Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
Jagen op handschriften
| |
BibliotheekDus reisde Logan Pearsall Smith op een dag in november naar Oakham, waar hij een taxi nam naar het huis van de kolonel. Het bleek een van de grootste landhuizen van Engeland te zijn, zo niet het grootste. De heer des huizes ontving hem uiterst vriendelijk en bracht hem met een malicieus lachje naar een immense bibliotheek, die een complete vleugel van het huis in beslag nam. De wanden waren ongeveer een mijl lang, de zoldering scheen zich ergens in de wolken te verliezen. De ruimte stond vol met rommel, schilderijen zonder lijst, lijsten zonder schilderij, hobbelpaarden zonder kop. En het was er steenkoud. Maar er waren wel boeken, erg veel boeken. ‘U kijkt maar eens rond,’ zei de gastheer. ‘We zien u straks wel bij de lunch.’ Een normaal mens zou weken nodig hebben gehad om die bibliotheek te doorvorsen, maar Logan Pearsall Smith had het | |
[pagina 305]
| |
boek binnen een half uur gevonden. Het bleek nog belangwekkender dan hij had gehoopt. Niet alleen bevatte het kopieën van ongepubliceerde brieven van Wotton, er stonden ook ongepubliceerde gedichten en preken in van John Donne, alsook een grote verzameling table talk, anekdoten over Queen Elizabeth, James I, Henry IV, Bacon en Essex, teveel om op te noemen. De kolonel had er geen bezwaar tegen dat het boek in handen werd gegeven van de Oxford Press, waar het zorgvuldig werd gekopieerd. Natuurlijk werd het na gebruik even zorgvuldig terug bezorgd en zelfs weer op de plaats gezet waar de bezoeker het had aangetroffen. Niet lang daarna las Logan Pearsall Smith in de Times dat het gigantische landhuis, inclusief de onafzienbare bibliotheek, tot de grond toe was afgebrand. Maar in 1907 verscheen zijn boek, Life and letters of Sir Henry WottonGa naar eind2. | |
KistjeSindsdien heeft hij geen biografieën meer geschreven, maar het speuren naar handschriften bleef zijn grote hobby. Na een reeks van successen beloofde hij mrs. Toynbee, die werkte aan een uitgave van de brieven van Horace Walpole, de Prince of letter writers, dat hij de zoekgeraakte correspondentie tussen Walpole en Madame du Deffand zou opsporen. Een kistje met deze brieven was in 1842 op een veiling verworven door ‘iemand van Aziatische afstamming’, genaamd Dyce-Sombre. Die man was in 1838 uit India naar Engeland gekomen, waar hij de dochter van een peer had getrouwd en zitting kreeg in het Parlement. Vandaar verhuisde hij naar een krankzinnigengesticht, waar hij in 1851 is overleden. Zijn (gescheiden) vrouw hertrouwde met een vermogend heer, die in de adelstand werd verheven en voortaan als Lord F. door het leven ging (de volledige naam wordt in Unforgotten years niet genoemd). Zij kregen een zoon, ook al een Lord F. Zoveel was zeker: als dat kistje met de briefwisseling Walpole/Du Deffand nog bestond, dan moest het gezocht worden bij de jonge Lord F., inmiddels een man van gevorderde leeftijd, die zijn dagen sleet op een buiten in Staffordshire. | |
BrandbriefLogan Pearsall Smith bracht nu zijn beproefde methode van mondelinge rondvraag in praktijk. Hij had zijn verhaal misschien al honderd keer gedaan toen hij eindelijk, of all places, in Florence een jongeman ontmoette die hem iets kon vertellen. Lord F. was zeer bevriend met zijn neef, de deken van York. Als Lord F. benaderd moest worden, dán via deze man Gods! Dat lukte en zo kon er een brief aan Lord F. worden gestuurd waarin Logan Pearsall Smith, onder verwijzing naar his old pal, de Dean of York, beleefd vroeg of his Lordship in het bezit was van het lang gezochte kistje.HORACE WALPOLE
.... Prince of letter writers... | |
[pagina 306]
| |
Weken gingen voorbij. Er kwam geen antwoord. Intussen raakte mrs. Toynbee, die haar brievenuitgave moest afronden, lichtelijk in paniek. Logan Pearsall Smith ontving een brandbrief. Schoot hij nog niet op? Helaas, moest hij haar antwoorden, hij was niet in staat haar het beloofde kistje te leveren. Ditmaal had hij volledig gefaald. Op dat moment verbleef hij in een klein dorp, waar de uitgaande post moest worden aangeboden op het postkantoor. Toen hij daar zijn brief aan mrs. Toynbee kwam brengen, lag er een brief op hem te wachten. Een brief van Lord F.! Hij had op zijn zolder inderdaad het kistje gevonden, waarvan hij niet eens wist dat hij het bezat. Nu kon Logan Pearsall Smith zijn brief aan mrs. Toynbee verscheuren en een nieuwe schrijven. Als een haas begaf zij zich naar Staffordshire om het kistje op te halen. De inhoud was nog verrassender dan zij had durven hopen: honderden en honderden brieven van Madame du Deffand, allemaal geannoteerd door Walpole, ongetwijfeld met het oog op publikatie. Ook van Walpole zelf waren er brieven, hoewel de meeste waren vernietigd. De schrijver was niet zo goed in zijn Frans. | |
Henri A. EttZijn er ook in Nederland mensen als Logan Pearsall Smith? Zeker wel. Ik denk aan Henri A. Ett, een man die kind aan huis was bij alle archieven van Nederland. Ik vertelde hem eens dat het geboortejaar van Focquenbroch niet bekend was. Het jaartal dat in handboeken en encyclopedieën werd genoemd, was in elk geval onjuist. Een dag later belde hij mij op. Hij had het nagekeken, Focquenbroch was geboren in 1640. In de jaren vijftig was hij naast Gerrit Borgers conservator van het pas opgerichte Letterkundig Museum, maar hij wilde geen ambtenaar zijn. Hij kon niet de hele dag achter een bureau zitten. Hij had al eens een kapitale vondst gedaan, hij had het verloren gewaande archief van Balthasar Huydecoper opgespoord. Het kostte hem dan ookHenri A. Ett
| |
[pagina 307]
| |
weinig moeite een regeringsopdracht te krijgen, hij moest een onderzoek gaan instellen naar de aanwezigheid van dagboeken in openbare en particuliere archieven. Dat heeft hij gedaan. Tachtig dagboeken heeft hij gevonden. Het rapport dat hij daarover heeft uitgebracht, is zover ik weet nooit in druk verschenen, maar het handschrift is voor belangstellenden ongetwijfeld op te sporen. Ook voor de uitgave van Multatuli's Volledige werken heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Stad en land is hij afgereisd om na te gaan wat er in plaatselijke kranten was geschreven over Multatuli's spreekbeurten, tijdens zijn tournees door Nederland in de jaren 1878-'81. In Duitsland heeft hij Multatuli's testament opgespoord. En dan heeft hij ook nog ontdekt dat een zekere Alexander Voûte, makelaar in koffie, model had gestaan voor Droogstoppel. | |
Du PerronHenri A. Ett was een professional, Ronald Spoor een amateur, maar het verhaal van zijn jacht op Du Perrons brieven aan de Engelse studente Eveline Blackett is nu al klassiek. In 1929 had zij Du Perron gevraagd of zij enkele Franstalige verzen van zijn hand, door haar in het Engels vertaald, mocht opnemen in een publikatie. Daaruit ontwikkelde zich een amoureuze correspondentie. Du Perron was toen nog getrouwd met Simone Sechez, het dienstmeisje van zijn ouders, maar dit huwelijk mocht nauwelijks een huwelijk heten. Hij is Eveline gaan opzoeken in Oxford, maar uit die ontmoeting bleek hem algauw dat ook zij niet ‘de Ene’ was die hij zocht. Spoor, als redacteur betrokken bij de uitgave van Du Perrons BrievenGa naar eind3., was erachter gekomen dat zij getrouwd was geweest met een meneer Brown, maar haar adres wist hij niet. In 1978 kreeg hij een tip: zij woonde in het plaatsje Stockton-on-Tees, maar de brieven die hij haar schreef, bleven onbeantwoord. In 1980 is hij haar, samen met zijn Engelse vriend Paul Vincent, gaan opzoeken, maar de nu 73-jarige Eveline hield de knip op de deur. Wel spraken zij met haar zoon die, waarschijnlijk niet toevallig, Eddy heette. Die bood spontaan aan zijn moeder te vragen of zij soms nog een pak brieven had liggen van een Hollandse schrijver, maar ook deze démarche had geen resultaat. Tien jaar later belde Eddy Brown naar Paul Vincent: zijn moeder was overleden en hij had de brieven, dertig stuks, voor zich liggen in een schoenendoos. Toen Spoor dit vernam, vloog hij ijlings naar Engeland en het lukte hem de brieven los te krijgen.Ga naar eind4. Dertig ongepubliceerde brieven van Du Perron! De Brieven-uitgave was toen al voltooid, maar er is bij Van Oorschot een supplement-deel in voorbereiding en daar komen ze in. | |
ZwervenNu had Ronald Spoor in zoverre geluk dat die brieven nog precies op de plek lagen waar ze moesten liggen. Oneindig gecompliceerder kan het worden als handschriften gaan zwerven. Twintig jaar geleden vroeg ik aan Hermans of hij wist waar de brieven van Vosmaer aan Multatuli waren gebleven. Hij vertelde mij dat de Vlaamse Multatuliaan dr. Julius Pée ze na de dood van Mimi in 1930 had geleend van haar executeur-testamentair, mej. A.C. Everts. Kennelijk wilde hij ze publiceren, maar dat is er niet van gekomen. Ook heeft hij ze niet teruggestuurd en na zijn dood in 1951 zijn ze evenmin aangetroffen in zijn nalatenschap. Dan wordt zoeken wel erg moeilijk. Wat een onderzoeker ook kan overkomen, is dat de eigenaar van een handschrift daarover onwaarheden vertelt. Toen de eerste Slauerhoff-biograaf, Constant van Wessem, aan Hendrik de Vries vroeg of hij nog brieven van zijn vriend bezat, kreeg hij te horen dat ‘ongeveer alles’ was verdwenen, ‘in toestanden van depressie vernietigd’.Ga naar eind5. Niemand heeft hieraan ooit getwijfeld. | |
[pagina 308]
| |
Maar in 1995, toen de Slauerhoff-biografie van Hazeu al was verschenen, bleek dat deze mededeling onjuist was. Die brieven bevonden zich gewoon in de nalatenschap van De Vries. Waarom had hij Van Wessem met een kluitje in het riet gestuurd? Wilde hij voorkomen dat die voor hem zo kostbare brieven toen al in de openbaarheid kwamen? In elk geval betekenen ze nu een mooie aanwinst voor de brieveneditie van Slauerhoff, die bij Nijgh & Van Ditmar op stapel staat. Wie een boek wil lezen dat barstens vol staat met fascinerende avonturen die speurders naar handschriften hebben beleefd, moet The scholar adventurers van prof. Richard D. AltickGa naar eind6. ter hand nemen. Daarin staat onder meer het schitterende verhaal - het is haast een roman - van de queeste naar de dagboeken van James Boswell, ‘The secret of the Ebony Cabinet’. Dat kabinet is anderhalve eeuw na Boswells dood gevonden in een kasteel in Ierland. De dagboeken die daaruit te voorschijn kwamen, hebben Boswell postuum beroemd gemaakt. Aanbevolen! Een heerlijkboek, en buitengewoon instructief!
Hans van Straten kreeg in 1963 voor zijn eerste biografie, Hendrik Nicolaas Werkman, de drukker van het paradijs, de Carel van Manderprijs van de Nederlandse kunsthistorici. In 1995 werd Multatuli, van blanke radja tot bedelman genomineerd voor de Dordtse biografieprijs. |
|