biografische elementen, zoals vaststelbaar is door bekende levensfeiten naast het werk te leggen. Ook naar de jonge jaren van de schrijver wordt vaak impliciet verwezen, maar juist daarbij is niet verifieerbaar wat waarheid is en wat dichting. Gezegd moet worden dat Walch langs deze enig mogelijke weg tot een aannemelijke reconstructie komt. Maar de twijfel blijft knagen. Kan het toch niet helemaal anders zijn geweest? Was de oudere Roothaert, die steeds meer in zijn anti-paapse rol groeide, achteraf misschien graag al eerder tot ketterse inzichten gekomen, terwijl hij in werkelijkheid lang een braaf man is geweest? Dat zou kunnen verklaren waarom hij op zijn zesentwintigste nog voor een bijbaan als docent boekhouden en handelsrecht werd aangenomen door de Katholieke Leergangen in Tilburg, hoewel daar de strengste religieuze eisen werden gesteld. Over in dienst te riemen leerkrachten stond in de richtlijnen: ‘Zijn woning (...) ziet eruit, zooals 't bij een goed katholiek betaamt, kruisbeelden, religieuze schilderijen, steeds een brandend lichtje bij het H. Hartbeeld, enz.’ Walch houdt het erop dat Roothaert toen toneelspeelde, wat ook mogelijk is, want dissident zijn in Tilburg stond vrijwel gelijk aan zelfvernietiging.
Over sommige andere essentiële gebeurtenissen uit de vroegere jaren van de schrijver lijkt de biograaf eveneens weinig harde gegevens te hebben gehad. Roothaert trouwde met Jeanne Verhoeven, een vrouw die zeer op luxe gesteld was. Ondanks twee betrekkingen, als advocaat en docent, bleek hij niet aan haar materiële verlangens te kunnen voldoen, een feit dat dramatisch aan het licht kwam toen Jeanne een aanzienlijke som geld stal, die bij haar thuis in bewaring lag voor het advocatenkantoor waar haar man werkte. Toen dit ontdekt werd raakte Roothaert in een moeilijke positie tegenover
Anton Roothaert
zijn collega's, het huwelijk liep definitief op de klippen toen Jeanne er ook nog met een bemiddelde minnaar vandoor ging. Het waren sleutelgebeurtenissen in Roothaerts leven, die vermoedelijk tot de neergang van zijn advocatenloopbaan en zijn vertrek uit Tilburg hebben geleid. Walch geeft zijn lezing van het gebeurde zonder enige bronvermelding. Wat hij erover schrijft zal wel waar zijn, maar je vraagt je toch af waar hij het vandaan heeft, temeer omdat Roothaert zelf er zijn hele leven met geen woord meer over heeft gerept.
Zijn verhuizing naar Wilrijk bij Antwerpen in 1930 werd het begin van het schrijversleven. Na een aantal detectives en de roman Camera loopt volgde Doctor Vlimmen, door de katholieke pers al gauw getypeerd als een ‘misselijk schend-boek’ aangezien de clerus er een weinig sympathieke rol in had, die vooral draaide om Vlimmens tien jaar durende pogingen van zijn vrouw te scheiden, een streven dat op alle mogelijke manieren werd tegengewerkt en Vlimmen tot wanhoop dreef. Tilburgers hadden weinig moei-