‘Een prachtstuk van mannelijkheid’
Masereel, tekenaar, graficus en schilder.
Elly Kamp
Frans Masereel (1889-1972) is bekend geworden met litho's die een aanklacht vormen tegen de oorlog en tegen de onderdrukking van de armen, maar ook door romantische houtsneden als ‘Le baiser’ en ‘L'adieu’. Daarnaast stelde hij een eigen gebedenboek Mon livre d'heures en illustreerde hij Charles de Costers Die Legende von Ulenspiegel und Lamme Goedzak en werk van andere schrijvers met wie hij affiniteit had, zoals Stijn Streuvels, Herman Teirlinck en Achilles Mussche.
Masereel, afkomstig uit Gent, verblijft het grootste deel van zijn leven in het buitenland. In de zomer van 1914 verlaat hij België op advies van zijn stiefvader, vlak voordat de Duitsers binnenvallen. Het zal zes jaar duren voordat hij zijn ouders terugziet en vijftien jaar voordat hij naar Gent terug kan, omdat de Belgische autoriteiten hem jarenlang als dienstweigeraar en verrader beschouwen.
Joris van Parys begint zijn biografie met een verwijzing naar de parlementaire debatten over kinderarbeid in de Belgische kranten in juli 1889, een maand na de geboorte van Frans Masereel. Daardoor richt hij direct de aandacht op de sociale misstanden, die samen met de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog de belangrijkste thema's van de kunstenaar zullen vormen. De rode draad in leven en werk van Masereel is zijn reactie op de politieke en sociale veranderingen in de eerste decennia van de twintigste eeuw. De biograaf heeft dit terecht tot het verbindende element in zijn levensverhaal gemaakt. De verhouding tussen leven en werk lijkt bij een zo gedreven mens en kunstenaar zeer direct en overzichtelijk, maar zowel het werk als de persoon blijken gevarieerder en gecompliceerder dan men bij een eerste kennismaking zou verwachten. Het is één van de verdiensten van de biografie dat het werk niet simpelweg verklaard wordt uit Masereels leven en de politieke omstandigheden, een niet denkbeeldig gevaar bij een geëngageerd, figuratief werkend kunstenaar die door velen werd gezien als de held die opkwam voor de onderdrukten. Hij was zeker begaan met hun lot, maar tegelijkertijd volkomen op zichzelf gericht, vaak depressief en wanhopig maar vervolgens weer uitbundig. Hij was een echte ‘vrouwenman’, door een vroegere vriendin op haar tachtigste nog enthousiast omschreven als ‘een prachtstuk van mannelijkheid,’ maar bleef vijftig jaar bij een vrouw van wie hij niet meer hield.
Zijn kunst was voor hem het belangrijkste. Hij was zijn hele leven een overtuigd pacifist en zijn belangrijkste vrienden vond hij dan ook onder pacifisten, anarchisten en al of niet tijdelijke aanhangers van het communisme. Hij wist echter de afstand te bewaren die ook voor een sociaal bewogen kunstenaar nodig is om zijn eigen weg te gaan. Hij wilde niet ingedeeld worden bij een politieke stroming of een kunststroming.
De biografie overtuigt vooral als beschrijving van de ontwikkeling van een geëngageerd kunstenaarschap. Van Parys geeft een helder beeld van de betrekkelijk onbekende veelzijdigheid van Masereel: hij was niet alleen houtsnijder maar ook een goed schilder, aquarellist, tekenaar en ontwerper van mozaïeken. Eenmaal heeft hij zich zelfs gestort op het maken van een animatiefilm. De biograaf schildert bovendien een breed tableau van de politieke, culturele en per-