of brief komt aanzetten heeft iets uit te leggen. En wie wil dat? Een en ander ligt, ook bij de huidige bevolking, gevoelig. Daar komt bij dat Herman de Man in het dorp verre van geliefd was. De informanten die ik er sprak, hidden allemaal een negatief verhaal, waarin De Man als een volstrekt onmogelijk mens geschilderd werd. Ongetwijfeld bevat hun informatie een kern van pijnlijke waarheid, maar wat kan ik met deze verhalen? In hoeverre heeft de tijd, de overlevering, de visies gekleurd? Het element ‘Berlicum’ en de verwerking ervan kost mij nog steeds de nodige hoofdbrekens.
Bij gebrek aan materiaal is de jeugd van Herman de Man dus in enkele lijnen te schetsen, maar zijn laatste jaren kan ik behoorlijk gedetailleerd reconstrueren. Met name de periode 1940-1942, toen hij in een hotelletje in de Franse Alpen verbleef, heeft een schat aan gegevens achtergelaten. De Man schreef wekelijks lange brieven over wat hij meemaakte en wat hem beroerde en ze zijn vrijwel allemaal bewaard gebleven. Het is soms prachtige literatuur: ontroerend, ook vermakelijk, maar bovenal onthullend. Ik zal er in mijn biografie ruime aandacht aan moeten besteden en daar dienen zich dan weer problemen bij aan. Niet alleen door de gebeurtenissen, maar ook door de grote hoeveelheid materiaal krijgt de biografie naar het eind toe een zwaar gewicht. Dit in contrast met het begin, dat noodgedwongen kort zal worden. Een problem rond de structuur, compositie, dringt zich hier op. Hoe balanceer je met twee schalen die niet in evenwicht te brengen zijn?
Een andere kwestie bij die vele brieven is het moeten maken van keuzes. De meeste brieven zijn zó informatief, zó interessant of zó aangrijpend dat ik ze in eerste instantie vrijwel allemaal integraal zou willen opnemen. Dat kan natuurlijk niet. Dan sta je voor de moeilijke beslissing: wat neem ik wel op? Wat parafraseer ik? Wat laat ik helemaal weg? Het is alsof je van een grote collectie edelstenen negentig procent moet weggooien, domweg omdat je doosje te klein is.
Twee kinderen van Herman de Man overleefden de oorlog. Een ervan is nog in leven, dochter Marietje. Zij is nu bijna zeventig en heeft in Denemarken een nieuw leven opgebouwd. Zij is het tegenovergestelde van ‘de lastige weduwe’ of ‘de moeilijke kinderen’. Bereidwillig waar het het geven van informatie betreft, openhartig als het om persoonlijke herinneringen en visies gaat, generous in het afstaan van documenten, foto's en brieven. Het is een ideale samenwerking tussen nabestaanden en biograaf, een aanvankelijk zakelijke band die uitgegroeid is tot een intensieve vriendschap, ja bijna tot een behoren bij de familie.
Hierin schuilt echter ook gevaar, en niet alleen wat afstand nemen en een kritische houding betreft. Tijdens mijn onderzoek ben ik op veel pijnlijks in het leven van Herman de Man gestuit. Ik noemde al de kleine criminaliteit, oplichting, de gevangenis. Maar er is meer. Er waren soms grote moeilijkheden in zijn huwelijk, het gezin. Over beide aspecten zijn bijzonder persoonlijke en bovenal pijnlijke brieven bewaard gebleven. Brieven waarvan je zelfs als biograaf denkt: had ik ze maar nooit ontdekt. Ik heb er goed over kunnen spreken met de dochter, voor wie een en ander natuurlijk erg ‘emotioneel’ ligt - om dat vervelende modewoord maar te gebruiken. Maar gevoelige zaken bespreken in een intieme Deense huiskamer met een glas Akvavit is nog iets anders dan ze open en bloot publiceren in een boek. Zo kan ook een uitstekende relatie met ‘de erven’ obstakels opwerpen: de strijd tussen vriendschap, vertrouwen, fatsoen en consideratie enerzijds en eerlijkheid, volledigheid, noodzakelijkheid anderzijds.