wijze van spreken de eerste willen zijn, om Linders' Schmidt-boek te lezen.
Met wie is deze in de hele wereld unieke auteur uiteindelijk te vergelijken, qua produktie, qua stijl en qua veelzijdigheid en kwaliteit? Met niemand. Is er iemand te noemen van wie de boeken herdrukt en herdrukt worden, wier musicaldebuut volgend seizoen wordt heropgevoerd (Heerlijk duurt het langst uit 1965, straks met beurtelings Jasperina de Jong en Jenny Arean in de Conny Stuart-creatie) en van wie momenteel (en tot eind mei) een selectie liedjes en andere teksten een succesvolle tournee langs de theaters maakt (het programma Hoera we zijn normaal met onder anderen Simone Kleinsma en Serge-Henri Valcke)? Iemand die een dikke vijfentwintig jaar geleden Wat voor weer zou het zijn in Den Haag? schreef, een chanson dat in de versie van Conny Stuart tussen half 1993 en eind 1994 minstens vijftig keer op de radio was te horen. (Bijgehouden door een auteursrechtenbureau.)
En ook nog even Jeanne Roos, die ondanks haar leeftijd - tachtig - nog allerminst ‘journaliste in ruste’ genoemd kan worden, zoals Annie ook nooit ophield met schrijven (In haar nalatenschap bevinden zich allerlei losse taalflodders, die ze tot het eind van haar leven neerschreef op losse vellen en op blocnotes die altijd voor het grijpen lagen. Net als de viltstiften, de sigaretten en de aanstekers.
In een Levensbericht, dat Jeanne Roos op uitnodiging van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde schreef, zet ze haar vriendin indrukwekkend neer. Van ruim een halve eeuw geleden herinnert ze zich uit dat Parool-verleden ‘een onopvallend iemand. Een stille, verlegen, wazige, ja wat muizige vrouw: juffrouw Schmidt van Documentatie.’ Haar ontdekking kwam in het voorjaar van 1947: schrijven voor en aanvankelijk ook spelen in het journalistencabaret De Inktvis. In dat Levensbericht, dat later dit jaar in het jaarboek van de Maatschappij zal worden gepubliceerd, schrijft Jeanne Roos:
‘Annie M.G. Schmidt was er ineens in die late jaren veertig, schijnbaar uit het niets. Ze begon te schrijven en hield dat bijna een halve eeuw vol. Ze produceerde poëzie en proza in een ongehoorde kwantiteit en van een ongehoorde kwaliteit. Het is niet overdreven te stellen dat ze een revolutie in onze kinderliteratuur heeft teweeg gebracht, die zij bevrijdde van een soms nogal moraliserende toon. Ze werd de moeder van het naoorlogse cabaret, schiep - samen met Harry Bannink - de Nederlandse musical en had een enorme invloed op nieuwe generaties schrijvers in al deze genres.
Haar taalgebruik was uniek. Ze ontdeed het Nederlands van een naar plechtigheid en deftigheid neigende schrijftaal, want ze schreef in een opluchtend gewoon Nederlands, in bijna spreektaal. Ze voegde er, behalve een ongebreidelde fantasie, een grote dosis speelsheid in ritme en rijm én humor bij, elementen die tot dan niet bepaald tot de voornaamste karaktertrekken van de Nederlandse literatuur, en vooral poëzie, behoorden.’
Naschrift Joke Linders:
Toen Hans Vogel in Biografie Bulletin 1993/1 aankondigde dat Annie Schmidt hem zowel mondeling als schriftelijk als haar biograaf had aangewezen, schreef ik: ‘Dat zij haar zegen geeft aan een “Paroolman” met wie zij “een vriendschappelijke relatie” heeft, zal niemand haar aanrekenen. Leuk voor Hans Vogel, zuur voor mij.’ En dat is alle animositeit die in deze kwestie van mij te verwachten is. Ik wens Hans Vogel veel succes. Zo blijven twee biografen nieuwsgierig naar elkaars werk.