Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |
Die biografie zal er heus wel komen
| |
[pagina 297]
| |
Annie M.G. Schmidt, 1991 (foto: Kippa)
tisch ervaren onzekerheden? Vragen en veronderstellingen die door ander materiaal - uitspraken in interviews, verwijzingen in briefjes - bevestigd of verworpen moesten worden.
De derde keerGa naar eind6. dat de biografie van Schmidt ter discussie stond, betrof de aankondiging van Hans Vogel dat hij met ingang van januari 1993 de enige geautoriseerde biograaf was en Annies schriftelijke zegen had gekregen. Het ‘waarom Linders niet en Vogel wel’ verklaarde hij vanuit zijn al jaren bestaande vriendschappelijke en journalistieke relatie met Schmidt en uit het feit dat hij een Paroolman was. Zonder in termen van concurrentie te willen vervallen beschreef ik vervolgens mijn motieven voor een biografie: de invloed van met name Schmidts kinderverhalen en -versjes op de (literaire) vorming van mijzelf, mijn tijdgenoten en mijn kinderen, én mijn journalistieke en kritische ervaringen met deze auteur en met mensen uit haar omgeving. Ik had Schmidt een paar keer geïnterviewd en ter gelegenheid van de Andersenprijs een Bzzlletin-nummer over haarGa naar eind7. samengesteld. Ik beschikte over enige biografische ervaring en behoorlijk wat biografisch materiaal dat uit het onderzoek naar haar waarderingsgeschiedenis te voorschijn was gekomen. De toestemming van Schmidt aan Hans Vogel zag ik als een erkenning dat er ooit een biografie zou kunnen verschijnen. Het maakte de ruimte voor mijn plannen groter. Al deed zich tegelijk een nieuw probleem voor: hoe dienen twee biografen met één onderwerp zich ten opzichte van elkaar te gedragen? Later vernam ik uit de mond van Hans Vogel dat Annies afwijzing van mijn verzoek in eerste instantie gebaseerd was op haar veronderstelling dat een biograaf afkomstig uit de wereld van het kinderboek minder interessant zou zijn. Bibliotheken hadden immers geen status of aanzien. Dat ze mijn positie verkeerd inschatte, was uiteraard jammer voor mij, maar bevatte net als de ‘verguizing’ van haar eigen opleiding en vroegere werkzaamheden als bibliothecaresse belangrijke biografische aanwijzingen. Kennelijk associeerde Schmidt iemand die zich bezighoudt met literatuur voor kinderen volautomatisch met bibliotheken. Mogelijk had zij ook enig ongenoegen over haar betrokkenheid bij het bibliotheekwezen. Ook deze hypotheses dienden geverifieerd te worden.
Het vierde biografische artikelGa naar eind8. was een onderzoek naar de leesomgeving van Schmidt. Met welke boeken was Annie opgegroeid? Wat lazen haar ouders en had hun lectuur een stempel gedrukt op haar opvoeding? Ik citeer hier de conclusies van dat artikel: ‘De geschetste leesomgeving geeft de ironische, directe toon van Schmidt en haar voorkeur voor de vleugels van de fantasie een eigen gezicht. Specifieke trekken daarvan zijn te herleiden tot reacties op het huichelachtige klimaat waarin zij opgroeide en tot pogingen het isolement van haar jeugd te doorbreken.’ | |
[pagina 298]
| |
De reactie van Annie op dat artikel, mij bezorgd door Hans VogelGa naar eind9., was erg bemoedigend. Hij schreef: ‘Tijdens mijn wekelijkse bezoek begin mei, heb ik Annie je artikel “De leesomgeving...” voorgelezen. Ze luisterde geboeid en zei na afloop dat het uitstekend was! “Jij kunt er ook nog wat aan hebben,” zei ze me. Dat kon ik bevestigen.’ Ik ben zo vrij geweest deze opmerking als een kleine rehabilitatie te beschouwen. Temeer daar me ook via anderen positieve geluiden hadden bereikt en Annie enthousiast meewerkte aan de voorbereiding van een Holland festival in april 1995 in Birmingham (USA). Zij was daar uitgenodigd, maar omdat haar lichamelijke conditie dat niet meer toeliet, zou ik in haar plaats gaan en uit haar werk voorlezen.
Bovenstaande maakt duidelijk dat mijn fascinatie voor haar persoon en werk geenszins verdwenen is. Mijn onderzoek naar de waardering voor Schmidt heeft niet alleen haar cruciale rol in de literaire emancipatie en ontwikkeling van de jeugdliteratuur bevestigd, het heeft ook het onvermogen van de kritiek aan het licht gebracht. Hoewel drie generaties met en door haar werk zijn gevoed en critici van allerlei niveaus er enthousiast over waren, kon de literaire waarde ervan pas in een zeer laat stadium erkend worden. Ver in de jaren tachtig toen de houding ten opzichte van humoristische en lichtvoetige teksten een stuk gunstiger was dan vlak na de Tweede Wereldoorlog en literatuur voor kinderen aanzienlijk meer aanzien had gekregen. Op dit moment ben ik bezig de biografische feiten systematisch en chronologisch te ordenen. Die ‘kaartenbak’ levert weer nieuwe vragen en hypothesen op. Een paar kwesties zijn inmiddels duidelijk: * er zijn meer verbindingen tussen leven en werk dan tot nu toe verondersteld werd, en dan bedoel ik niet alleen de teksten voor stoneel of De schaap Veronica-verzen. Ook de vrijheidsdrang van Abeltje, de ‘dubbele’ kwaliteiten van Minoes en het eigenzinnige karakter van Pluk en Otje zijn moeilijk los te koppelen van Schmidts eigen ervaringen en dromen, terwijl haar voorkeur voor sprookjes zowel als een vlucht uit de werkelijkheid te interpreteren valt als rechtstreeks te relateren is aan haar literaire opvoeding. En hoe zit het met de verwantschap die zij voelde met Duitse cabaretiers en Engelse humoristen? * er is een duidelijke discrepantie tussen enerzijds haar ambitie en haar blijvende aarzelingen over eigen kunnen en anderzijds de steeds weer opduikende behoefte aan geborgenheid en veiligheid. * Door haar spontaniteit laat Schmidt zich ogenschijnlijk goed kennen, maar die spontaniteit was tevens een maskerade waarachter haar innerlijke persoonlijkheid verborgen bleef. Blijkens de vele interviews die ze in de loop der jaren heeft gegeven, heeft ze een buitengewone bekwaamheid ontwikkeld om onaangenaamheden buiten de deur te houden dan wel te vergeten (bij voorbeeld de breuk met Wim Hora Adema) en onderwerpen als haar relatie met Dick van Duijn te vermijden of onuitgediept te laten. * Schmidt heeft in de loop der jaren een groot aantal hechte werkrelaties opgebouwd met bekende persoonlijkheden en kunstenaars. Zijn er ook vriendschappen geweest los van werk en roem? En is er een reden waarom er in haar gezelschap altijd veel homoseksulen vertoefden? * Hoe zit het met de invloed van het geloof waarin ze opgroeide? Heeft dat geloof haar taal in positieve of negatieve zin beïnvloed?
Door de ordening van de feiten worden ook de lacunes duidelijk. Zo is er betrekkelijk weinig materiaal (documenten, ooggetuigenverslagen) over haar jeugd, de tijd in Den Haag en die in Hannover (daar zouden | |
[pagina 299]
| |
brieven van moeten bestaan, maar waar bevinden die zich?). Over haar opleiding tot bibliothecaresse en haar ervaringen in de verschillende bibliotheken moet beslist meer boven water gehaald kunnen worden. En dat geldt ook voor de oorlogsjaren in Vlissingen en haar contacten met het verzet, de korte maar succesvolle psychotherapie die ze na de oorlog heeft gehad, haar relaties met mannen en die met Dick van Duijn in het bijzonder. Samen met Wim Ibo heeft Schmidt een paar reizen naar Amerika gemaakt om daar de musical te bestuderen. Hebben die reizen haar wereldbeeld, haar denken en werken beïnvloed? En hoe zit het met dat mysterieuze displacement waaronder zij geleden zou hebben in de tijd dat ze met haar levensgezel in Frankrijk woonde? Een probleem is dat er weinig persoonlijke documenten zijn. Het staat vrijwel vast dat Schmidt geen dagboeken heeft bijgehouden - er schijnt een briefwisseling te zijn over haar schrijverschap met Frits Bromberg uit de tijd dat zij in Frankrijk woonde, maar verder zijn er voornamelijk kattebelletjes. Een aantal daarvan heb ik inmiddels verzameld. Haar handschrift en de vluchtigheid van de mededelingen verraden een voortdurende haast en verlangen om aardig gevonden te worden. Ze onthullen geen intimiteiten. Dat betekent dat veel materiaal uit gesprekken met collega's en tijdgenoten zal moeten komen, een tijdrovend karwei waaraan ik inmiddels begonnen ben en dat onder een zekere tijdsdruk staat. Problematisch is dat Schmidt door het success van haar werk, de vele interviews en haar mediagenieke optreden publiek bezit is geworden. Zij was niet alleen de auteur van een groot aantal kinderboeken, liedjes, gedichten, columns, musicals, toneelstukken, hoor- en televisiespelen, ze was ook de moeder van Flip en de grootmoeder van Jonathan. Zij was jarenlang het centrum van een leesclub die in haar keuken bijeenkwam om toneelstukken voor te lezen en spirituele gesprekken te voeren. Het Letterkundig Museum in Den Haag wijdde twee kabinetten van het kinderboekenmuseum aan ‘ons aller Annie M.G. Schmidt’. In een van de panden van de Utrechtse universiteit Utrecht wordt, net als voor haar evenknie Astrid Lindgren in Stockholm, een kindercultuurpaleis ingericht. Annie M.G. Schmidt is het eigendom geworden van dertien miljoen allo- en autochtone liefhebbers van haar werk. Het schrijven van een biografie van iemand die ‘van ons allemaal’ is, vereist niet alleen betrokkenheid maar ook geduld en tact. Wat blijft is het probleem van de financiering en van de autorisering. Gedurende vijf jaar heb ik al mijn vrije uurtjes besteed aan het bestuderen van Schmidts waarderingsgeschiedenis. Enige steun en sanctionering in de vorm van een officeële opdracht zou buitengewoon welkom zijn. Niet alleen omdat daarmee het verrichten van genealogisch onderzoek, het interviewen van betrokkenen en het verkennen van de diverse lokaties eenvoudiger zou worden, ook omdat ik daardoor de tijd zou krijgen voor het daadwerkelijke schrijfwerk.
De vraag of Annie M.G. Schmidt gebiografeerd dient te worden is gezien haar populariteit en belang als schrijfster een retorische. De betekenis van haar proza en poëzie voor kinderen is vrijwel onomstreden. Met haar bijdragen voor cabaret, musical en komedie heeft Schmidt de Nederlandse kleinkunst tot een hoger, misschien wel literair niveau gebracht. Door haar tegendraadsheid is zij de maatstaf geworden voor de na-oorlogse anti-autoritaire geest en is zij velen tot voorbeeld geworden. Die biografie zal er dus wel komen. En zelfs voor twee biografieën is er meer dan voldoende materiaal. Richard Holmes zei het weer bij zijn laatste bezoek aan Nederland: een mens heeft maar één leven, maar vele mogelijke biografieën. | |
[pagina 300]
| |
Omslag cadeauboekje - bij een bus ‘ATA-Super’, een schuurmiddel -, 1958
In de biografie die mij voor ogen staat, zal niet alleen de mens Schmidt beschreven worden en de relatie tussen haar leven en werk, er zal ook aandacht zijn voor de mensen en instituten die een belangrijke rol speelden in de journalistiek, in de literatuur en in allerlei vormen van amusement. En natuurlijk zal ook haar houding ten opzichte van het feminisme, de politiek en de even geëngageerde als rebellerende tijdgeest van de jaren zestig verkend moeten worden. Heeft Schmidt met haar werk de ontwikkelingen van de jaren zestig en zeventig versterkt of was zij haar tijd vooruit? Samen met Schmidts bijdragen aan de emancipatie van de kinderliteratuur en de even raadselachtige als gecompliceerde waardering voor haar werk, is dat meer verhaal dan één mensenleven kan bevatten.
De voorgaande vier artikelen zijn bewerkingen van lezingen die werden gehouden op het symposium Werk in uitvoering, dat op 15 maart 1996 werd georganiseerd door de Werkgroep Biografie. |
|