| |
| |
| |
Een Indonesische held als bruine Hollander
Biografie van Sutan Sjahrir
J. Giebels
Sutan Sjahrir stond als premier aan de wieg van de Indonesische onafhankelijkheid, al was het maar omdat de Nederlanders met hem nog wel wilden praten, in tegenstelling tot met zijn collega's Soekarno en Hatta. Maar de sociaal-democraat die zo van het familieleven hield, legde het uiteindelijk af tegen het populisme van Soekarno. Die riep hem na een wisselvallige politieke carrière bij zijn dood toch maar tot nationale held uit. Eigenlijk hield Sjahrir niet van politiek, tekende zijn biograaf op.
De eerste grondige biografie van Sutan Sjahrir, de meest Nederlandse van de founding fathers Indonesië, is geschreven door de Tsjech Rudolf Mrázek, die in 1994 op zijn biografie Sjahrir. Politics and exile in Indonesia is gepromoveerd aan de New-Yorkse Cornell University. Mrázek is vooral een geschiedvorser, die verantwoording wil afleggen van het indrukwekkend onderzoek dat hij heeft verricht. Naar mijn schatting bestaat twintig procent van zijn boek uit citaten. Nog meer ruimte nemen zijn voetnoten in. Daarin legt hij niet alleen verantwoording af over zijn vindplaatsen, maar hij geeft er bovendien talloze additionele bronnen weer. Menige pagina bestaat grotendeels uit voetnoten, waardoor de lezer soms het gevoel krijgt twee boeken tegelijkertijd te moeten lezen. Het zal geen verbazing wekken dat deze aanpak geen compact boek oplevert. De Sjahrir-biografie beslaat 525 pagina's van 25 bij 18 centimeter.
In een recensie van mijn Beel-biografie heeft Max van Weezel een discussie proberen te openen over de eisen die aan een politieke biografie moeten worden gesteld. Van Weezel schreef in Vrij Nederland van 7 oktober 1995:
De politieke biografie is in Nederland helaas nog een onontgonnen terrein (...) ‘Dat is ook de reden dat in Nederland nooit een debat is gevoerd over de maatstaven waaraan zulke publikaties zouden moeten voldoen. Thematisch of chronologisch? Op de betrokken persoon gericht of ook bedoeld om de maatschappij waarin hij of zij leefde in beeld te brengen? Alles omvattend of compact? Het zijn allemaal vragen waarover de discussie in Nederland nog moet beginnen. De politieke biografie onttrekt zich vooralsnog aan de vormen van literaire kritiek, waaraan andere boeken wel worden onderworpen’.
Naar welke maatstaven moeten we Mrázeks biografie beoordelen? In zijn Voorwoord heeft hij zelf een maatstaf aangereikt: ‘Writing a biography should be mapping the checkpoints where cultural barriers are crossed or evaded.’
| |
Leven in de rantau
Sutan Sjahrir, geboren in 1909 in Padang Panjang in West Sumatra, was een Minangkabauer. De Minangkabau is een matriliniaire samenleving. Vrouwen vormen er de kern. Mannen leven in de periferie, die de rantau heet. De rantau was het mannenverblijf in de kampong en dessa van Minangkabau, maar kon elke plaats op de wereldbol zijn, waarheen het lot de Minangkabau-
| |
| |
Sutan Sjahrir (foto uit besproken boek)
| |
| |
er voerde. Leven-in-de-rantau betekende een perifeer bestaan leiden, maar met alle vezels verbonden met de Minangkabaukern. De Minangkabauer gold in de rantau als dynamisch, nuchter en wilskrachtig. Omdat hij door deze eigenschappen openstond voor het ideaal van de Nederlandse Ethische Politiek, die gelijkwaardigheid van blank en bruin preekte, kregen Minangkabauers de naam ‘bruine Hollanders’ te zijn.
De vader van Sutan Sjahrir, Mohamed Rasa, was het prototype van een bruine Hollander. Hij was officier van justitie en ridder in de orde van Oranje Nassau. Mohamed Rasa had vele vrouwen, onder wie Sutan Sjahrirs moeder Siti Rabiah. Hij zou uiteindelijk de gelukkige vader worden van 22 kinderen. In deze extended family, waartoe ook verscheidene bedienden behoorden, groeide Sjahrir op in de rantau. Dat was voor hem na Padang Panjang eerst Medan, waar hij de exclusieve Europese lagere school bezocht en aansluitend de Mulo. Voor verder onderwijs moest hij in 1926 naar Bandung, waar een AMS was, een Mulo-bovenbouw, die toegang gaf tot het Nederlandse hoger onderwijs. Sjahrirs vader kon het zich financieel veroorloven zijn zoon in 1929 in Nederland universitair onderwijs te laten volgen.
‘Niets was vreemd voor mij toen ik in Holland kwam; de eerste maanden waren een voortdurend mij herinneren,’ heeft Sjahrir later verteld. Overschrijding van een culturele barrière was de overgang naar de verre rantau dus niet. Sjahrir liet zich inschrijven aan de rechtenfaculteit van Amsterdam, later die van Leiden. Of hij ooit college heeft gelopen, heeft Mrázek niet kunnen achterhalen, wel dat hij geen enkel tentamen of examen heeft afgelegd. Wat Sjahrir in de Nederlandse jaren heeft uitgevoerd, blijft wat onduidelijk. Na eerst enige tijd bij een oudere zus in Amsterdam te hebben gewoond, vond hij onderdak in het kleine huis van Sal Tas, met wie hij in de sociaal-democratische studentenbond bevriend was geraakt. Evenals andere Indonesische nationalisten heeft ook Sjahrir ideologisch onderdak gezocht bij het marxisme. Indonesische nationalisten als Sjahrir leerden het marxisme via Nederlandse leermeesters en Nederlandse literatuur. Een belangrijke inspiratiebron voor hen waren de boeken, artikelen en gedichten van Henriette Roland Holst, ‘tante Jet’. Sjahrir kwam uit bij de sociaal-democratische variant van het marxisme.
Is Sjahrir in de Hollandse rantau zijn Minagkabaukern, trouw gebleven? Mrázek meent van wel. Er is reden tot twijfel. Een van Mrázeks zegslieden, Rosihan Anwar, heeft mij terwille van de Soekarno-biografie die ik voorbereid, een beeld gegeven van de figuur Sutan Sjahrir. Het oordeel van Anwar is van belang, omdat hij zelf Minangkabauer is en een politieke medestander van Sjahrir was. Anwar noemde Sutan Sjahrir het type van de sinjo. Een sinjo was in Nederlands-Indië een Indo die zijn Indische wortels ontkende en in gedrag, kleding en omgangsvormen Hollander wilde zijn dan de Hollander. Anwar vond dat Sjahrir, anders dan Nederlands opgeleide nationalisten als Soekarno en Hatta, een westerling was geworden die de banden met zijn Indonesische herkomst had doorgesneden.
| |
The personal is political
In de rantau was polygamie normaal, aldus Mrázek. In hoeverre Sjahrir van polygamie een gewoonte heeft gemaakt, valt uit de biografie niet op te maken. In de Indonesische roddelwereld is de knappe en, als hij het wilde, charmante Sjahrir overgeleverd als womanizer. Mrázek voert twee vrouwen op die een rol hebben gespeeld in Sjahrirs leven.
Sjahrirs eerste echtgenote, Maria Duchâteau, was een Nederlandse. Zij was gehuwd met zijn vriend en gastheer Sal Tas. Hoe deze het vond dat zijn vrouw zich verliefde op zijn gast, vertelt Mrázek niet. Kennelijk
| |
| |
heeft hun vriendschap er niet onder geleden. Sjahrir en Sal bleven vrienden. In december 1931 keerde Sjahrir terug naar Indonesië. Vier maanden later reisde Maria hem na, samen met twee kinderen die zij en Sal hadden. Het Nederlands-Indonesische paar werd op 10 april 1932 in Medan volgens de Moslimrite in de echt verbonden. Maria had echter nagelaten zich van Sal Tas laten scheiden. De Sumatra Post onthulde dat de Nederlandse die, in sarong en kebaya en gearmd met een inlander in Medan rondparadeerde, de wettige echtgenote was van een bekende Nederlandse revolutionair. Het paar werd de talk-of-the-town. De iman die hen had gehuwd haastte zich het huwelijk nietig te verklaren en de Nederlands-Indische autoriteiten zetten Maria met haar kindertjes op de boot. Maria keerde zwanger in Nederland terug en had daar een miskraam. Waar zij met de twee kinderen onderdak heeft gevonden, vertelt Mrázek niet.
In 1935 werd Sjahrir samen met Hatta verbannen naar het interneringskamp Boven Digoel. Een jaar later werden ze naar Banda Neira overgeplaatst, het hoofdeiland van een kleine archipel in de Zuidelijke Molukken. Wie Banda Neira heeft bezocht, weet dat het een klein paradijs op aarde is. Sjahrir heeft zich dan ook nooit beklaagd over zijn verblijf op Banda Neira. Met de toelage van honderdvijftig gulden die beiden maandelijks ontvingen, huurden Sjahrir en Hatta een ‘perkenierswoning’, een koloniale behuizing met acht kamers en een achtergalerij zo groot als een tennisveld. Ze namen een dienstmeid en een kokkin in dienst. Sjahrir heeft na enige tijd de Nederlandse autoriteiten ertoe trachten te bewegen Maria Duchâteau zijn ballingschap te laten delen. Het verzoek werd afgewezen. Uit zedelijkheidsoverwegingen? Mrázek vertelt het niet, wel dat Maria nu officieel scheidde van Sal Tas en dat zij op 2 september 1936 trouwden ‘met de handschoen’. Ook een hernieuwd verzoek werd afgewezen. In plaats van bedgenote werd Maria penvriendin. Sutan Sjahrir heeft haar vanuit Banda
De perkenierswoning waarin Sjahrir tijdens zijn ballingschap verbleef, tetenwoordig een klein museum (foto: Peter van Wiechen)
| |
| |
een honderdtal brieven geschreven. Zij hebben onder meer de stof geboden voor Indonesische Overpeinzingen, die Maria Duchâteau bezorgde en waarvoor Sjahrir de pennaam Sjahrazad koos.
Ondanks het gemis van een echtgenote stichtte Sjahrir op Banda Neira een gezin. Hij adopteerde vier kinderen van Arabische afkomst: de oudste was tien, de jongste acht maanden. Hij had er de handen vol aan. De oudsten kregen samen met hun vriendjes en vriendinnetjes dagelijks les van hem en Hatta, die ‘oom Katjamata’, oom Bril, werd genoemd. Voor oom Bril, die zich het liefste terugtrok in de omvangrijke boekerij die hij in ballingschap had meegenomen, werd al het kinderlawaai te druk. De twee mannen besloten ieder op zich te gaan wonen. Sjahrir huurde een andere perkenierswoning. De familieman die Sjahrir was geworden, dreef steeds verder weg van politieke interessen. Sal Tas, aan wie Sjahrir weleens schreef, merkte dat deze geheel opging in zijn vaderrol. ‘At the bottom of his heart Sjahrir did not love politics,’ was de diagnose van zijn verre vriend. De politiek zat hem echter op de hielen. Op 13 januari 1942 namen de oprukkende Japanners Ambon in. De volgende dag landde bij Banda Neira een Catalina om de twee ballingen op te halen. Sjahrir nam drie van zijn kinderen mee in het vliegtuig naar Java, waar hun Soekaboemi als nieuwe verblijfplaats werd toegewezen. De oudste, Des Alwi, volgde per schip en nam voor oom Hatta zijn bibliotheek mee.
De tweede vrouw die Mrázek in Sjahrirs leven opvoert is Popi Saleh. Hij introduceert haar in 1946. Popi heeft mij evenwel verteld dat zij haar latere man al tijdens de Japanse bezetting had leren kennen, toen Sjahrir, reizend door Java, ook haar ouderlijk huis in Malang bezocht. Wanneer Sjahrir enkele maanden na de onfhankelijk-heidsverklaring premier van de Indonesische republiek wordt, is Popi zijn secretaresse en spoedig ook zijn geliefde. In deze twee gedaanten nam Sjahrir haar in maart 1947 mee naar de pan-Aziatische conferentie in New Dehli. Onder degenen die hem daar op het vliegveld stonden op te wachten was ook Maria Duchâteau, die na vijftien jaar haar wettige echtgenoot terugzag. ‘The meeting was not as warm as expected,’ heeft een getuige verteld. ‘Sjahrir embraced her fleetingly and gave her a peck on both cheeks.’ Popi zou naar aanleiding van de ontmoeting later hebben gezegd: ‘that things went quite well between her and Maria.’ Tegenover mij heeft Popi echter laten blijken dat zij Maria Duchâteau, die toen was hertrouwd en in Zuid-Frankrijk woonde, als een rivale zag, omdat ze geen afstand wilde doen van de auteursrechten op Indonesische Overpeinzingen, die naar Popi meende haar toekwamen.
Sjahrir en Popi Saleh besloten een tijdje uit elkaar te gaan, om vast te stellen of hun liefde groot genoeg was. In 1948 ging Popi in Leiden rechten studeren. Sjahrir was toen alweer premier af. Hij leek zich uit de politiek terug te trekken en zelfs Indonesië de rug toe te keren. Maandenlang woonde hij met de oudste aangenomen dochter Mimi, een jonge vrouw nu, in Singapore. Er gingen geruchten dat hij zich daar met haar voorgoed wilde vestigen. Popi, die de universiteit van Leiden had verruild voor de London School of Economics, kreeg eind 1951 echter een schriftelijk huwelijksaanzoek van haar vroegere baas. Nadat ze ja had gezegd, haalde Sjahrir haar in Londen op en nam haar mee naar Cairo. Daar werden ze door de rector van de Al Azhar universiteit in de echt verbonden. Ze betrokken het huis dat Sjahrir in Jakarta had, in de chique wijk Menteng. Tot zijn dood is de hechte huwelijksband gebleven. Popi Sjahrir woont nog altijd in jalan Cokroaminoto 61 en is een centrale figuur gebleven voor de overgebleven Sjahiristen.
| |
| |
| |
Sjahrirs ongemakkelijke verhouding met Soekarno
Rosihan Anwar merkte op dat een nuchtere, rationele, westers denkende Minangkabauer als Sjahrir neerkeek op een Javaan als Soekarno met de syncretische denkwereld, waarin deze zich graag onderdompelde, en met zijn doekoens (medicijnmannen). Het anti-Javanisme van Sjahrir was bovendien doortrokken van een anti- ningrat houding, zegt Mrázek. ‘ningrat’ was de smalende naam van jonge nationalisten voor de priadji, de Javaanse adel, die zo graag met de Nederlanders samenwerkte. Soekarno stond volgens Mrázek al even kritisch tegenover de pradji. Hij noemde zich niettemin bij gelegenheid Raden, daarmee aangevend zelf een man van de lagere adel te zijn.
Sutan Sjahrir heeft Soekarno leren kennen toen hij in Bandoeng op de AMS zat. Sjahrir was daar actief in de nationalistische jongerenorganisatie Jong Indonesië. Soekarno had de Partai Nasional Indonesia (PNI) opgericht, waarvan hij voorzitter was, en was in Bandoeng de meest gerenommeerde nationalist. Soekarno was eens gastspreker op een bijeenkomst van Jong Indonesië waar Sjahrir voorzitter van de vergadering was. Het gemeenschappelijk optreden leidde meteen tot een aanvaring tussen de jonge Sumatraan en de acht jaar oudere Javaan. Sjahrir hamerde Soekarno aftoen deze zich volgens hem grof uitte tegenover de meisjes in het gezelschap.
Nadat Sjahrir eind 1931 naar Indië was teruggekeerd en zich als fulltime nationalistisch activist op Java had gevestigd, kreeg hij onvermijdelijk weer met Soekarno te maken. Deze was in 1930 na een spectaculair proces veroordeeld tot vier jaar gevangenis. Zijn PNI was ter ziele gegaan. In plaats daarvan was een nieuwe partij opgericht, de Partindo, die echter een bescheiden bestaan leidde. Sjahrir en weldra ook Hatta, die eerst zijn studie aan de Economische Hogeschool van Rotterdam wilde afmaken en daarna Sjahrir naar Java volgde, traden in het politieke vacuüm dat was ontstaan. Zij meenden dat het ontluikend nationalisme in Indië geen behoefte had aan politieke agitatie, maar aan educatie. Zij richtten met dat doel de Pedidikan Nasional Indonesia op, die de naam PNI-baroe kreeg, een educatieve vereniging met een verwijzing naar Soekarno's oude PNI. Het bracht hen in conflict met Soekarno, toen deze eind 1932 vervroegd vrijkwam en onmiddellijk de politieke agitatie hervatte. Soekarno probeerde tevergeefs met de twee Minangkabauers te accommoderen. Zij wezen de agitator echter af en bleven opvoeding verkiezen boven oratorisch geweld. Soekarno koos daarop voor de Partindo, die onder zijn leiderschap weldra het karakter kreeg van een massabeweging, terwijl Sjahrirs en Hatta's PNI-baroe een kwijnend bestaan bleef leiden.
Waarschijnlijk waren het duo Sjahrir/Hatta en Soekarno steeds verder uit elkaar gegroeid, als ze niet waren getroffen door hetzelfde lot: verbanning. Soekarno werd in 1934 verbannen naar Endeh op Flores en later naar Bengkoelen; Sjahrir en Hatta werden, zoals we boven zagen, in 1935 eveneens verbannen. Acht jaar later vonden zij elkaar, op een dag in juli 1942, terug in Hatta's woning aan de Oranjeboulevard in Batavia, waar inmiddels de Japanners de dienst uitmaakten. Rond deze ontmoeting is een hardnekkige mythe ontstaan, die Mrázek zonder commentaar overneemt. Er zou bij Hatta thuis zijn afgesproken dat hij en Soekarno met de Japanse bezetter zouden samenwerken, terwijl Sjahrir ondergronds zou gaan, met als gemeenschappelijk doel: de onafhankelijkheid van Indonesië. Alle drie hebben na de oorlog vastgehouden aan deze mythe van de Drie Musketiers, omdat deze hun toen van pas kwam. In Arsip Nasional in Jakarta bleek mij dat Soekarno, die twee collaborateurs tegenover één illegaal wellicht wat te onevenwichtig vond, in een stuk voor de Engelstalige pers een vierde Musketier eraan heeft toegevoegd. Dat was Amir Sjarifuddin, die door de Japanners van sub- | |
| |
versieve acties was beschuldigd en slechts dankzij interventie van Soekarno en Hatta aan de doodstraf ontkwam.
Van het ondergrondse werk van Sjahrir maakt Mrázek terecht niet veel ophef. Subversieve actie kwam er niet aan te pas. Hij reisde onvermoeibaar over Java en zocht contacten met jongeren, studenten vooral. Hij kon dat onopgemerkt doen, omdat hij er zo jong uitzag dat hij in korte broek een middelbare scholier leek, heeft Popi Sjahrir mij verteld. Sjahrir leerde de jongeren, die een klein leger getrouwen werden, het socialisme en sprak met hen over het onafhankelijke Indonesië dat ze straks zouden opbouwen. De Japanners, die in september 1944 beloofden dat Indonesië onafhankelijk zou worden, zullen Sjahrirs gesprekken met de Jongeren, die zich Pemuda noemden, niet als subversief hebben beschouwd. In 1945 werd Sjahrir zelfs door de progressieve Japans vice-admiraal Maeda, uitgenodigd les in het socialisme te geven aan de asrama die hij had opgericht om jonge nationalisten op te leiden voor een onafhankelijk Indonesië. Van de afspraak, die de Musketiers nog hadden gemaakt, namelijk om onderling nauw contact te houden, is wat Sjahrir en Soekarno betreft weinig terechtgekomen, constateert ook Mrázek.
Op 17 augustus 1945 kon Soekarno dankzij genoemde Maeda, die ervoor zorgde dat de Japanse bezetter een oogje dichtkneep, in zijn voortuin in Pegasaan Oost nummer 56 Indonesië onafhankelijk verklaren. Sjahrir had geweigerd aan de voorbereiding van de onafhankelijkheidsverklaring onder Japanse patronage deel te nemen en was die ochtend dan ook niet aanwezig in Soekarno's voortuin. Die afwijzende houding bleek weldra tactisch voordeel op te leveren. Soekarno en Hatta leken onder Nederlandse druk niet te zullen ontkomen aan berechting door de geallieerden wegens collaboratie. Sjahrir daarentegen gold min of meer als verzetsheld.
De dag na de onafhankelijkheidsproclamatie werd de grondwet van de Republik Indonesia afgekondigd: een presidentieel systeem dat leek op dat van de Verenigde Staten. Soekarno en Hatta werden diezelfde dag tot president en vice-president benoemd en leken de onbetwiste leiders van de jonge Republiek. Sjahrir zinde dat allerminst. Met behulp van zijn jonge volgelingen, die nu belangrijke posities verwierven in de Republiek, lukte het Sjahrir het presidentiële systeem van de grondwet om te toveren in een parlementair systeem, met hemzelf als premier. Hij bereikte dit te door Hatta min of meer te chanteren. Hatta had niet minder boter op zijn hoofd dan Soekarno. Hatta had niet alleen met Soekarno onder Japanse zegen de onafhankelijkheid van Indonesië voorbereid, hij was ook (samen met Wilopo) hoofd geweest van het bureau dat Javaanse slavenarbeiders, de Romusha's, had moeten werven voor de Japanners. Er was Hatta daarom wel wat aan gelegen de verzetsheld Sjahrir te vriend te hebben.
Op instigatie van Sjahrir kondigde Hatta op 16 oktober 1945 het beruchte/beroemde presidentieel besluit X af. Het besluit, dat alleen door de vice-president was ondertekend, maakte van het presidentieel systeem van de grondwet een parlementair systeem. Hatta zorgde er ook voor dat Sjahrir tot premier werd benoemd. Mrázek gaat uitvoerig in op het Maklumat X, waar Soekarno zich uiteindelijk bij neerlegde, maar wil het woord chantage niet in de pen nemen. Hij heeft niet doorzien dat Sjahrir, als tegenprestatie voor het presidentieel besluit, door bevestiging van het verhaal van de Drie Musketiers Soekarno en Hatta hielp zich van het collaboratie-stigma te ontdoen.
Eenmaal premier en minister van Buitenlandse Zaken, stortte Sjahrir zich in onderhandelingen. Eerst met de geallieerden, daarna met het teruggekeerde Nederlands-Indische bewind. Soekarno en Hatta verplaatsten het presidentiële hof naar Jogjakarta, waar ook het hoofdkwartier van het republikeinse leger zat. Sjahrir bleef in Ba- | |
| |
tavia achter om de onderhandelingen te leiden. De Indonesische sociaal-democraat kon het prima vinden met de Nederlandse sociaal-democraat Schermerhorn, die de Nederlandse onderhandelingsdelegatie leidde. Het resultaat was het akkoord van Linggadjati, waarover in november 1946 overeenstemming werd bereikt.
Sjahrir had met al zijn tactisch inzicht het thuisfront in Jogja schromelijk verwaarloosd. President Soekarno mocht dan constitutioneel de tanden zijn uitgetrokken, zijn charismatisch leiderschap en oratorische gaven waren hem gebleven. Sjahrir had met het akkoord voor de Republiek een de facto- erkenning op Java en Sumatra bereikt - met uitzondering dus van de buitengewesten, maar ook van de stedelijke enclaves die inmiddels door Nederlandse troepen waren bezet. Soekarno verkondigde van zijn kant wat de Pemuda-achterban, de ruggegraat van het leger, wilde horen: 100% Merdeka, volledige onafhankelijkheid. Die was met het Linggadjati-akkoord allerminst bereikt. Zowel de Nederlandse troepen, die zich in de stedelijke enclaves opgesloten voelden, als de overmoedige Pemuda wilden het uitvechten. Mrázek concludeert dat toen de Nederlandse regering onder druk van de Tweede Kamer bovendien een eigen interpretatie gaf aan het Akkoord van Linggadjati, Sjahrirs rol als leider van de Republiek in feite was uitgespeeld. Kort voor het uitbreken van de Eerste Politionele Actie van 20 juli 1947 trad hij af als premier. In de wat onduidelijke constitutionele rol van presidentieel adviseur heeft Sjahrir nog één keer een glansrol als onderhandelaar gespeeld. Hij reisde naar Lake Success in Amerika, waar de Veiligheidsraad zich over het Nederlands-Indonesische conflict boog, en wist te bereiken dat de Republiek aan de vergadertafel mocht aanschuiven - zij het zonder stemrecht. De effectieve combinatie van binnenlandse guerrilla en buitenlandse diplomatie dwong Nederland uiteindelijk
Sutan Sjahrir, Soekarno en hadji Agus Salim, geflankeerd door Nederlandse militairen, na hun gevangenneming tijdens de tweede politionele actie in december 1948 (foto: Algemeen Rijksarchief)
| |
| |
ertoe de soevereiniteit over Indië aan de Republiek Indonesië over te dragen.
Na zijn succes in Lake Success werd Sjahrir een wat schimmige figuur, blijkt uit Mrázeks biografie. Hij duikt op in Londen en Parijs, in Nederland zelfs, in India en Australië, en kiest in Singapore een pied-à-terre. Wat de reizende ambassadeur allemaal uitspookte wist zelfs Jogja niet meer. Toen na de eerste politionele actie Nederland en de Republiek onder toeziend oog van een Commissie van Goede Diensten op het schip de Renville weer aan de onderhandelingstafel plaatsnamen, was Sjahrir, benoemd tot adviseur van de onderhandelingsdelegatie, in geen velden of wegen te bekennen. Het was min of meer toeval dat Sjahrir zich in Jogja bevond, toen daar op 20 december 1948 bij het begin van de tweede politionele actie de hele republikeinse top werd gevangengenomen. Sjahrir werd samen met Soekarno (en Agus Salim) naar Sumatra overgevlogen en in Parapat opgeborgen in een luxueuze villa aan het Tobameer. Hier kwam de afkeer van de Minangkabauer jegens de Javaan pas goed tot uiting. ‘Houd je bek, jij!’ schreeuwde Sjahrir de gevangen president toe, toen deze uit de badkamer liederen liet schallen.
In januari 1949 verscheen Drees in Jakarta om polshoogte te nemen. Hij wilde graag met Hatta praten, maar die was niet bereid uit zijn ballingsoord Bangka naar Jakarta te komen en de door buikloop geplaagde Drees waagde zich niet aan een tocht naar het verre eiland. Drees probeerde het vervolgens bij Sjahrir. Soekarno bezwoer deze de uitnodiging af te wijzen, nu de internationale publiciteit zo in het voordeel van de Republiek werkte. Sjahrir ging toch, maar beloofde terug te keren om verslag te doen. De Nederlandse premier werd niet veel wijzer van de republikeinse ex-premier. In plaats van naar Parapat terug te keren, bleef Sjahrir in Jakarta. Bij de besprekingen die daar in mei 1949 op gang werd niet Sjahrir, maar Rum als delegatieleider aangewezen. Sjahrir weigerde van zijn kant als adviseur op te treden bij de rondetafelconferentie in Den Haag.
In het Indonesië van na de soevereiniteits-overdracht, dat eveneens een parlementair systeem kende, bleef Soekarno president, maar met niet veel meer bevoegdheden dan bijvoorbeeld de president van Duitsland. Sjahrirs politieke basis werd de Partai Sosialis Indonesia, die zijn getrouwen in 1948 in Jogja, terwijl hij zelf er niet bij was, rond hem als partijleider hadden opgericht. In de snel wisselende kabinetten kregen meermalen ook PSI' ers zitting. Sjahrir zelf bleef aan de kant; zelfs in het parlement nam de sociaal-democraat geen zitting. Als partijleider ontwikkelde Sjahrir zich tot een criticaster, die vaak een ongeïnteresseerde indruk maakte op zijn volgelingen.
Toen in 1955 eindelijk algemene verkiezingen werden gehouden, bleek dat Sjahrirs partij slechts een intellectuele elite vormde. De PSI kreeg slechts twee procent van de stemmen. Ook na deze verkiezingen, die vier grotere partijen en talrijke splinterpartijtjes in het parlement bracht, sleepte de Republiek zich van de ene naar de andere kabinetscrisis. In 1957 brak bovendien in de buitengewesten een revolte uit. Op 16 februari 1958 werd in Bukittingi, de hoofdplaats van de Minangkabau, een tegenregering uitgeroepen. Sjahrir raakte met zijn PSI in diskrediet, toen een vooraanstaande PSI' er, de econoom Soemitro, zich bij de opstandelingen aansloot, evenals Sjahrirs aangenomen zoon Des Alwi en beiden na de onderdrukking van de revolte uitweken naar Singapore.
Soekarno kon niet langer verkroppen slechts de rol van presidentieel figurehead te moeten spelen. Op 5 juli 1959 herstelde hij bij presidentieel besluit de grondwet van 1945 en presenteerde zijn concept voor een Geleide Democratie. De PSI, die weigerde zich te voegen in Soekarno's ‘geleide democratie’, werd met enkele andere partijen buiten de wet gesteld. Sjahrir werd een van de
| |
| |
slachtoffers van Soekarno's achtervolgingswaan. Op 16 januari 1962 werd hij gearresteerd en drie maanden later, zonder proces, samen met enkele andere tegenstanders van Soekarno opgeborgen in een redelijk comfortabele gevangenis in Madiun. In november 1962 openbaarde zich bij Sjahrir hoge bloeddruk. Hij werd overgebracht naar Jakarta waar hij een beroerte kreeg en half verlamd raakte. Na een chirurgische ingreep herstelde hij gedeeltelijk van de verlamming, maar verloor het spraakvermogen. Sjahrir zocht verstrooiing in zijn ruime boekencollectie, waarin de westerse, vooral de Nederlandse literatuur overheerste. Brieven schrijvend en moeizaam pratend bleef hij in contact met zijn volgelingen, die ondanks het halve huisarrest dat hij had met hem konden communiceren.
Uit deze periode dateren uitspraken van Sjahrir, door Mrázek boven water gebracht, waarin hij niet alleen Soekarno alles lijkt te vergeven, maar zijn volgelingen zelfs oproept zich achter de president te scharen, om hem te beschermen tegen communistische invloeden en om hem richting het westen te krijgen. (In Indonesië worden deze uitspraken vandaag de dag sterk uitvergroot. Nu velen zich keren tegen Suharto, die bung Karno van de troon heeft verstoten, zoeken vroegere Soekarnoisten en Sjahiristen elkaar en lijken vroegere tegenstellingen vergeten. Zij scharen zich gezamenlijk rond Soekarno's politieke erfgename, zijn oudste dochter Megawati, die naar mijn indruk wordt klaargestoomd om volgend jaar bij de presidentsverkiezingen in het krijt te treden.)
In juli 1965 verergerde de toestand van Sjahrir zodanig dat Soekarno hem toestond in het buitenland specialistische hulp te zoeken - mits het niet in Holland was. Het werd Zwitserland. In het appartement in Zürich waar hij met Popi onderdak vond, was hij van verre nog getuige van de val van zijn rivaal als gevolg van de Gestapukup in de nacht van 30 september op 1 oktober 1965. Op 9 april 1966 overleed Sutan Sjahrir in Zürich. Zijn stoffelijk overschot werd overgevlogen naar Jakarta, waar een presidentieel besluit van 15 april, ondertekend door Soekarno die formeel nog in functie was, Sjahrir tot ‘nationale held’ uitriep en een staatsbegrafenis verordonneerde. Bij de begrafenis in het turbulente Jakarta, waarbij Rosihan Anwar een van de sprekers was, was Soekarno niet aanwezig.
Keren we terug bij de vraag, welke eisen worden gesteld aan een politieke biografie. De taak die Mrázek zich heeft gesteld, ‘mapping the checkpoints where cultural barriers are crossed or evaded’, biedt voor de beschrijving van Sjahrirs levensloop eigenlijk geen aanknopingspunten. De Minangkabauer is opgegroeid als een ‘bruine Hollander’ en is dat zijn hele leven gebleven. Hadden de Nederlandse autoriteiten toegestaan dat Maria Château zich in Banda bij haar echtgenoot had gevoegd, Sjahrir zou wellicht na de teleurstelling die hij als Indonesische politicus had ondervonden zijn toevlucht in Nederland hebben gezocht om daar het familieleven op te zetten waar hij zo naar haakte.
Wat Mrázeks biografie laat zien is dat de founding father in tweeërlei opzicht een mislukte nationale leider is geweest. Als bruine Hollander heeft hij op het verkeerde paard gewed, namelijk door onderhandelingen te komen tot een zelfstandige federale Republiek in een Unie met Nederland verbonden. Als sociaal-democraat heeft hij een westerse democratie willen vestigen, die onwerkzaam bleef. Daardoor en door zijn hooghartige houding tegenover de Javaanse impact in de revolutie vervreemde hij van de politieke krachten buiten zijn eigen partij, die toen het erop aankwam niet meer dan een kleine politieke elite bleek te zijn. Geschiedschrijving of geschiedvorsing? De geschiedvorser kan wel zonder de geschiedschrijver. De schrijver kan evenwel niet zonder de vorser. Het boek van Mrázek is, mede wegens zijn uitbundig notenapparaat,
| |
| |
een nuttige bron voor iedereen die zich verdiept in de Indonesische geschiedenis en een onmisbare voor wie iets wil weten over Sutan Sjahrir en zijn omgeving.
Rudolf Mrázek, Sjahrir. Politics and Exile in Indonesia, New York, 1994, 525 blz.
|
|