Biografie Bulletin. Jaargang 7
(1997)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Te kort door de bocht
| |
[pagina 62]
| |
Hendrik de Vries
de biografische schetsen van Adriaan Roland Holst (1888-1976) en Hendrik de Vries (1896-1989). De aanleiding voor het schrijven was in beide gevallen de honderdste geboortedag van de dichters. Ook anderszins zijn er blijkens de verantwoording veel overeenkomsten. In beide gevallen zijn de schetsen een voorproefje voor een later te verschijnen en veel omvangrijker geschiedenis van leven en werk. In verband met de beperkte opzet van een biografische schets is afgezien van volledige bronvermelding en literatuuropgave en is slechts een beknopt notenapparaat opgesteld. Beide schetsen verschenen in een oplage van 1000 exemplaren in de Prom/ bibliofiel-reeks. Wat is de functie van zo'n biografische schets die noodgedwongen beknopter, schetsmatiger en oppervlakkiger aanduidt wat later breder, gedetailleerder en diepgaander zal worden uitgewerkt? Voor de consument werkt zo'n voorproefje als een ‘amuse’, een smaakmaker. Of beter, als voorgerecht voor de hoofdmaaltijd die nog op zich laat wachten. Voor de biograaf functioneert zo'n schets als eerste ordening en inventarisatie van zijn materiaal, waarmee de basis voor het later te schrijven uitvoeriger verhaal is gelegd. De vorig jaar verschenen schets van Hendrik de Vries kreeg in grote lijnen dezelfde chronologische ordening als die van Adriaan Roland Holst: vroegste jaren (1896-1910) met daarin de factoren die zijn dichterschap het meest beïnvloed hebben; de eerste autodidactische ontwikkelingen tot schrijver (1910-1918); De Vries als verlichte dilettant (1918-1924); zijn fascinatie voor Spanje (1924-1936); de gebeurtenissen rond het ontstaan van zijn belangrijkste gedichtencyclus De tovertuin (1937-1945) en de invloed van Riek van der Zee op het dichterschap van Hendrik de Vries (1946-1989). Een even overzichtelijke als logische ordening die weinig ruimte biedt voor een eigen, vernieuwende vertelwijze. En omdat Van der Vegt kennelijk al veel materiaal heeft ver- | |
[pagina 63]
| |
gaard, handelt vrijwel elke nieuwe alinea over een ander aspect van De Vries' leven of werk. In hoog tempo trekken heel wat drama's voorbij.
Iedere biografische schets, in het geval van De Vries toch ruim honderd pagina's dik, bevat open plekken. Veel zaken zullen immers later ingevuld en uitgewerkt worden. Ook het ontbreken van een uitgebreide verantwoording over de herkomst van de gegevens en de betrouwbaarheid van de uitspraken valt te billijken. Meer moeite heb ik met het feit dat Van der Vegt een aantal stellige uitspraken doet, zonder dat daarvoor voldoende argumenten worden aangeleverd. ‘De stelligheid van waaruit je schrijft, heeft uiteraard te maken met wat je weet,’ zei Van der Vegt in het eerdergenoemde interview. ‘Hoe meer je weet, hoe meer je met zekerheid durft te vertellen.’ Kennelijk weet Van der Vegt inmiddels voldoende om dat soort uitspraken te doen, maar voor de onbevangen lezer hebben ze een te suggestief karakter. Zo haalt Van der Vegt op pagina 12 de Levensroman van Hendrik de Vries aan: Hijzelf houdt niet van haar zoen.
Haar argwaan, haar vreemde doen
Bij 't onderdekken. Ze zegt:
‘Als je hier je handjes legt'
Kom je op 't kerkhof.’
Daarop volgt deze verklaring: ‘Hij heeft ook verteld dat zijn moeder van dit verbod ‘aan zichzelf te zitten’ een sadistische en hysterische scène kon maken, en dan beschreef hoe hun geslachtsdelen afgesneden werden en - met hààr acteertalent - voordeed hoe de kinderen daarbij zouden gillen. Heeft toen niemand zich gerealiseerd dat dit uitingen waren van een vrouw die psychiatrische behandeling nodig had? Die wellicht ziek was geworden van de noodzaak haar eigen erotiek te onderdrukken.’ De cursivering is van mij. Een dergelijke uitspraak kan alleen gedaan worden als de biograaf (op andere, hier niet aangevoerde gronden) aanwijzingen heeft voor de psychische zwakte van de moeder. Het gedicht met het moederlijk vermaan de geslachtsdelen niet te beroeren biedt geen aanleiding voor een ziekteverklaring aan het adres van moeder De Vries. Ook die schijnt haar zoon of zonen gezegd te hebben de handen boven de dekens houden en wel op de haar bekende theatrale wijze. Dat heeft indruk gemaakt op de jonge Hendrik. Maar dat vermaan als zodanig noch haar theatrale gedrag lijken mij voldoende om te concluderen dat de moeder van De Vries psychiatrische behandeling nodig had of ziek was vanwege het onderdrukken van haar eigen erotiek! Honderden, duizenden, nee tienduizenden kinderen zijn door evenzovele moeders (en vaders) op vergelijkbare wijze toegesproken zonder dat die ouders als potentiële psychische gestoorden of erotisch verlamden naar de divan van de psychiater werden verwezen. Dat is echt te kort door de bocht. Vooral omdat de volgende alinea direct een nieuw onderwerp aansnijdt: de muzikale opvoeding van de drie jongens De Vries.
Nog een voorbeeld: In de bundel Goyescos staat een gedicht over een zigeunerachtige vrouw die een jongetje van een jaar of tien meevoert en uitkleedt. In de bundel Tovertuin wordt een vergelijkbare ervaring vermeld waarbij een moeder haar zoontje misbruikt. ‘Het ligt voor de hand’, zegt Jan van der Vegt, ‘hierin de weergave van een erotische wensdroom te zien.’ In de volgende zin voegt hij daar aan toe dat Hendrik de Vries zijn vrienden verteld zou hebben hoe hem dit als elfjarig jongetje in werkelijkheid is overkomen. Niks geen wensdroom dus. Of is er reden te twijfelen aan deze bekentenis? Daarover wordt de lezer dan niet ingelicht. | |
[pagina 64]
| |
Van der Vegt vervolgt: ‘De vraag moet hier onbeantwoord blijven of dit werkelijk gebeurd is of dat het een herinnering was uit het valse geheugen, dat uit dromen en verlangens voortkomt en zich van het reële geheugen soms nauwelijks laat onderscheiden. Naar hij zelf heeft meegedeeld, had Hendrik de Vries daar verwarrende ervaringen mee opgedaan. Maar of het nu droom of werkelijkheid was, de betekenis van dit verhaal is, dat het aangeeft hoe sterke erotische gevoelens uit zijn kindertijd, in samenhang met het optreden van zijn moeder of van een vrouw die de moeder symboliseert Hendrik de Vries anders dan anderen hebben gemaakt.’ Een dergelijke conclusie is wel erg snel getrokken en kan tot biografische ontsporingen leiden. Natuurlijk, iedere biograaf is op zoek naar thema's die het leven van zijn onderwerp bepaald hebben. Maar de in deze passage geleverde gegevens rechtvaardigen geen conclusie over de portee van de erotische gevoelens uit zijn kindertijd. Ieder kind doet in zijn jeugd erotische ervaringen op. Vaak worden die hem opgedrongen door volwassenen uit zijn omgeving. Dat maakt zo'n kind niet anders dan anderen. Integendeel, het is iets dat hij met veel andere kinderen deelt. Maar wie het verleidingsverhaal als iets gewoons en onschuldigs interpreteert, kan niet concluderen dat er bij De Vries sprake is van ‘iemand die weigert zijn kind-zijn op de drempel van de seksuele rijping te verliezen’. Misschien is dat laatste waar, maar binnen de context van deze biografische schets is dat nog niet voldoende aangetoond. Ook De Vries' belangstelling voor kinderen en travestie is wel erg vlug neergezet als mogelijke vorm van pedofilie en onvoldoende ontwikkelde sexualiteit. Zulke ingewikkelde kwesties verdienen meer onderbouwing. Die zal er, de nauwgezetheid van Van der Vegt kennende, in de uiteindelijke biografie zonder enige twijfel komen. Maar inmiddelsTekening door Hendrik de Vries voor zijn bundel Geïmproviseerd bouquet (1937)
is de toon gezet en is het moeilijk, zo niet onmogelijk geworden de gegevens op een andere manier te rangschikken en te interpreteren.
Over andere ervaringen doet van der Vegt juist uitermate luchtig. Een mislukte school-carrière die ertoe leidt dat De Vries al op zestienjarige leeftijd van school gaat en als autodidact onder leiding van zijn vader verschillende talen gaat bestuderen, lijkt me voor elke jongen een ramp. Welke zestienjarige verdraagt zijn vader, hoe aardig en kameraadschappelijk ook, op die leeftijd van | |
[pagina 65]
| |
zo dichtbij? Voor een in aanleg dichterlijk talent als Hendrik de Vries moet dat nog moeilijker zijn geweest. Eenzelfde vluchtigheid kenmerkt de behandeling van De Vries' religieuze besef. Hoe kwam hij aan zijn monotheïsthische ideeën? Wie heeft hem op dat spoor gezet en zijn daarvan in een later stadium van zijn werk nog invloeden aan te wijzen? Ook de relatie tussen De Vries' liefde voor alles wat Spaans is en zijn kinderdromen is me niet duidelijk geworden. Terwijl over de late keuze voor een levensgezellin - De Vries was vijftig - vast veel meer te zeggen valt. Te meer daar ook zijn beide broers ongetrouwd bleven. Wat was er in die familie aan de hand? Heeft het huwelijk van de ouders de kinderen belemmerd een partner te kiezen of begon Hendrik de Vries pas op vijftigjarige leeftijd zijn kinderlijke geest te verliezen? En is er een verband tussen het maatschappelijk mislukken en het zich eeuwig en altijd miskend voelen als dichter? Of was De Vries au fond een lastig man? Altijd aan het mopperen over wat anderen dan hijzelf niet goed hadden gedaan of verkeerd hadden begrepen. Want dat wordt wel duidelijk. De Vries was geen makkelijk of aangenaam mens, met mijn gemopper over de beperkingen van de biografische schets loop ik het risico in zijn voetsporen te treden.
Bij Andreus heeft Van der Vegt al laten zien hoe hij als biograaf te werk gaat: de belangrijkste feiten chronologisch en op fiches vastleggen. Die aanpak maakt het leven van de gebiografeerde hanteerbaarder en overzichtelijker. Maar in de beknopte ruimte van een biografische schets mis je het surplus dat een vrijere of thematischer aanpak had kunnen leveren. Een biografie ontleent haar karakter meestal aan haar onderwerp, zei Van der Vegt in het al eerder genoemde interview. En dat betekent dat die van Roland Holst een heel andere kan worden dan die van Hans Andreus of Hendrik de Vries. Door het hanteren van dezelfde werkwijze is het maar de vraag of dat werkelijk zo zal zijn. |