onder de titel Clio's stiefkind. De bundel liet hij voorafgaan door een biografische schets, een opmaat voor de biografie die hij over Dijksterhuis wilde schrijven. Vorig jaar was het zover en verscheen Dijksterhuis. Een biografie.
Niet iedereen was tevreden over het lijvige boek. Hugo Brandt Corstius, die Dijksterhuis nog als student had meegemaakt, debiteerde de meeste bezwaren. Hij noemt in de Volkskrant van 29 november 1996 Van Berkels biografie ‘een parodie van het genre biografie’ en ‘nodeloos omslachtig’.
Ook verwijt hij de historicus een onnauwkeurige en te milde behandeling van Dijksterhuis' oorlogsverleden. De wetenschapshistoricus was in 1940 zeer kort lid van het Nationaal Front van Arnold Meijer, trad in 1941 toe tot de Academie van Wetenschappen en liet zich in 1944 benoemen tot hoogleraar aan de geheel genazificeerde Universiteit van Amsterdam. Vooral dat laatste werd hem zwaar aangerekend; na de oorlog werd deze benoeming door de zuiveraars direct ongeldig verklaard.
De bekritiseerde biograaf, die als adviseur ook betrokken was bij de totstandkoming van het biografieënproject van het Prins Bernard Fonds, laat zich door Brandt Corstius niet uit het veld slaan. Hij heeft zijn eigen ideeën over de biografie als genre, haar betekenis voor het historisch bedrijf, morele worstelingen tijdens het onderzoek en natuurlijk E.J. Dijksterhuis.
Klaas van Berkel is in Groningen de opvolger van de historicus E.H. Kossmann. Als hoogleraar algemene geschiedenis na de middeleeuwen houdt hij zich vooral bezig met de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, de periode waarin ook Dijksterhuis opgroeide en intellectueel werd gevormd.
Waar haalde u de tijd vandaan voor het schrijven van zo'n lijvige biografie?
In 1984 ben ik met de biografie begonnen. Ik hoopte het archiefonderzoek te kunnen afronden voordat ik in Groningen werd benoemd, maar dat lukte niet. Zo'n twee jaar geleden heb ik mij zeer asociaal opgesteld door hier af en toe een week niet te werken en ook thuis onbereikbaar te zijn. Dat moet als je wilt schrijven. Tussen de bedrijven door kun je wel wat snuffelen, maar voor het schrijven moet je af en toe onderduiken. Komt er nog een tweede biografie?
Nee. Mijn standpunt is eenvoudig. Het zou goed zijn voor elke historicus om een keer een biografie te schrijven, maar je moet er geen gewoonte van maken. Je kunt het denk ik ook maar één keer opbrengen. Bovendien is het de vraag of je weer iemand zult treffen met wie je zo lang wilt omgaan. Het is een soort huwelijk: je begint met goede voornemens, maar het loopt niet altijd goed af. Dat is met Dijksterhuis redelijk goed gegaan, maar als ik van tevoren had geweten wat me allemaal te wachten stond, weet ik niet of ik al die tijd er in had willen steken. Hoe belangrijk is de biografie als genre voor u als historicus?
Het is een vorm van geschiedschrijving die je alleen kunt beoordelen als je het zelf geprobeerd hebt. Ik vind het nog steeds heel belangrijk dat er biografieën verschijnen. Te lang is het in Nederland een ondergewaardeerd genre geweest. We hebben nu een aantal goede biografieën, historici en literatuurwetenschappers moeten het genre onderhouden.
Voor je nadere vorming als historicus is het uitermate verhelderend om te kijken wat je van zo'n biografie zou willen maken. Toen ik begon had ik heel andere opvattingen over het genre dan nu. Je leert veel over je eigen wijze van geschiedschrijving.
Als iemand wil promoveren op een biografie, is hij dan welkom bij u?
Liever niet. Ik zeg dat vooral op grond van praktische omstandigheden. Voor een AIO is een biografie schrijven haast ondoenlijk. Als je de tijd aan jezelf hebt, ligt het anders.