Affiche voor een van Van Eedens voordrachten in Amerika
of diploma's en vrijheidsliefde paarde aan zelfbeheersing.’
Maar naast deze rake typeringen van Van Eedens hybride geschuifel als maatschappijhervormer stelt Mooijweers Amerikaanse droom hier en daar teleur. Haar dissertatie is vaak te braaf dichtbij de bronnen gebleven. Oprecht betoogt de auteur ergens dat het oordeel van historici minder belangrijk zou zijn voor een goed begrip van Van Eedens Amerikaanse project, dan wat de man zèlf daarover heeft bedacht. Die enigszins naïeve invalshoek heeft af en toe geleid tot volgzaamheid ten opzichte van de gebiografeerde. Wanneer Van Eeden in een depressieve bui blijk geeft van beschaamde twijfels over zijn luidruchtige optredens in Amerika, dan heeft de schrijfster onvoldoende oog voor de valse kant van die bescheidenheid. Wanneer rokkenjager Van Eeden diep in zijn mannelijkheid is getast door de schatrijke en verleidelijke Amerikaanse zangers Helen Smith, presenteert Mooijweer het relaas van zijn seksistische wraak - via het schrijven van een toneelstuk, 't Paleis van Circe - kritiekloos. Hetzelfde ziet men gebeuren, wanneer Van Eeden zich ontpopt als volbloed racist. Zonder commentaar krijgt men te lezen dat Van Eeden van de negers in Amerika geen hoge dunk had. In zijn ogen was de anti-slavernijbeweging een vergissing, omdat ‘de verhouding tusschen neger en blank alleen dan zuiver en natuurlijk is, als er een liefhebbend en goedertieren meesterschap is en een verknochte dienstbaarheid’.
Natuurlijk had Mooijweer grote pech, omdat gelijktijdig met haar boek het tweede deel van Jan Fontijns biografie, Trots verbrijzeld, verscheen. Fontijn was weliswaar zuinig met het vellen van expliciete oordelen, maar via zijn ironische stijl heeft hij een afstandelijker beeld geboden van Van Eedens persoonlijkheid. Toegegeven: Fontijn heeft - in een exuberant aantal pagina's - Van Eedens hele levensverhaal neergezet. Daardoor had hij ruimschoots de armslag voor zijn beoordelingen van Van Eedens psyche, terwijl Mooijweer die, wegens de beperktheid van haar opzet, moest ontberen.
Maar ondanks dat gebrek aan manoeuvreerruimte is De Amerikaanse droom beslist geen overbodig boek geworden, wanneer men het plaatst naast Trots verbrijzeld. Over Van Eedens relatie met de VS is Mooijweer aanzienlijk leerrijker dan Fontijn. Toch valt op dat juist Fontijn de ultieme uitspraak heeft gedaan over het proefschrift-thema van Mooijweer, door het een plaats te geven in Van Eedens totale leven. ‘Wanneer was Van Eeden eigelijk op zijn top?’ vroeg Arjen Fortuin tijdens het interview met Fontijn dat werd gepubliceerd in Biografie Bulletin 96/3. Fontijn antwoordde daarop: ‘De periode rond 1910, toen hij (...) die Amerika-reis achter de rug had, was hij on top.’ Die essentiële biografische informatie mist men bij Mooijweer.