daarna met een haar onbekende hartstocht. De volgende dag - haar laatste dag in Chicago - laat zij haar gevolg in de steek en vertelt zij dat zij een zieke vriend moet opzoeken. Zij keert terug naar Wabansia Street waar Nelson op haar telefoontje wacht. Zij drinken Southern Comfort en belanden opnieuw in bed. Later zal Simone vertellen dat zij met hem voor het eerst heeft beseft hoe hartstochtelijk de liefde tussen een man en een vrouw kan zijn: hij is de eerste met wie de veertigjarige Beauvoir een ‘totaal orgasme’ heeft. Hij noemt haar ‘Crazy Frog’, zij noemt hem ‘Krokodil’ om zijn bijzondere glimlach die al zijn tanden ontbloot. Zo zullen zij elkaar
Simone de Beauvoir, 1948 (illustratie uit Lettres à Nelson Algren)
blijven aanspreken in hun brieven, ‘Frog wife’ en ‘Crocodile Husband’, want om hun liefde te bezegelen heeft Algren haar een eenvoudige ring gegeven die zij trots zal blijven dragen. Pas nadat zij weer vertrokken is, leest hij een interview met haar in de New Yorker en beseft hij dat het over zijn ‘Franse onderwijzeres’ gaat.
Algren is de arbeiderszoon en de anti-intellectueel, de zwerver, de loner die zich aan niemand wil binden en bij voorkeur tussen andere marginalen vertoeft; een weinig stabiele, nogal neurotische persoonlijkheid, een gokker die behept is met een zekere sociale onzekerheid, maar die ook veel humor heeft en zachtaardiger blijkt te zijn dan hij op het eerste gezicht overkomt. Beauvoir is afkomstig uit de verarmde ‘grande bourgeoisie’, zij is de beroemde, gefêteerde maar ook gehate intellectuele, de helft van een mythisch paar, een zelfver- | |
| |
zekerde levensgenietster voor wie haar werk op de eerste plaats komt, een vrouw die even liefdevol als keihard kan zijn. Nelson leeft teruggetrokken; hij heeft nauwelijks contacten met andere schrijvers, bezit weinig geld en verlaat zelden Chicago. Simone verdient goed aan haar boeken, zij kent alle belangrijke Parijse intellectuelen, kunstenaars en acteurs, zij gaat veel uit en reist de wereld rond. Zij zijn totaal verschillend voor wat betreft cultuur, milieu en lenvensstijl, maar vinden elkaar in hun politieke sensibiliteit, hun nonconformisme, hun afkeer van materialisme en hun voorliefde voor wonderbaarlijke plaatsen en eigenaardige mensen. Zij wonen in verschillende werelddelen, en allebei observeren ze in de ander stereotiepe gedragingen en meningen die ze uiterst wonderlijk voorkomen, die ze tegelijk irriteren en fascineren. Ieder vertegenwoordigt voor de ander het toppunt van exotisme, en Algren zowel als Beauvoir raakt in de ban van de iets verontrustende vreemdheid die de ander uitstraalt.
Voor het eerst is Algren werkelijk onder de indruk van een vrouw, voor het eerst ontdekt Simone de passie en de lichamelijke liefde, want Sartre had haar op dat punt niet erg verwend. Tussen hen waren seksuele contacten al lang niet meer aan de orde, want de grote filosoof omringde zich het liefst met jonge meisjes. Hij leed aan een Pygmalion-complex en gaf zelf toe dat hij er een groot plezier in schiep om jonge vrouwen te leren zich verder te ontwikkelen, waarbij het seksuele een ondergeschikte rol speelde. Het hoorde erbij, zo zou hij Simone de Beauvoir veel later vertellen, maar hij bleef er altijd relatief onverschillig onder. Daarbij was Sartre, hoewel gek op vrouwen, niet erg gecharmeerd van de daad op zich. Hij was bang voor penetratie, misschien walgde hij daar een beetje van; hij gaf er de voorkeur aan vrouwen te kussen en te strelen zonder zichzelf wezenlijk in het liefdesspel te laten betrekken. Hij was eerder, zo zegt hij, een masturbateur de femmes dan een coïteur. Simone zelf schrijft hierover aan Algren: ‘De liefde tussen ons lijkt eerder op een totale broederschap. Op seksueel gebied was het nooit echt geslaagd. Dat komt voornamelijk door hem, hij is niet gek op seksualiteit. Hij heeft een warme, levendige persoonlijkheid, in alles behalve in bed.’
Voor Simone zowel als Nelson lijkt het ogenblik gekomen om een geheim deel van zichzelf prijs te geven. Algren blijkt ondanks zijn gokverslaving en dronken vechtpartijen betrouwbaar en liefdevol te kunnen zijn, de dominante Beauvoir laat alles in de steek om bij hem te zijn. Voor zij naar Frankrijk teruggaat vraagt zij hem naar New York te komen waar zij veertien dagen als een getrouwd stel in haar hotel in Greenwich Village doorbrengen. Sartre heeft zij geschreven dat zij nog zaken in New York moet afhandelen. Zij wandelen door Harlem en de Bowery en nu laat zij hem de stad zien. De meeste tijd brengen zij in bed door, en tot haar schrik ontdekt zij dat zij er een intens plezier in schept, voor hem te zorgen en hem te vertroetelen zoals liefhebbende vrouwen dat doen, iets waar zij altijd behoorlijk van had gegruwd. Op 17 mei moet zij terug naar Frankrijk, en in de taxi die haar naar het vliegveld brengt huilt zij zo verschrikkelijk dat de chauffeur vraagt of zij haar ‘man’ voor altijd heeft verlaten. Zo zal zij Algren blijven noemen in haar brieven, ‘my husband’, een woord dat zij bij Sartre nooit heeft kunnen -of mogen- gebruiken.
Maar Beauvoir zou Beauvoir niet zijn als zij niet snel een manier had bedacht om hun liefde te laten voortduren en greep op haar verdriet te krijgen: aan boord van het KLM-toestel begint zij Algren al te schrijven. Zij huilt en herinnert zich elk detail van de dagen die zij samen hebben doorgebracht. Beauvoirs verdriet duurt gelukkig nooit lang, daarbij is er de hoop dat zij elkaar weer zullen zien. Ondanks haar tranen
| |
| |
geniet zij van de whisky, poulet à la crème en chocoladeijs, en bewondert zij de besneeuwde landschappen en de grillige kustlijn die zij ver beneden ontdekt. ‘Wij zullen nooit wakker worden, want dit was geen droom; het is een prachtig en waar verhaal dat nog maar net begonnen is. Ik hou van je, meer is daar niet aan toe te voegen. Je neemt me in je armen, ik druk me tegen je aan, ik kus je zoals ik je gekust heb. Je Simone.’ L'Amérique au jour le jour geeft een iets vlakkere versie van haar vertrek: ‘Ik betreur het zeer dat ik weg moet en neem me voor spoedig te zullen terug komen.’
Er waren slechts twee weken voor nodig om ‘Castor’, Sartres existentialistische bever, te veranderen in een kleine liefhebbende kikker die naar haar grote sterke krokodil verlangt. Een transatlantische romance is geboren, die zich hoofdzakelijk in een bijna twintig jaar durende briefwisseling zal afspelen. Dankzij Algren zal zij haar kennis van Amerika kunnen vergroten, daarbij zal zij hem Frankrijk in het algemeen en zichzelf in het bijzonder kunnen laten ontdekken. ‘Ik wil je zo graag verhalen over mijzelf vertellen, mijn jeugd en alles. Ik zou willen dat je mij beter kende, maar aangezien je nooit vragen stelt, ben ik bang dat ik je verveel.’ Niet dat zij zich daar iets van aantrekt. Voor haar zijn er weinig onderwerpen zo oneindig interessant als Simone de Beauvoir.
Over haar leven vertellen en schrijven is voor Simone een manier om haar existentiële angsten te ontvluchten. Alle kleine onbelangrijke feitjes en gebeurtenissen die genoteerd worden, ontlenen hun zin aan het feit dat Beauvoir ze meemaakt en optekent. Hiermee verschaft zij ook een levendige illustratie van de existentialistische filosofie: het is haar blik die de dingen tot leven wekt en betekenis verleent.
Alles wat er in Simones leven gebeurt, wordt bijgehouden met naturalistische zorg voor het sprekende detail. Zij lijkt in de eerste plaats voor zichzelf te schrijven en daar intens van te genieten, alsof de gebeurtenissen in haar bestaan pas waarde krijgen als zij eenmaal aan het papier zijn toevertrouwd. De tijd waarop zij opstaat, eet en naar bed gaat, het weer en de actualiteit, wat zij eet en waar, met wie zij afspreekt of vrijt, wat zij leest en ziet en wat zij daarvan vindt, wie zij ontmoet en wie haar lastig valt, niets en niemand mag ontbreken in het grote fresco dat Simones leven uitbeeldt. Alles wordt vermeld en van commentaar voorzien, zodat het later weer gebruikt kan worden in dagboeken, brieven, autobiografische geschriften, romans en filosofische essays. Het dagelijks leven is het ruwe materiaal dat eindeloos gerecycleerd wordt, waarna alles opnieuw plaatsvindt wanneer het verteld wordt aan een bewonderend publiek, in een narcistische eeuwige terugkeer van hetzelfde.
In L'Amérique au jour le jour (1954) is Algren N.A., de schrijver die haar kennis laat maken met het andere, arme en sloeberige Amerika. In dit boek, een zeer geslaagde vermenging van reisbeschrijvingen en filosofisch-sociologische bespiegelingen over de Amerikaanse samenleving, is zijn rol beperkt tot die van gids met een voorbeeldfunctie. Zij ondervraagt hem over zijn leven en ontdekt met verbazing dat veel van de stereotiepe verhalen die zij over Amerikaanse intellectuelen heeft gelezen een grond van waarheid bezitten. Algren lijkt niet meer te zijn dan één van de vele Amerikanen die zij tijdens haar reis ontmoet. Op 30 april noteert zij: ‘Vandaag ga ik met N.A. wandelen, die voor zaken in New York is’, waarna een verhandeling volgt over de positie van de Amerikaanse joden en antisemitisme. Op 17 mei schrijft zij: ‘Ik zal Chicago missen. Ik heb de stad op een totaal andere manier gezien dan New York, en dat maakt elke vergelijking onmogelijk. In plaats van te proberen een groot aantal mensen en plaatsen te leren kennen, heb ik hier liever gebruik gemaakt
| |
| |
van vrienden, zodat ik één enkel aspekt ervan kon uitdiepen. Daardoor voel ik mij in deze stad meer thuis dan ik mij ooit in New York heb gevoeld. Maar hoe dan ook, morgen zal Chicago slechts een herinnering zijn, en over drie dagen zal heel Amerika slechts een herinnering zijn.’
In het autobiografische La force des choses (1963) is de verhouding met Algren voorbij en kijkt zij met enige afstand terug op de ontmoeting. Wat ik toen niet heb verteld, schrijft zij, is het diepe gevoel van verstandhouding dat ons meteen bond. Zij vertelt over hun samenzijn in New York, over de aantrekkingskracht die hij voor haar heeft ondanks zijn ruwe en afstandelijke gedrag, waarachter volgens haar een grote bezorgdheid over het lot voor de medemens schuilgaat. Geen woord over wilde nachten. De waarheid over het begin van hun verhouding wordt pas duidelijk in de roman Les Mandarins (1954). Hier is hij Lewis Brogan, een moeilijk benaderbare, onhandig communicerende man met neurotisch vluchtgedrag. Dankzij het fictionele alibi worden vele details van hun verhouding duidelijk, maar daar is de roman ook voor uitgevonden: het is niet Simone die het meemaakt, maar de hoofdfiguur Anne Dubreuilh. Toch blijven de echte karakters altijd duidelijk zichtbaar achter hun romaneske alter ego's, want de zwakte van Beauvoirs romans ligt in haar onvermogen om werkelijk een andere wereld te scheppen dan die zij al dagelijks beschrijft. De begaafdste autobiografen blijken doorgaans slechte romanciers te zijn.
‘Door zijn verlangen onderging ik een volledige gedaanteverwisseling. Terwijl ik al zolang geen smaak en geen vorm meer had gehad, bezat ik opnieuw borsten, een buik, een geslacht, een huid; ik was voedzaam als vers brood en geurend als de aarde. [...] Ik kuste zijn ogen, mijn mond dwaalde naar
Simone de Beauvoir en Nelson Algren in Chicago, 1947 (illustratie uit Lettres à Nelson Algren)
beneden langs zijn borst, beroerde zijn kinderlijke navel, de dierlijke vacht, zijn geslacht waar ik zijn hart zachtjes voelde kloppen; dronken van zijn geur en zijn warmte werd ik mij ervan bewust dat mijn oude leven met alle zorgen, herinneringen en vermoeidheid mij verliet. Lewis drukte een volledig nieuwe vrouw tegen zich aan. Ik kreunde, niet alleen van genot maar van geluk. Ik wist niet dat het zo aangrijpend kon zijn om de liefde te bedrijven.’ Maar Lewis blijkt een onmogelijke egoïst te zijn, een man die zich uiteindelijk niet kan geven, en de verhouding loopt uit op een teleurstelling. Andersom houdt Simone er ook van om het echte leven op fictie te doen lijken. Na het zien van de film Les jeux sont faits, naar Sartres toneelstuk, schrijft zij Nelson dat zij door het verhaal in verwarring is gebracht. ‘Het gaat om een man en een vrouw die elkaar na hun dood ontmoeten en verliefd worden. Zij mogen naar de
| |
| |
aarde terugkeren en als het hen lukt om hun liefde in een authentiek menselijk gevoel om te zetten, dan zullen zij hun hele leven opnieuw mogen meemaken; als het mislukt, dan zullen zij definitief doodgaan. Het mislukt. Het was ontroerend, en ik moest aan ons denken.’
In de brieven aan Nelson Algren worden we met een andere Simone geconfronteerd: sensueel, liefhebbend, toegeeflijk en zacht, genietend van de mooie jurk die zij voor hem heeft gekocht. Wanneer zij teruggaat naar Amerika schrijft zij: ‘Als ik erbij stilsta dat ik je weer zal zien en aanraken word ik duizelig en lijkt mijn hart te barsten. Ik denk er onophoudelijk aan, soms met een ondraaglijke intensiteit, dan wordt mijn mond kurkdroog en stik ik bijna.’ Zou zij toch gelijk hebben gehad, en is het inderdaad de blik van de man die de vrouw in een vrouw verandert? In de brieven aan Sartre, die eigenlijk één lange liefdesverklaring waren aan de enige belangrijke man in haar leven, toonde zij een curieuze neiging tot verkleinen. Zij heeft het over zijn kleine blauwe hemd dat hij bij haar heeft laten liggen, zij kust zijn kleine gezicht, noemt hem ‘geliefd klein wezen’, ‘lief kleintje’ en kijkt vertederd naar zijn kleine foto's. Deze in het Frans ongebruikelijke verkleinwoorden verwijzen deels naar de werkelijkheid, maar lijken ook een indruk van moederlijke geborgenheid te willen suggereren, waarachter licht castrerende neigingen schuilgaan. Door hem klein te maken en liefkozend tot een ongevaarlijke dwerg te reduceren kon zij zich des te groter en machtiger voelen.
Met Nelson is alles anders. Naast Sartre, die één meter vijftig was, moet hij een reus hebben geleken, een lange man met dromerige ogen, een kruising tussen Arthur Miller en Gary Cooper. Op foto's kijkt de kleine kikker bewonderend op naar haar machtige krokodil, die een kop groter is en beschermend een arm om haar heen heeft geslagen. Zij noemt hem ‘mijn dierbare geliefde’, ‘mijn minnaar, mijn man voor één week en altijd’, ‘mijn geliefde krokodil’. Zij eindigt haar brieven met ‘ik hou van je, mijn lieve gek’, ‘ik mis je, ik ben je vrouw zoals jij mijn man bent’, ‘ik kus je, vaak en lang en verliefd, mijn liefste’, ‘ik denk dag en nacht aan je, overal waar ik ga ben je bij mij, nooit zullen we uit elkaar gaan’, ‘ik hou van je, ik zal weer je vrouw zijn in Wabansia’. Hier en daar overheerst een niet onprettig Boequetreeksachtig sfeertje. Simone geniet er duidelijk van om het genre van de gepassioneerde liefdesbrief aan haar verzameling egodocumenten toe te voegen.
Na Sartre mag Algren op afstand getuige zijn van het dagelijkse bestaan van de grote vrouw. ‘Mijn lieveling. Mijn leven is uiterst geregeld. Elke ochtend vier uur bij de Bibliothèque Nationale [waar zij onderzoek doet voor wat Le deuxième sexe zal worden], lunch met één of andere vriendin, 's middags werken we in Sartres studeerkamer, diner met hem en dan scotch-and-soda in een bar. Om twaalf uur ga ik slapen en de volgende dag begint alles opnieuw.’ Over haar verhouding met Sartre hoeft Algren niet ongerust te zijn: hoewel zij graag samen werken en reizen, hebben zij nooit samengeleefd. Zij wil graag dat beide mannen elkaar ontmoeten: ‘Je zult van hem houden want hij is vrolijk, goedaardig en vriendelijk. Ik deel zijn leven niet alleen omdat ik zijn intelligentie en talent apprecieer; ik geef vooral om hem omdat hij anders is, iets dat jij evenzeer waardeert als ik.’ Nelson, die haar geregeld voorraden van haar geliefde whisky stuurt, is gerustgesteld en laat voor Sartre een mooie Amerikaanse pijp overvliegen, een zeer symbolisch geschenk. De ‘contingente’ liefdes en one-night-stands heeft ze afgezworen: ‘Ik weet dat ik met niemand naar bed zou kunnen gaan tot ik weer bij jou ben. Ik zou de handen noch de mond van een ander kunnen verdragen omdat het jouw handen en jouw mond zijn waar ik vurig naar verlang. Ik zal je trouw zijn als een voorbeeldige en tradi- | |
| |
tionele vrouw enkel en alleen omdat ik niet anders zou kunnen - en dat is de waarheid.’ In hoeverre gaat het hier om een spel, dat gespeeld kan worden zolang zij zich beschermd weet door een enorme afstand en een oceaan? De vlucht Parijs/New York was toen nog een spannend avontuur dat vierentwintig uur in beslag nam. Wanneer Nelson voorzichtig het onderwerp ‘samenleven’ aanroert, stelt Simone de grenzen vast: dat ze zich eindelijk vrouw voelt, betekent nog niet
dat zij achterlijk is geworden. Vriendelijk maar beslist laat zij hem weten dat zij haar geliefde leven in Parijs nooit zal kunnen opgeven. Ook hij zal zich tevreden moeten stellen met een bijrol; de hoofdrol in haar leven heeft zij voor altijd niet eens aan Sartre, maar aan zichzelf toebedeeld. Het is trouwens moeilijk om haar ongelijk te geven, want weinig vrouwen zullen zo'n veelzijdig, vol en spannend bestaan hebben gekend. En in feite is de krokodil het ook met haar eens. Uit zijn brieven, die soms worden samengevat, blijkt dat hij zich intens met haar verbonden voelt, maar dat hij zijn leven in Chicago niet vaarwel kan zeggen; dat zou een soort geestelijke zelfmoord en een intellectuele drooglegging betekenen. En dus vliegt Simone in augustus weer naar Chicago.
De transatlantische liefde houdt wel in dat Simone haar jaloezie de baas moet worden, en met Nelson hetzelfde soort pact moet sluiten als met Sartre: contingente liefdes, die geen bedreiging vormen en nooit lang duren, zijn toegestaan. Wanneer Algren aanstalten maakt vreemd te gaan barst ze los: ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, neem die geverfde blonde niet mee naar ons nestje. Dan drinkt ze mijn whisky en eet mijn rhumcake op, dan slaapt ze in mijn bed met mijn man. En aangezien Wabansia de mooiste plek ter wereld is, besluit ze misschien daar voor altijd te blijven.’ Om dan onmiddellijk terug te krabbelen: ‘Liefste ik maak natuurlijk een grapje, doe maar wat je wilt, ik zal mij nooit met jouw vrijheid bemoeien.’ Als Nelson antwoordt dat hij van de zaak heeft afgezien, is zij hem dankbaar en rationaliseert zij haar gevoelens zoals zij dat altijd doet. ‘Natuurlijk mag je met een ander vrijen, en hoewel ik vissenbloed zou moeten hebben om het niet erg te vinden, kan ik je niet verbieden om andere vrouwen te zien. Toch ben ik erg blij dat je het niet gedaan hebt, dat is een prachtig cadeau dat je me geeft, maar het hoeft niet elke keer. De volgende keer dat je zin hebt in een vrouw, doe het dan gerust, als ze er maar niet meer is wanneer ik kom. Let er wel op dat je haar geen pijn doet, dat is het enige dat telt, en dat je mij altijd de waarheid vertelt.’ Dit blijft natuurlijk de beste truc om iemand van avontuurtjes te doen afzien.
In 1948 zou Simone drie maanden lang met Algren door de Verenigde Staten en Zuid-Amerika reizen, maar na twee maanden gaat zij terug naar Parijs omdat Sartre haar hulp nodig heeft bij het schrijven van een scenario naar één van zijn stukken. Wanneer zij Algren eindelijk vertelt dat zij eerder terug moet, reageert hij laconiek: ‘Zo!’ Maar zijn humeur is verpest, hij gedraagt zich voortaan onaangenaam en zelfs vijandig, tot hij tijdens een woordenwisseling opeens uitroept: ‘Ik zou met je willen trouwen, nu meteen,’ en Simone hem alles vergeeft. De honeymoon kan doorgaan. Toch is er iets veranderd in hun verhouding, de grote liefde begint scheuren te vertonen.
Terug in Parijs probeert Simone hem uit te leggen dat Sartre eigenlijk een eenzame en getourmenteerde man is, die haar nodig heeft om enige rust en evenwicht in zijn leven te brengen. Hij heeft haar altijd geholpen, en nu hij een beroep op haar heeft gedaan, kon zij hem onmogelijk in de steek laten, ook als dit het einde van hun verhouding betekent. Wat zij hem niet vertelt, is dat zij vooral Sartre moet beschermen tegen de trouwlustige aanvallen van Dolorès, die hij wil aanhouden zonder zich aan haar te binden, en die in de ‘familie’, de kleine
| |
| |
groep getrouwen die door Sartre en Beauvoir worden onderhouden, problemen veroorzaakt. Algren schrijft dat hij vaak verlangt naar een vrouw en een gezin. Hij heeft gekozen voor het soort leven dat het beste bij zijn romans past, tussen de hoeren, de dieven en verslaafden, maar nu hij veertig gaat worden snakt hij naar een meer geregeld bestaan.
De toon van de brieven verandert langzaam; de verliefdheid is er nog steeds, evenals de warmte en het vertrouwen, maar hun verhouding lijkt stabieler en vriendschappelijker te worden. Ondanks het feit dat zij elkaar niet vaak zien, hebben zij zoals alle geliefden een soort geheimtaal ontwikkeld, met eigen koosnaampjes en allerlei verwijzingen naar dingen die zij samen hebben meegemaakt. Nu vooral wordt duidelijk dat deze zeer egocentrische vrouw ook gevoelig en genereus is, en een oneindig begrip voor anderen kan opbrengen. Voor haar vertegenwoordigt haar relatie met Algren ongetwijfeld wat zij in Le deuxième sexe als ‘un amour authentique’ beschrijft, want ook in dit essay is N.A. aanwezig tussen de regels door: ‘Een authentieke liefde moet de contingentie van de ander bewust aanvaarden, dat wil zeggen diens gebreken, beperkingen en oorspronkelijke gratuitheid; zo'n liefde pretendeert niet de redding te zijn, maar een echte intermenselijke relatie.’ Met een enorm doorzettingsvermogen prijst zij zijn romans aan bij uitgevers en tracht ze die te laten vertalen. Geholpen door Sartre vertaalt zij zelf fragmenten en essays voor het tijdschrift Les Temps modernes, en worstelt zij met allerlei vertaalproblemen wanneer zij zich aan Never Come Morning zet. Zij ontroert als zij - voor het eerst, want zij heeft altijd in hotels gewoond - een appartement huurt en dat trots inricht, om Algren in een echt huis te kunnen ontvangen, door hen ‘het bordeel van de rue de la Bûcherie’ genoemd. ‘Neem alleen wat kleren mee, en scotch, en als dat mogelijk is, liefde. Maak je geen zorgen, je bent mijn gast, je zult je constant als Ali Khan voelen. Kom gauw, lieveling, en laat mij van je houden.’ Begin mei arriveert Nelson in Parijs. Zij laat hem de stad zien en introduceert hem bij haar vrienden, waarna zij samen door Italië en Noord-Afrika reizen. Wanneer hij in
september weer vertrekt, schrijft zij één van haar mooiste en meest liefdevolle brieven: ‘Jou tegen te komen was één van de meest gelukkige gebeurtenissen uit mijn leven, en ik weet dat ik het vol zal houden en wachten tot onze volgende omhelzing. Ik dank je voor alles, mijn liefste. Vanavond zal ik niet huilen, maar proberen te gaan slapen in de warmte en de kracht van je liefhebbende armen.’ Dit is een vrolijke en succesvolle periode in hun leven. Simone is evenals Sartre bijzonder productief en zeer actief in het intellectuele en politieke leven, het laatste weliswaar op de achtergrond, want hier overheerst Sartre altijd. Algren krijgt in 1949 de Pulitzer Prize voor The Man with the Golden Arm, en het boek zal in 1955 - nogal afgezwakt - door Otto Preminger worden verfilmd met Frank Sinatra en Kim Novak in de hoofdrollen. Haar brieven zijn levendig, teder en belangstellend; zij houdt hem op de hoogte van de laatste Parijse roddels, die afgewisseld worden met berichten over vliegtuig-ongelukken en andere rampen, en herinneringen aan hun reizen.
Wat Simone niet onmiddellijk schijnt te merken, is dat Algren steeds minder schrijft en dat de toon van zijn brieven steeds bitser en sarcastischer is geworden. Wanneer Simone in juli 1950 naar Amerika gaat voor een geplande vakantie in een huisje bij Lake Michigan is de sfeer geheel verziekt. Algren verklaart dat hij niet meer van haar houdt en eigenlijk zijn ex-vrouw Amanda wil hertrouwen, wat hij iets later ook doet. De Korea-oorlog zal spoedig uitbarsten. De liefde lijkt voorbij.
| |
| |
Simone de Beauvoir en Nelson Algren, zomer 1950 (illustratie uit Lettres à Nelson Algren)
Zij bleven elkaar schrijven, minder hartstochtelijk en minder vaak, maar nog steeds met dezelfde diepe verstandhouding die hun verhouding vanaf het begin had gekenmerkt. Nelson trouwt opnieuw met Amanda en wordt dan verliefd op een jonge vrouw die hem uiteindelijk voor een ander verlaat. Hij wordt geplaagd door depressies en kijkt met nostalgie terug op de gelukkiger tijden van de liefde tussen de kikker en de krokodil. Als hij een nieuw paspoort aanvraagt om haar op te zoeken wordt dit geweigerd vanwege zijn banden met de communistische partij. Hij heeft geldproblemen en zijn huwelijk met Amanda eindigt opnieuw in een scheiding. Simone blijft hem steunen en toont een bewonderenswaardig geduld, hoewel de irritatie soms voelbaar is: ‘Mijn liefste. Toen ik uit Marseille in Algiers landde vond ik je stupide en beledigende brief - eindelijk een brief. Wat een zon hier!’
Als de roman Les Mandarins uitkomt herkent hij zichzelf in het genadeloze portret van Lewis Brogan en laat hij zich in de
| |
| |
media kwaad en verbitterd uit over Simone de Beauvoir. Maar dan schrijft hij Simone dat hij haar mist en dat het leven zonder haar hem niet veel waard is. Simone blijft hem trouw, hoewel de toon van haar brieven laat zien dat de hartstochtelijke liefde steeds meer plaats heeft gemaakt voor een warme vriendschap. Zij beginnen meestal met ‘Très cher vous’ of ‘Très cher Nelson’, en eindigen met ‘Tendrement’ of ‘Avec l'amour de votre Simone.’ De kikker en de krokodil hebben hun menselijke gedaante allang weer aangenomen. De brieven worden ook steeds schaarser: slechts één brief van Algren in 1957, en één brief van Simone in 1958.
In 1960 lukt het Algren eindelijk om naar Europa te komen. Hij logeert in Parijs bij Simone en zij reizen samen door Spanje, Griekenland en Turkije. De breuk lijkt hersteld. In september vertrekt Algren weer naar de Verenigde Staten. Zij zullen elkaar niet meer terugzien. Frankrijk wordt verscheurd door de Algerijnse oorlog, Sartre en Beauvoir worden regelmatig door tegenstanders van de onafhankelijkheid met de dood bedreigd.
Wanneer de Amerikaanse vertaling van La force des choses in 1965 wordt gepubliceerd, waarin Simone hun geschiedenis vertelt en fragmenten uit zijn brieven citeert, reageert Algren opnieuw in de media met onwaarschijnlijke woede, haat en vijandschap. Hij weigert om hier met haar over te praten, maar zal haar de rest van zijn leven zwartmaken bij ieder die het horen wil. Hij verwijt haar vooral dat zij met haar bekende autoritarisme een beeld van hem heeft willen achterlaten waarvan hij zich nooit meer kan losmaken. Simone begrijpt niet dat hij zich verraden kan voelen door wat volgens haar slechts de waarheid is. Zij beweert dat zij alleen zijn goede kanten heeft laten zien, en met geen woord heeft gerept over zijn onhebbelijke gewoontes, zijn boosaardigheid en haatdragende karakter. Deze keer is de breuk definitief. Tot zijn dood zal Algren nog regelmatig in woede ontsteken bij het horen van haar naam.
Op 9 mei 1981 stierf Nelson Algren, die eindelijk geluk leek te hebben en wiens werk meer erkenning begon te krijgen, aan een hartinfarct, op de dag dat hij een groot feest had georganiseerd om zijn benoeming bij de American Academy of Arts te vieren. Op 14 april 1986 overleed Simone de Beauvoir aan longoedeem en acute levercirrose, want de sigaretten en whisky in de broeierige kelders van Saint-Germain-des-Près hadden hun tol geëist. Zij bleef hiermee Sartre, die aan dezelfde kwalen had geleden, trouw tot in haar dood. Tijdens haar laatste gang naar het kerkhof droeg zij nog altijd haar beroemde tulband, en aan haar vinger de ring die Nelson haar ooit in het kleine armoedige huisje van Wabansia Street had geschonken.
Simone de Beauvoir, Lettres à Nelson Algren, Gallimard, 1997. |
Simone de Beauvoir, L'Amérique au jour le jour, Gallimard, 1954. |
Simone de Beauvoir, Les Mandarins, Gallimard, 1954. |
Simone de Beauvoir, La force des choses, Gallimard, 1963. |
Simone de Beauvoir, La cérémonie des adieux, Gallimard, 1981. |
Deirdre Bair, Simone de Beauvoir, A Biography, Summit Books, 1990. |
|
|