| |
| |
| |
‘Van Eeden zou ik niet als vriend willen hebben’
Interview met Jan Fontijn
Arjen Fortuin
Na tien jaar werk rondde Jan Fontijn dit voorjaar zijn biografie van Frederik van Eeden (1860-1932) af. Na Tweespalt volgde het tweede deel, Trots verbrijzeld. Het is het verhaal waarin Van Eeden fantastische projecten opzet en ten slotte dat van zijn neergang. ‘Hij wist dat hij als kunstenaar niet geslaagd was. Dus moest zijn leven zijn grootste kunstwerk worden.’
| |
Van Eeden zelf vergeleek de ideale geestelijke situatie van de mens met die van de waterlelie die, badend in het zonlichtniets meer te wensen heeft. Aan het einde van zijn leven was hijzelf geestelijk en lichamelijk nauwelijks meer dan een plant. Denk je dat hij daar tevreden mee was?
Ik denk dat hij een klein beetje die rust van de waterlelie gevonden heeft. De passiviteit en de mystiek die hij in het gedicht van de waterlelie aangeeft, krijgen hun uiterste consequentie in het laatse gedeelte van zijn leven. Niet voor niets laat ik een citaat uit de Imitatio Christi voorafgaan als motto. Dat is waarnaar je volgens Van Eeden moet streven. Die verbrijzeling van zichzelf is de rode draad in zijn leven. Ik weet goed dat ik - ik ben katholiek opgevoed - een pater vroeg wat nou de ergste zonde was. Hij antwoordde: de hoogmoed. Dat maakte een enorme indruk, al was hoogmoed voor mij als kind een abstract begrip. Wat was dat dan? Hetzelfde als trots? Ik voelde me weleens ergens trots op, maar ik had door dat hoogmoed verder ging. Rebellie tegen God, daar was nauwelijks vergeving voor. Voor Van Eeden was de verbrijzeling van trots de essentie van de christelijke mentaliteit; Je moet je totaal nederig maken ten opzichte van God.
Daarom was de bekering tot het katholicisme voor Van Eeden ook zo belangrijk. Je neerleggen bij het gezag van de kerk en zeggen dat je maar een kleine gelovige bent, is een duidelijke verbrijzeling van de trots. Van Eeden had voortdurend spijt over dingen die hij in zijn leven had gedaan. Hij vond dat hij te ambitieus geweest was.
| |
Intussen liep hij tot in de jaren twintig voor zijn eigen Nobelprijs te lobbyen.
Dat was erg inconsequent van hem. Hij zat in geldnood en ook ten opzichte van Nederland zou het een mooie opsteker geweest zijn, een manier om al zijn vijanden te verpletteren. In de jaren twintig had hij natuurlijk geen schijn van kans meer. Dat was een totale illusie.
Tien jaar eerder was er wel over gesproken, al weet ik niet of hij daadwerkelijk op de lijst heeft gestaan. Zijn Zweedse kennissen bespraken het ook met hem. Hij was absoluut het type schrijver dat de Nobelprijs zou kunnen krijgen, omdat hij zich moreel en geëngageerd opstelde. Romain Rolland en Tagore hebben hem wel gekregen, dat waren ook geëngageerde schrijvers.
Na 1900 is hij heel bewust bezig geweest met het opzetten van een internationale carrière. Wat mij enorm verraste, was hoe professioneel hij dat aanpakte. Al die agentschappen, die vertaalsters die hij inschakelt. Op een gegeven moment had hij een secretaris nodig om alles bij te houden. Hij is een van de
| |
| |
Jan Fontijn (foto: Charlotte Mutsaers)
eerste Nederlandse schrijvers geweest die zo bewust bezig is geweest internationaal aan de weg te timmeren. Aan de andere kant was het dodelijk vermoeiend.
| |
Een van zijn belangrijkste internationale activiteiten was de bond van intellectuelen om de wereld te redden. Die viel echter al snel uiteen toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De grote geesten bleken toch vatbaar voor nationalisme en militarisme.
Het uitbreken van die oorlog heeft Van Eeden een geweldige knauw gegeven. Het was een waanzinnige oorlog. Wat daar gebeurde stond haaks op al zijn idealisme. Zijn geloof in de mensheid heeft toen een enorme klap gehad.
Op de meeste schrijvers en intellectuelen heeft de Eerste Wereldoorlog een enorme invloed gehad. Een oorlog op zo'n gigantische schaal maakte dat iedereen die nog hoop had, anders moest gaan denken. Toch ontstonden toen ook weer ideeën als het project van een wereldstad, die lichtstad, waarmee Van Eeden na de oorlog kwam. Het was een waanzinnig project, dat tot de eenheid van de volkeren zou moeten leiden. Zo liet hij zien dat hij nog niet helemaal verslagen was. Maar uit zijn dagboek zie je dat hij ongelooflijk lange perioden van depressiviteit heeft.
Hij vluchtte in het spiritisme. Dat moest hem het vertrouwen geven om door te gaan; adviezen van hogerhand (van Victor Hugo, Multatuli en anderen) moesten hem op de been houden. Eigenlijk was het natuurlijk bijzonder ambitieus om zo met de hoogsten uit de literatuur te verkeren. Al had hij dat niet helemaal in de hand welke overledenen op de séances hun opwachting maakten. Dat was ook een creatie van het medium, Annie Bosch, een jong meisje. Hij vond die séances heel prettig, vooral als hij van gene zijde schouderklopjes kreeg.
| |
Wat vind je zelf van dat spiritisme? Het is nogal wat als je ‘held’ zich helemaal stort op het contact met de doden.
Zelf heb ik absoluut geen affiniteit met het spiritisme. Ik ben er zelfs een beetje allergisch voor. Ik ben niet gelovig, geloof niet in God en niet in een hiernamaals. Ik vond het wel ontzettend interessant. Ik ben heel blij dat ik de cahiers met de verslagen van die séances heb gevonden. Ze lagen bij een politieagent in het zuiden van het land. De schoonmoeder van de agent had in de Tweede Wereldoorlog in het Gooi gewoond, naast Truida Everts, de tweede echtegenote van Van Eeden. Tijdens de oorlog had ze Truida geholpen en te eten gegeven. Als dank heeft ze toen die cahiers gekregen, althans zo gaat het verhaal. Dat die agent ze had, las ik ergens in een interview. Toen heb ik het telefoonboek gepakt en het adres van die man gevonden.
De verslagen waren enorm instructief. Door de notulen van de séances kon ik zijn leven bijna van dag tot dag volgen. Ik kreeg ook
| |
| |
inzicht in zijn werk. Veel van het werk uit die tijd is voortgekomen uit die séances.
| |
Heb je niet stiekem boven je werk zitten giechelen als Van Eeden dolgelukkig was omdat Multatuli of Victor Hugo hem een complimentje over een toneelstuk maakte?
Die neiging heb je natuurlijk wel. De makkelijkste manier is om er gekscherend over te doen, maar dat heb ik bewust niet gedaan. Ten eerste moet je die ironische toon dan de hele tijd volhouden - dat werkt stilistisch niet - en ten tweede vind ik het niet de taak van de biograaf. Het boek van Otterspeer over Bolland vind ik meesterlijk, maar in dit opzicht slaat hij af en toe te ver door. Het is te gemakkelijk om achteraf te oordelen, als een God neer te zien op zo'n leven en te zeggen: wat belachelijk toch. Hoe gek en chaotisch is ons eigen leven niet!
De biografieën van Strachey zijn prachtig geschreven, maar die ironische toon waarmee hij afgeeft op die puriteinse negentiendeeeuwers wordt op den duur vermoeiend. Bij mij zit er wel een lichte ironie in, maar ik had echt met hem te doen. Ik heb ooit zijn zoon Evert nog geïnterviewd, die inmiddels is overleden. Die vertelde mij wat voor nachtmerrie zijn jeugd was, vooral in dat opzicht. Zijn ouders waren echt geobsedeerd door het spiritisme. Ze gingen aan angsten lijden. O wee als de geesten niet zo positief waren! Dan krijg je medelijden met hem.
Er wordt altijd gelachen om het spiritisme, maar voor mij is het niet veel anders dan een andere godsdienst. Ik vind het wel aardig dat spiritisten proberen een empirisch bewijs te krijgen voor het leven na de dood, dat wordt in het christelijk geloof niet meer gedaan.
| |
Heb je meer affiniteit met Van Eedens idealisme, of met zijn katholicisme?
Zijn extreme idealisme kan ik nu niet meer volgen. Dat heb ik ook bij Henriette Roland Host en Herman Gorter. Dat hogere idealisme is historisch geworden. Daar kijk ik met een zekere vervreemding naar. Desondanks moet je je er goed in verdiepen omdat in de periode voor de Eerste Wereldoorlog dat geloof in de mens heel ver ging en essentieel is geweest.
Ik had veel baat bij mijn katholieke opvoeding toen ik Van Eedens bekering moest behandelen. In dat deel voelde ik me als een vis in het water. Het helpt enorm om te weten hoe een doop verloopt, hoe retraites zijn en hoe een klooster er van binnen uitziet. De vervoeringen die Van Eeden in het klooster had, kon ik goed navoelen. Als je daar niet als vreemde tegenaan kijkt, dan is dat een voordeel.
De euforie die hij na zijn doop had, kan ik goed begrijpen. De dood en de straffen voor je zonden fascineerden mij als kind. Dat herkende ik bij hem. Daarom heb ik het vrij nauwkeurig willen en kunnen beschrijven. Het thema van de verbrijzelde trots ken ik. Het lijden als verheerlijking, als methode om als gelovige op een hoger niveau te komen. Als kind was ik gebiologeerd door een kruisbeeld. Christus was de superman. Zo zou je eigenlijk moeten worden, vond ik toen. Dat was benauwend. Toen ik als gymnasiast dat geloof vaarwel zei, was ik enorm opgelucht.
Deze achtergrond heeft me in staat gesteld om het geloof van Van Eeden goed te begrijpen en heel nauwkeurig te beschrijven. De nadruk die ik op het lijden leg, zit weliswaar in het materiaal, maar heeft ook met mij als biograaf te maken. Een ander had het misschien anders gedaan. Het katholicisme is voor Van Eeden een bewuste keuze geweest. Hij was bij zijn overgang niet op zijn top maar hij was zeker niet gek. Hij heeft er bewust naartoe geleefd.
| |
Wanneer was Van Eeden eigenlijk op zijn top?
De periode rond 1910, toen hij met de Forte Kreis bezig was en die Amerika-reis achter de rug had, was hij on top. Daarom is de
| |
| |
breuk zo groot als de wereldoorlog komt, net wanneer hij denkt iets gerealiseerd te hebben met die kring van intellectuele vrienden.
| |
Bovendien sterft in dezelfde periode zijn lievelingszoon.
Ik denk dat de dood van Paul een enorme klap is geweest. Hij heeft hem in het boekje Paul's ontwaken helemaal naar zich toegehaald. Het is een biografie van zijn zoon die ook grotendeels zelfportret is. Ik denk dat die jongen ook werkelijk gebiologeerd was door zijn vader en eigenlijk geen kant meer op kon en zich in sterke mate met zijn vader identificeerde. Van Eedens verheerlijking van het lijden komt ook bij Paul terug. Wanneer in Paul's ontwaken staat dat Paul op zijn sterfbed zegt dat hij zijn vader wil zijn, dat hij veel op hem wil lijken, dan is dat volgens mij waar.
| |
Had Van Eeden veel zelfkennis?
Soms wel, soms niet. Andere mensen had hij redelijk door. Hij moet een goed psychiater geweest zijn, met en scherp inzicht. Dat zegt Rümke in zijn boek over Van de koele meren des doods. De invloed van zijn vader en moeder is gedurende zijn hele leven groot geweest, maar wat precies die invloed was en hoe die doorwerkte, wist Van Eeden niet. Hij reflecteerde erover, probeerde het te achterhalen maar een deel van zichzelf ontglipte hem. Dat is ook de reden dat hij als schrijver dikwijls mislukte, denk ik. Bepaalde romans of toneelstukken komen niet uit de verf omdat er iets in hem was dat hem blokkeerde.
| |
Je maakt veel gebruik van de schriften waarin Van Eeden zijn dromen bijhield.
Hij had zichzelf aangeleerd om zijn dromen te onthouden, daar zijn technieken voor. De fascinatie voor dromen had hij van zijn vader. Volgens Van Eeden was het mogelijk dat hij bij lucide dromen, zijn dromen stuurde en manipuleerde.
Van Eedens dromen waren voor mij belangrijk omdat twee elementen wel in de dromenboeken voorkomen en veel minder in dagboeken en brieven. Het erotische komt daar duidelijker aan bod. In zijn dromen wordt hij geteisterd door wulpse demonen. Ten tweede zie je zijn agressieve impulsen veel meer. Wie dromen noemt als bronnenmateriaal moet natuurlijk erg voorzichtig zijn.
| |
Met de dagboeken, brieven, dromenboeken en séanceverslagen had je een enorme hoeveelheid egodocumenten tot je beschikking. Wist je vantevoren dat er zoveel was?
Ja. Het is een merkwaardig fenomeen dat iemand zoveel van zichzelf bewaart. Ik heb daar ook een theorie over: waarschijnlijk had hij door dat hij als kunstenaar niet geslaagd was en dat hij van zijn eigen leven een kunstwerk wilde maken. Dat leven moest geboekstaafd worden en dus bewaarde hij alles. Het was het bewijsmateriaal, een verantwoording: ik ben oprecht geeest.
De negatieve monografie die G. Kalff jr. aan hem wijdde, Frederik van Eeden. Psychologie van den Tachtiger, een enorme klap geweest. Hij werd daar met de grond gelijk gemaakt. Het boek is aardig om te lezen en grappig geschreven, maar als oordeel is het onrechtvaardig omdat Kalff niet de beschikking had over de egodocumenten. Wat ook doorspeelt is dat deze biograaf als jongen Van Eeden idealiseerde en later teleurgesteld werd. Hij kan niet genoeg afstand nemen.
| |
Was tien jaar werken aan Van Eeden niet wat lang?
Ik weet niet of ik begonnen was als ik geweten had dat het inderdaad tien jaar in beslag zou nemen. Toch heb ik al die tijd zeer geboeid die documenten doorgewerkt. Nu heb ik last van echte afkickverschijnselen. De vertrouwdheid met de documenten, de dagen in de universiteitsbibliotheek, die mis ik echt.
| |
| |
Paul van Eeden, getekend door Marie Cremers
| |
| |
Door Van Eedens rijke sociale-culturele leven heb ik veel over die tijd geleerd. Die biografie is een prachtige toegang tot het verleden. Dat ik een biografie begon was een reactie op mijn studie. Biografisch onderzoek zat in de neerlandistiek in het verdomhoekje en ik vond het een uitdaging om er iets mee te doen. Met Van Eeden begon ik omdat ik toen al geboeid was door de tijd rond de eeuwwisseling. Ik had het boek Leven in extase gemaakt, en gepubliceerd over Carry van Bruggen, Frans Coenen en Couperus. Ik zat goed in die tijd en het leek me fantastisch om door een biografie van zo'n invloedrijk figuur een diepte-peiling te maken.
| |
Is je houding tegenover hem veranderd in de loop van twee boeken en tien jaar?
Aanvankelijk, bij het schrijven van het eerste deel, irriteerde hij me meer. Ik vond hem eigenwijs en soms een enorme draaier, wat ik laat blijken. Als biograaf ben ik minder neutraal in Tweespalt. Ik heb me afgevraagd waarom mijn houding veranderde. Waarschijnlijk was het de structuur van zijn leven, die geleidelijke ondergang, waardoor irritatie veranderde in betrokkenheid, medelijden, ja zelfs sympathie. In de tweede plaats veranderde ikzelf. Naar mate je ouder wordt zie je de dingen relatiever en van meer kanten. Het oordeel wordt milder.
Van Eeden kwam bovendien steeds dichter bij mijn eigen leeftijd. Als je vijftig wordt, verandert er iets in je. Je perspectief op het leven wordt anders, de dood wordt een serieus element in je bestaan. Angst ervoor kun je beter begrijpen. Ik denk dat als je dertig jaar bent en je dat moet beschrijven je dat vanuit een veel abstracter vertrekpunt moet doen, omdat die dood als entiteit in je eigen leven nog geen rol speelt. Dan kun je je ook ergeren aan de zwartgallige manier waarop Van Eeden het er af en toe over heeft. Een gek moment was toen ik tijdens het schrijven van Trots verbrijzeld precies even oud was als Van Eeden.
| |
Hoe belangrijk is jouw boek over Van Eeden als zijn leven zijn voornaamste kunstwerk was?
Als maatschappelijk figuur en als sociaal fenomeen was Van Eeden heel belangrijk en in zoverre vind ik mijn boek ook belangrijk. Dat vooral. Ik heb niet de illusie dat ik een renaissance van zijn werk teweeg zal brengen. Hij heeft voor veel mensen betekenis gehad. Als sociaal figuur als (mislukt) profeet was hij belangrijker dan als literator, hoewel ik een aantal werken erg de moeite waard vind.
| |
Als je opnieuw zou beginnen, zou het eerste deel dan veel anders worden?
Ik denk het wel. In het eerste deel staan meer pertinente beweringen van mij. In het tweede deel is het ‘objectiever’, meer showing dan telling. Door situatiebeschrijvingen probeer ik de lezer geleidelijk een beeld te geven van Van Eedens leven en persoon. Wat dat betreft heb ik veel gehad aan Oorlog en Vrede, het mooiste boek dat er bestaat. Dat heb ik herlezen voor ik aan het tweede deel begon. De wijze waarop Tolstoj situaties neerzet en beschrijft is heel leerzaam. Het heeft me aangespoord deze meer neutrale verteltechniek te kiezen.
| |
In het voorwoord van Tweespalt schrijf je dat je als biograaf altijd de neiging hebt om een moment te zoeken waarin de persoonlijkheid van je onderwerp in alle naaktheid aan het licht komt. Heb je bij Van Eeden zo'n punt ontdekt?
Je kunt er misschien twee onderscheiden. Wat de trotskant betref zie je dat hij in Potsdam bij een bijeenkomst van de Forte Kreis euforisch is als hij de ‘genieën’ bij elkaar heeft en daar als leider tussen staat. Dat was een hoogtepunt, een scharniermoment. Wat de verbrijzeling betreft, is zijn bekering het belangrijkste. Als je die twee tegen elkaar zet dan heb je een beeld. Als ik in een documentaire van een halfuur zou moeten laten zien wie van Eeden was, dan zou ik die twee scènes tegen over elkaar zetten.
| |
| |
Maurice Gilliams, zelfportret uit 1939
| |
Hoeveel afstand moet je als biograaf hebben tot je onderwerp?
Ik heb nu belangstelling voor Maurice Gilliams. Die is in 1982 overleden en er leven nog steeds veel mensen die hem gekend hebben. Ik vraag me wel af of dat niet te dichtbij is, of je dan genoeg distantie kunt betrachten. Beter is als er meer tijd verstreken is, zoals bij Van Eeden het geval was.
Maurice Gilliams heb ik als schrijver heel hoog. Zijn werk staat op een veel hoger niveau dan dat van Van Eeden, maar ik vraag me weleens af of hij een biografie nodig heeft. Ik ben bang om hem te ontluisteren. Dat is mij met Achterberg overkomen. Ik vond zijn poëzie prachtig, maar na het lezen van de biografie van Hazeu kreeg ik de pest aan hem als mens. Dat begon zelfs een beetje door te sijpelen in mijn lezen van zijn poëzie. Wat dat betreft gaat een biografie ook je lectuur bepalen.
Als biograaf lees je anders dan als normale lezer. Je bent echt bezig een element van iemands persoonlijkheid te ontdekken. Als normale lezer ben je daar niet op uit. Daarom is biografisch lezen ook beperkt lezen.
| |
Waarmee ben je behalve Gilliams nog meer bezig?
Ik denk ook over een ander project. Ik ben altijd secundair bezig geweest en ik wil eigenlijk eens iets over mezelf maken. Een zelfportret dus. Een biografie is natuurlijk ook voor een deel een zelfportret. Ik ben een beetje Van Eeden. Dat is ook niet erg. Ik had hem graag ontmoet, maar ik zou hem niet graag als vriend willen hebben.
| |
Had hij iets aan jouw boek kunnen hebben?
Ik ben benieuwd hoe hij het gevonden zou hebben. Sommige dingen had ik beter door dan hij. Dat is niet gek omdat ik meer overzicht heb. Dat er een bepaalde regelmaat zat in de manier waarop hij met vrouwen omging, zal hijzelf ook wel beseft hebben, maar ik kan het helemaal overzien. Wat dat betreft zou het verhelderend voor hem geweest zijn om mijn boek te lezen.
|
|