Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Oploopjes voor het sleutelgat
| |
[pagina 212]
| |
vensdagen de Ariël-gedichten voorlas, ongewild de mythe van Sylvia Plath als de ongelukkige, verlaten vrouw, en Ted Hughes als de slechte, overspelige man. Hierna ontkwam geen enkele auteur eraan partij te kiezen: als de diverse auteurs die zich met Plath hebben beziggehouden al zelf niet de kant van Sylvia of Ted kozen, dan werden ze door derden wel aan een bepaalde zijde geplaatst. Wat tot gevolg had dat iedereen die een uitspraak deed over Plath, tevens een uitspraak moest doen over Hughes. Met één groot verschil: Ted leeft nog. | |
ProblemenDit soort complicaties hebben biografen er echter niet van weerhouden zich met de dichteres bezig te houden. In de dertig jaar die er verstreken zijn sinds haar overlijden, zijn er vijf biografieën geschreven, plus nog een stuk of wat die nooit afgekomen zijn: Sylvia Plath: Method and Madness (1976) door Edward Butscher; Sylvia Plath: A Biography (1987) door Linda Wagner-Martin, The Death and Life of Sylvia Plath (1991) door Ronald Hayman; Rough Magic: A Biography of Sylvia Plath (1991) door Paul Alexander en Bitter Fame: A life of Sylvia Plath door Anne Stevenson. Dat deze laatste haar biografie voltooid heeft, mag wel een klein wonder worden genoemd als je bedenkt hoeveel ellende zij zich met haar Plath-biografie op de hals heeft gehaald. Het plotselinge intrekken van een eerder gegeven toestemming tot het citeren uit ongepubliceerd werk, eindeloze correcties en suggesties voor verbeteringen van de kant van Olwyn Hughes, neersabelende kritieken in de pers na publikatie, zelfs het pistool tegen haar voorhoofd - niet spreekwoordelijk maar letterlijk, niets is Stevenson bespaard gebleven. Janet Malcolm, journaliste bij The New Yorker, wijdde een boek aan ‘het geval Stevenson’: The Silent Woman. Ted Hughes en Sylvia Plath.Ga naar eind1. Het boek is een poging tot reconstructie van de verwikkelingen rondom Stevenson's biografie. Volgens Malcolm zijn die symbolisch voor de moeilijkheden bij het schrijven van iedere biografie. Malcolm zoekt, volgens het goede journalistieke principe van hoor en wederhoor, dwars door Amerika en Engeland, de talloze spelers in het spel op: vrienden, kennissen, familie, en critici. Janet Malcolm bedrijft een soort onthullingsjournalistiek. Zij brengt echter geen politieke of maatschappelijke misstanden aan het licht, maar culturele ‘misstanden’ (zoals zij dat bijvoorbeeld ook doet in In the Freud Archives, een onderzoek naar het hoe en waarom van de verbeten vete tussen Masson en de psychoanalytische beweging over de verleidingstheorie van Sigmund Freud). | |
De besmeurde muze‘Gossip writers and voyeurs calling themselves scholars’ (Robert Skidelsky, 1988, 1) zei Auden al. Met hem zijn er meer schrijvers te noemen die er precies zo over denken. Biografen zelf zijn minder geneigd toe te geven dat Clio, de meest vooraanstaande onder de negen muzen, bij de beoefening van het biografisch genre soms wel erg diep door de knieën moet zakken. Janet Malcolm, als journaliste op het punt van privacy vergelijkbaar met de biograaf, gooit een knuppel in het hoenderhok: ‘The voyeurism and busybodyism that impel writers and readers of biography alike are obscured by an apparatus of scholarship designed to give the enterprise an appearance of banklike blandness and solidity. The biographer is portrayed almost as a kind of benefactor. He is seen as sacrificing years of his life to his task, tirelessly sitting in archives and libraries and patiently conducting interviews with witnesses. There is no length he will not go, and the more his book reflects his industry, the more the reader believes that he is having an elevating literary experience, rather than simply listening to backstairs gossip and reading | |
[pagina 213]
| |
other people's mail’ (Janet Malcolm, 1995. 9). Een dergelijk inzicht is van belang, want een belangrijke reden voor de slechte ontvangst van Anne Stevenson's biografie Bitter Fame was juist omdat zij bij deze zelfgenoegzaamheid van de biografie haar vraagtekens zette: ‘Any biography of Sylvia Plath written during the lifetimes of her family and friends must take their vulnerability into consideration, even if completeness suffers from it’, schrijft Stevenson in haar voorwoord. Maar, is het commentaar van Malcolm: ‘As a burglar should not pause to discuss with his accomplice the rights and wrongs of burglary while he is jimmying a lock, so a biographer ought not to introduce doubts about the legitimacy of the biographical enterprise’ (Malcolm, 1995, 9-10). De vergelijking met een inbraak maakt Malcolm natuurlijk niet voor niks. ‘Inbreuk plegen’ en ‘inbraak plegen’ zijn meer dan etymologisch verwant: bij beide worden persoonlijke grenzen van mensen overtreden en bezittingen weggenomen, of het nu materiële of immateriële bezittingen betreft. ‘I hope each of us owns the facts of her or his own life,’ schreef Ted Hughes in 1989 in een zoveelste brief van zelfverdediging (dit keer aan de Independent). ‘But of course, as everyone knows who has ever heard a piece of gossip, we do not “own” the facts of our lives at all. This ownership passes out of our hands at birth [...]’ (Malcolm, 1995, 8). Voor een journaliste, opgevoed in de journalistieke traditie van ‘The freedom to be cruel is one of journalism's uncontested priviliges’ en ‘Publish and be damned’, is dat een opmerkelijk zelfkritische gedachte. En een die haar consideratie verraadt met Ted Hughes. Als zij op een gegeven moment een omweg maakt langs het huidige huis van Ted Hughes, Court Green nabij London, bespringt haar een schuldgevoel: ‘It was one thing to pay a reverent visit to the house where Plath died; it was another to go snooping around the place where Ted Hughes lives [...] I felt shame at my complicity in the chase that has made his life a torment’ (Malcolm, 1995, 138-139). Malcolms boek geeft geen oplossingen. Als lezer blijf je na de razendsnelle inname (het boek leest als een trein) enigzins verward achter. Wat ben ik nou eigenlijk precies te weten gekomen? Misschien dit: de scheidslijn tussen de eerbiedwaardige toga van de wetenschap en het verenkleed van een pikkende raaf is niet zo heel groot. Iedere biograaf en journalist zou daar in ieder geval bij stil moeten staan. Janet Malcolm's boek biedt daartoe een zeer goede gelegenheid. |
|