Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| ||||||||||||||
Wie is de verteller?
| ||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||
De Haworth-pastorie, thans een museum (foto: Derek Forss)
beeld dat men eerder in een literair werk zou verwachten: ‘the house is precariously balanced between the two, a boundary, an indeterminate zone, between two well-defined realms: hemmed in by the Death all those gravestones speak of, and also yielding a liberating access to a natural world beyond human needs, cares or dreams.’ (9) De dag, die uitgebreid beschreven zal worden, is een literair ‘birth-certificate’, zoals wordt verklapt in een flash forward. De pastorie is ‘a house of hunger’ (9), een honger naar ontplooiing, die eindelijk zal worden bevredigd, want de faam die het werk van Emily zal gaan brengen begint hier en nu. Het begin van de dag wordt aangekondigd door vader Patrick, die naar gewoonte een pistoolschot afvuurt op de kerktoren. In een poëtisch terzijde deelt de verteller mede dat de doden op het kerkhof hier niet door wakker worden. Onder deze doden bevinden zich Maria, de overleden echtgenote van Patrick, en hun dochters Maria en Elizabeth. Beeld en informatie vermengen zich. Deze morgen is grijs: ‘scarcely a sprig of purple heather left on the distant hills’. (10) Het grijs correspondeert met de stemming van Patrick ‘discharging his dashed dreams’ (10). Zoon Branwell blijft slapen, nog steeds onder de invloed van opium, terwijl zijn zusters samen met de gedienstige Tabby een karig ontbijt klaarmaken: hun gevoelige magen verdragen niet meer dan een beetje pap en wat thee. Het ontbijt is de enige maaltijd die zij samen met hun vader gebruiken; hij verblijft de rest van de dag in zijn studeerkamer. Er volgt een opsomming van allerlei activiteiten: brood bakken, geen brieven ontvangen (we weten pas veel later hoe Charlotte elke dag uitkijkt naar een brief van haar vroegere leraar uit Brussel), kleding wordt gerepareerd, en het middageten wordt niet erg enthousiast geconsumeerd. De verteller speculeert over wat Emily en Anne gaan doen: wandelen op de heide die Emily zo goed kent, of hun vrijwel blinde vader voorlezen. Branwell gaat straks waarschijnlijk weer naar de herberg. De opsomming bevat tekenende details: | ||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||
Anne bidt haar morgengebed, Branwell leeft pas op in de herberg, Emily kent de heide ‘as a lover’ (11) en vader trekt zich terug. Zo krijgt de lezer informatie over de typische gewoonten van de diverse familieleden. Deze sfeertekening heeft, zoals bij lezing van de rest der biografie zal blijken, ook een karakteriserende functie. Alle details passen namelijk in het beeld van de verschillende personen zoals dat gepresenteerd wordt in deze biografie. Echter, er zijn intieme details bij waar een biograaf niet bekend mee zou kunnen zijn, zoals: ‘Branwell would still be in bed, for he rarely got up before early evening these days, and then he went out to the Black Bull or the Old White Lion as soon as he was dressed and had run his hands through his carrot-coloured hair.’ (11) De aandacht verlegt zich dan helemaal naar Charlotte, gekweld door hoofdpijnen en vervuld van wroeging over de uitzichtloze toekomst: ‘a future that resembled one of the worn-down, indecipherable stone slabs of the graves she could see through the uncurtained parlour windows.’ (11) Charlotte wordt vergeleken met ‘a starving prisoner’ en de pastorie met een graf. (12) De sfeertekening stelt de lezer in staat zich te verplaatsen in de stemming van Charlotte die, de wanhoop nabij, plots Emily's gedichten ziet liggen en zo weer hoop krijgt. Wij volgen Charlottes blik als zij plots in haar zusters lapdesk twee boekjes ziet waarin Emily gedichten heeft opgetekend. We kijken en lezen met Charlotte mee alsof zij een personage uit een roman was. Aanhalingen uit later door Charlotte geschreven brieven benadrukken de authenticiteit van een en ander. Informatiegeving en sfeertekening gaan ook hier weer hand in hand: Emily schrijft nog even minutieus kleine letters als in haar kindertijd (Charlotte en Anne hebben dat opgegeven). Daarom zijn de gedichten slecht leesbaar voor Charlotte, die moeizaam door haar brilleglazen moet turen. De vertelinstantie onderbreekt dan het verhaal en haalt een strofe aan van Emily's gedicht ‘To Imagination’. Dit fragment is aanleiding om de verschillen tussen Emily en Charlotte, hun opvattingen over het schrijven en hun levens (‘the map of their lives, past, present and to come’) aan te scherpen. De alwetende verteller komt tussenbeide, net zoals vaak in negentiende-eeuwse realistische romans. Charlottes blijde stemming wordt weergegeven via de vrije indirecte rede: ‘Why not display the treasures of the “world within” - their writing - to the “world without”? Why not publish a volume of their poetry, embark on a career as poets, pursue their long-cherished, stifled, but never relinquished, hoped-for destiny as writers?’ (14) Wanneer en hoe de confrontatie met Emily plaatsvond is, stelt de verteller, ‘not recorded’ (14). Dat het moeilijk was Emily over te halen om haar gedichten te laten publiceren blijkt echter uit een aantal citaten uit latere brieven van Charlotte. Emily geeft tenslotte toe op voorwaarde dat de publikatie anoniem zal zijn. Dit stemt overeen met de wensen van Charlotte, die, zoals wordt uitgelegd, negentiende-eeuwse opvattingen over de zogenaamde silly lady scribler niet van toepassing acht op de poëzie van Emily. (15) Bovendien wordt verteld hoe de zusters Brontë aan hun pseudoniemen komen. Documentatie heeft in deze passages de overhand. De gebeurtenissen die leiden tot de uiteindelijke publikatie worden gedetailleerd weergegeven. Vader Patrick windt iedere avond de klok op voordat hij naar bed gaat, Branwell gaat uit, maar de zusters zijn bezig hun gedichten te redigeren. Het is een opwindende bezigheid; zelfs overdag nog zijn zij ‘teeming with images’ (16). Wanneer de gedichten uiteindelijk gereed zijn voor publikatie stuurt Charlotte de bundel waarschijnlijk het eerst naar de uitgever van hun geliefde Romantische dichters. Vele andere uitgevers volgen daarna, maar succes blijft uit, hetgeen te verwachten viel gezien de contemporaine situatie: de vertelinstantie | ||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||
stelt dat in die tijd uitgevers letterlijk overspoeld werden met poëtische produkten van navolgers der Romantische dichters. Op advies van een bepaalde firma gaat Charlotte ertoe over om de gedichten te publiceren op eigen kosten, de drukproeven worden gecorrigeerd, exemplaren van de uiteindelijke versie komen aan op de pastorie en andere exemplaren worden verspreid over een groot aantal uitgeverijen. De verteller geeft data, namen, aanhalingen als bewijs van de correctheid van de informatie. (17-18) In scherp contrast tot alle opwinding en alle moeite staat het uiteindelijke gebrek aan succes. Ondanks twee gunstige kritieken wordt het boekje slechts aan twee lezers verkocht: ‘we shall never know to whom’ (19). Charlotte stuurt presentexemplaren aan de gekanoniseerde schrijvers en de rest komt, zo denkt zij, terecht bij ‘trunk makers and fish-and-chips sellers’ (19). De Prologue gunt de lezer een laatste blik op de Poems by Currer, Ellis and Acton Bell, gelegen in Emily's bureau temidden van wat rommel. De verteller loopt alvast vooruit op toekomstig recensies van Emily's roman Wuthering Heights: ‘[the world without] would be scandalized by her powerful, unprecedented novel’ (19). En weer is er het contrast van de pastorie en het kerkhof tegenover de uitgestrekte heidevelden, beperking tegenover onbeperktheid. | ||||||||||||||
Verteltechnieken en hun functieDe Prologue is dus een verhaal over Charlottes ontdekking van Emily's poëzie-manuscripten en de eerste publikatie van werk van de Brontës. De hoofdpersoon is, merkwaardig genoeg, Charlotte en niet Emily over wie de biografie (zie titel) zou moeten handelen. We herkenden diverse verteltechnieken zoals beschrijvingen, vrije indirecte rede, contrasten, en aanhalingen, en daarnaast een aantal functies, zoals informatie geven en sfeertekening. Ik wil deze functies categoriseren met aan de hand van het onderscheid dat Spence maakt tussen narratieve en historische waarheid. Spence analyseert psycho-analytische reconstructies van verhalen over het verleden van een patiënt in termen van historische en narratieve waarheid. Volgens Spence hebben dergelijke reconstructies geen historische basis; ze worden immers geconstrueerd om de lezer of toehoorder ervan te overtuigen dat een bepaalde ervaring adequaat is weergegeven. Is een verhaal overtuigend en ervaren we het einde ervan als passend, dan is er sprake van ‘narratieve waarheid’. Historische waarheid is daarentegen gebonden aan tijd en plaats. Het door Spence gemaakte onderscheid weerspiegelt het dualistische karakter van historische teksten zoals de biografie, die, om de door Nadel gehanteerde termen te gebruiken, verhaal (narrative) en vermelding van feiten (record) combineren. Een aantal van de hierboven genoemde technieken heeft duidelijk de functie om de narratieve waarheid te ondersteunen: de lezer moet overtuigd raken van het belang van Charlottes ontdekking en wordt daarom bij de gehele gang van zaken betrokken (gemanipuleerd) via significante details, lange beschrijvingen van handelingen en de weergave van gedachten in de vrije indirecte rede of eigen woorden van Charlotte. Daarnaast moet de lezer ervan overtuigd worden dat alles gebaseerd is op de waarheid; dat hij/zij te maken heeft met een document. De letterlijke aanhalingen uit de brieven van Charlotte hebben dus een dubbele functie want zij zijn ook een bewijs van historische waarheid: de voetnoten geven de herkomst aan. Ook de verwijzingen naar Mrs Gaskells werk, de informatie over geografische en historische eigenaardigheden, jaartallen, vermelding van historische personen en gegevens over de publikatie hebben een dergelijke functie. Blijven nog over de contrasten, de beelden van dood, armoede en honger. Ik noem deze de literaire elementen; zij verwijzen naar het artificiële karakter van dit werk, deze romanachtige biografie. | ||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||
De verteltechnieken in de biografie kunnen derhalve drie functies vervullen: Bevordering van de narratieve waarheid, bewijslevering van historische waarheid en verfraaiing van het verhaal. De laatste categorie is optioneel, de eerste twee zijn dat niet. Het bestaan van een onderscheid in functie is een eerste argument pro poëtica van de biografie. We gaan zoeken naar verdere argumenten en doen dat met behulp van een aantal narratologische concepten. Ten eerste het begrip plot. | ||||||||||||||
De plotIk baseer mij op het concept plot zoals dat is gedefinieerd door Bal. Bal gaat uit van een drielagige verteltekst. De eerste laag bestaat uit de tekst: de reeksen letters, woorden en zinnen. Deze taalkundige eenheden representeren een verhaal, compleet met alle kunstgrepen die de lezer moeten overtuigen. De plot of de geschiedenis wordt gevormd door gebeurtenissen (causaal-chronologisch geordend) die in het verhaal worden gerepresenteerd. Bal definieert plot als een reeks gebeurtenissen. Een gebeurtenis is volgens haar alles wat verandering ten gevolge heeft, waarbij de laatste gebeurtenis leidt tot het einde, ook wel closure genaamd. De beschrijvingen in een verteltekst die de handeling voortstuwen worden door Barthes noyaux genoemd, en de beschrijvingen die voortgang ophouden zijn satellites. Echter, het onderscheid tussen voortstuwende en statische beschrijvingen is een interpretatie, want elementen zijn niet a priori satellite of noyau maar kunnen alleen als zodanig worden geïnterpreteerd. In onze voorbeeldtekst is een anekdote te lezen over Emily die, gebeten door een razende hond, haar wond eigenhandig met een gloeiend ijzer bewerkt. Deze beschrijving is duidelijk illustratief voor de extreme zelfbeheersing die Emily gewoonlijk ten toon spreidt. Een satellite dus. Daarentegen kan de beschrijving van Charlottes ontdekking op twee manieren gelezen worden: of als illustratief voorEmily Brontë, geschilderd door Patrick Branwell Brontë, plm. 1833 (collectie National Portrait Gallery, Londen)
Charlottes aangeboren nieuwsgierigheid, of als voortstuwend omdat de ontdekking zal leiden tot nieuwe gebeurtenissen. Barthes' onderscheid is derhalve van belang voor de analyse van de plot in de biografie. Een plot van een fictief verhaal wordt geconstrueerd door de auteur, en de plot van een biografie is eveneens een constructie, ook al zijn historische data als verwijzingen naar plaats en tijd ingebouwd. Hayden White stelt dan ook dat de inhoud van een historische tekst zowel gevonden als uitgevonden is. Als een reeks beschrijvingen in een narratieve vorm gegoten wordt, is dat een manier om kennis over te dragen, om bepaalde zaken te verklaren, zo stelt Mink: het ordenen en structureren van gebeurtenissen heeft een cognitieve functie. Vandaar ook dat er verschillende verhalen bestaan over dezelfde gebeurtenissen, dezelfde feiten. Het feit dat er meerdere biografieën worden geschreven over een en dezelfde persoon bewijst dat Mink gelijk heeft: een | ||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||
nieuwe biografie brengt immers andere, nieuwe kennis over. Onze voorbeeldtekst beschrijft Emily Brontë als onderdeel van de (schrijvende) familie, zij het dan dat zij radicaler is en nog meer een buitenstaander dan de rest. Deze Emily verandert nauwelijks als persoon; alleen onttrekt ze zich steeds meer aan de invloed van Charlotte. De eerdere biograaf Chitham daarentegen concentreert zich geheel op Emily: zijn plot handelt over Emily die van een door iedereen geliefde kleuter opgroeit tot een rustige teenager (bevriend met zuster Anne), en daarna een teruggetrokken volwassene wordt. Bij Frank is het schrijven van de gedichten en de roman geen piot-onderdeel, want Emily's werk wordt consequent gezien als illustratief voor haar opvattingen en persoonlijkheid. Chatham besteedt juist veel aandacht aan het ontstaan van Emily's literaire werk. We zien hier twee verschillende narratieve waarheden over een en dezelfde historische persoon en twee verschillende visies die worden gerepresenteerd via twee verschillende plots. De plot in een biografie is dus geen kroniek, een verbinden van historische gegevens als geboorte, schoolgaan, publikatie, en het einde van de plot (closure) is niet de dood van de geportretteerde. De plot van Franks biografie beslaat de carrière van de schrijvende familie Brontë, beginnend met de literaire aspiraties van vader Patrick, vervolgend met het schrijven en het publiceren van werk door de andere gezinsleden. Het einde is het begin van hun kanonisering, wanneer de droom van Patrick gestalte gekregen heeft in het werk van zijn kinderen. Binnen deze hoofdplot bestaan subplots die handelen over de diverse gezinsleden en hun werk. Emily is derhalve niet zo ‘chainless’ als de titel van de biografie ons wil doen geloven. De lezer van elke narratieve tekst wordt gestimuleerd om verder te lezen omdat zijn/haar nieuwsgierigheid wordt opgewekt naar wat nog meer gebeuren gaat en hoe het verhaal af zal lopen. Niet alles is even nieuw, want kennis van bijvoorbeeld generische conventies leidt tot verwachtingen over ploteenheden (detective-verhalen zijn daarvan een goed voorbeeld). Dit geldt tot op zekere hoogte ook voor een biografie omdat elke lezer wel een vaag verwachtingspatroon heeft over welke gebeurtenissen zullen plaatsvinden (school, schrijven, publiceren, eerste receptie). Kermode spreekt over insiders en outsiders bij het interpreteren van teksten en dit geldt ook voor de piotinterpretatie. Voor lezers van biografieën is of de gehele plot nieuw (zij weten niets af van het leven der Brontës), of bepaalde onderdelen (zij hebben al eens een biografie over een van hen gelezen). Outsiders lezen waarschijnlijk omdat zij nieuwsgierig zijn naar zowel de historische waarheid als de narratieve waarheid, en insiders vanwege de narratieve waarheid. Maar elke lezer, van fictie of non-fictie, leest niet alleen voor de plot, maar ook omdat hij/zij meeleeft met de beschreven personen. De beschrijving van Emily's ziekte doet de lezer vermoeden dat haar dood nabij is; de komende gebeurtenissen zijn dus voorspelbaar. Maar men blijft lezen omdat men meevoelt, met Emily die tot het laatst trouw blijft aan haar principes, of met Charlotte die niet de kans krijgt haar zuster zo goed mogelijk te verzorgen omdat ze van de laatste geen toestemming krijgt een arts te raadplegen. We mogen concluderen dat het concept plot zelfs zonder aanpassing zeer bruikbaar is voor de analyse van historische vertelteksten als de biografie. Geldt dit ook voor de representatie van personen, met andere woorden: is de karakterisering van personen hetzelfde in historische en in fictionele teksten? | ||||||||||||||
KarakteriseringSemiotisch gezien is een idee, een opvatting of visie over een persoon een interpretant: of de persoon nu echt bestaat (of bestaan heeft) is irrelevant. Van sommige personen | ||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||
en personages zijn de interpretanten een soort historische constanten geworden en met Rigney zou ik ze culturele eenheden willen noemen. Rigney spreekt van culturele eenheid indien de naam van een historisch persoon verbonden is met een bepaald idee of een specifieke gebeurtenis (b.v. Danton en de Franse revolutie. Ook in fictie bestaan diverse soorten culturele eenheden. Er zijn historische figuren die een rol spelen in fictie (Napoleon in Oorlog en Vrede van Tolstoi), en er zijn fictionele figuren die geassocieerd worden met een bepaalde stemming of eigenschap (bijvoorbeeld Emma Bovary en teleurstelling in het huwelijk). In Franks biografie treffen we ook culturele eenheden aan: de Romantische dichters die genoemd maar niet gerepresenteerd worden (zij dragen bij tot historische waarheid) en de diverse leden der familie Brontë die wel worden gerepresenteerd. Hoe beeldt de tekst deze laatsten uit? De karakteriseringstechnieken van de traditioneel realistische roman lijken een zinvol uitgangspunt.Ga naar eind2. Hierbij wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte methoden. Direct wil dan zeggen dat de verteller de lezer voorschrijft wat hij of zij van een bepaald personage moet denken. Bij een indirecte methode kan de lezer zelf conclusies over personages trekken op basis van beschreven handelingen, spreken, uiterlijk, woonplaats, en uit patronen zoals overeenkomsten en contrasten. We passen dit model toe op Emily. Zoals zij naar voren komt in Franks biografie is Emily een excentrieke vrouw, letterlijk een vreemde figuur. Zij heeft, stelt de verteller, een diepe minachting voor alles wat naar voorschrift neigt. Volgens de aangehaalde Mrs Gaskell is Emily ‘impervious to influence’ en volgens Charlottes vriendin Ellen Nussey ‘a law onto herself and a heroine in keeping that law’. De contrastwerking met de meer conventionele Charlotte (we zagen dit al in de Prologue) speelt een rol in het gehele verhaal.Charlotte Brontë (foto: Sir Emery Walker)
Emily is bijvoorbeeld niet onder de indruk van de zeer negatieve reacties op haar roman, terwijl Charlotte zich alles bijzonder aantrekt en zelfs een verdedigend voorwoord bij een nieuwe editie schrijft. De door de verteller gesignaleerde hoofdkenmerken van Emily worden geïllustreerd in beschrijvingen en beeldspraak. De Brontës leven afgesloten van de buitenwereld en reageren extreem op contacten met onbekenden. Een logeerpartij en een uitstapje waarvoor ook vreemden blijken te zijn uitgenodigd, zijn rampen. Emily is hierin de meest radicale, want na haar opleiding in Brussel blijft ze voor altijd thuis, ze gaat zelden naar de kerk, en zelfs de bakkers- en de slagersjongen ziet of spreekt zij niet. Emily wil graag alles onder controle hebben. Zij heeft ook het gehele gezin in haar greep, als waren zij personages in haar oeuvre. Wanneer Charlotte wenst dat zij naar school gaat, les geeft of haar werk publiceert staat Emily hier altijd vijandig tegenover. Er | ||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||
heerst een constante strijd om de macht tussen Emily en Charlotte: Emily tiranniseert Charlotte door asociaal gedrag in het bijzijn van anderen, en bovenal door voedsel te weigeren. Emily gebruikt eten om anderen haar wil op te leggen. Zij beheerst de voedselvoorziening op de pastorie, en gaat in hongerstaking als ze tegen haar wil iets moet doen. Zo dwingt zij via een hongerstaking ontslag als docente af. Haar laatste staking leidt tot haar dood: een combinatie van voedsel weigeren, diarree, erfelijke tbc, en een verkoudheid, wordt haar fataal. Via beschrijvingen van typische handelingen krijgt de lezer illustraties van het door de verteller beschreven karakter van Emily Brontë. Zoals ook bij personages in romans is er een metonymische relatie tussen Emily's uiterlijk en haar persoonlijkheid. Zij gaat anders gekleed dan haar zusters en uiteraard trekt ze zich niets aan van modevoorschriften. Bovendien is ze lang en slank. Dit in tegenstelling tot de andere gezinsleden, zoals Ellen Nussey getuigt. In Franks biografie zien wij beelden van dood, honger en gevangenschap. De beelden van honger en dood kennen we al uit de Prologue: het typische is echter dat deze Charlotte en niet Emily karakteriseren die gelukkig was als zij maar met rust gelaten werd en kon koken, wandelen en schrijven. Alles wat te maken heeft school en scholing wordt vergeleken met opsluiting: een cel in een klooster, een gevangenis. Charlotte schreef zelf eens tijdens haar Cowan Bridge School periode: ‘Must I from day to day sit chained to this chair, prisoned within these four walls’ (107) en Emily, aldus de verteller, noemt de tuin van haar Brusselse pensionaat ‘a prison within a prison’. (161) De beschrijvingen van handelingen, spraak, uiterlijk en dergelijke hebben dus in Franks biografie dezelfde karakteriserende functie als in de traditionele realistische roman. De vertelinstantie is als de traditionele alwetende verteller, compleet met exegese, interpretatie en commentaar. Men moet zich echter afvragen of een dergelijke houding inderdaad typerend is voor de verteller in de biografie in het algemeen. | ||||||||||||||
De rol van de vertellerDe verteller in A Chainless Soulis dominant en laat vaak weinig over aan de verbeelding van de lezer. Dit leidt tot redelijk overbodige zaken als het zin voor zin expliciteren van een bulletin dat door Anne en Emily werd geschreven. Daartegenover staan passages waarin de gevoelens en visies van Charlotte voorop staan. Frank zelf schreef eens in een artikel dat de vertelinstantie in biografieën zich op de achtergrond houdt; wellicht dacht ze daarbij aan dergelijke personage-gebonden focalisaties. Volgens Nadel doen zich drie verschillende typen vertellers voor in biografieën. Hij onderscheidt respectievelijk de dramatische, de objectieve en de interpretatieve verteller. De dramatische verteller treedt zelf op in zijn eigen verhaal (bijvoorbeeld Boswell in zijn biografie van Dr Johnson), de objectieve verteller laat de lezer vrij zich een eigen oordeel te vormen en de interpretatieve verteller legt alles aan de lezer uit. Echter, de dramatische verteller heeft een andere semiotische status dan de andere twee, want deze vertelinstantie is een der gerepresenteerde personen en heeft bovendien dezelfde identiteit als de biograaf. De andere typen niet. Bovendien lijkt het mij juister van houding of vertellersrol te spreken dan van type, aangezien, zoals we als zagen in Franks biografie, verschillende houdingen binnen hetzelfde werk kunnen voorkomen. De verteller in een biografie heeft dus, ten eerste, een specifieke semiotische status en, ten tweede, één of meerdere rollen binnen de verteltekst. Wat die rollen betreft kunnen we, in het voetspoor van Nadel en ook Frank, een onderscheid maken tussen de navolgende mogelijkheden: de verteller kan 1. iets neutraal weergeven (objectief), 2. iets weergeven met commentaar (interpreta- | ||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||
tief), of 3. iets weergeven vanuit het perspectief van de vertelde wereld (wat ik fictieve houding noem). De semiotische status van de verteller die niet dezelfde identiteit heeft als de biograaf, is enigszins problematisch. De spreker die in het voorwoord commentaar geeft op voorafgaande biografieën en collegae dankt, is kennelijk dezelfde persoon als degene die de voetnoten en het bibliografisch materiaal presenteert: beiden zijn gelijk te stellen met de biograaf zelf. Echter, binnen de verteltekst zijn sprekers van verschillende status aan het woord: de interpretator van het literair oeuvre en van contemporaine situaties is niet gelijk aan de verteller die bijna één is geworden met de vertelde wereld. Wat betreft de verteltekst zijn er dus twee soorten sprekers: de spreker die identiek is aan de biograaf (de presentator van niet-narratieve elementen) en de spreker die sterk lijkt op de verteller in fictieve teksten. Dit is typerend voor de ambivalente status van de historische verteltekst: verhaal en narratieve waarheid zijn vermengd met document en historische waarheid. Hoofdvertellers in historische en fictionele teksten citeren vaak andere, narratief gezien lager in rang staande sprekers. De teksten van deze sprekers zijn ingebed in de hoofdtekst. In biografieën komen zeer veel ingebedde teksten voor, maar de vraag is of zij dezelfde functie hebben als ingebedde fictionele teksten. Een en ander is gerelateerd aan het fenomeen intertekstualiteit.
| ||||||||||||||
Inbedding en intertekstualiteitIn deze paragraaf hanteer ik het begrip intertekstualiteit zoals het gedefinieerd is door Bakhtin: volgens hem zijn alle verbale uitspraken gerelateerd aan op voorafgaande uitspraken. Er is sprake van een dialogische relatie tussen teksten. De biografie, en met name de schrijversbiografie, is een bij uitstek dialogisch genre. Net als andere historische teksten is de schrijversbiografie gebaseerd op voorafgaande geschreven en gesproken teksten: in dit geval de bronnen, het oeuvre van de aureur die onderwerp is van de biografie, en voorafgaande biografieën. Rigney's visie op de onderlinge relaties van historische teksten houdt een uitbreiding van Bakhtins begrip in. Zij stelt dat historische teksten letterlijk tussen voorafgaande en volgende teksten in zitten omdat ze reageren op reeds bestaande teksten en ook weer resulteren in nieuwe teksten. Dit gaat ook op voor Franks biografie. In haar Preface stelt Frank dat haar beeld van Emily haaks staat op voorafgaande interpretaties die Emily zien als mystieke figuur, als kind van de natuur, of als slachtoffer van patriarchale structuren (1). Ongetwijfeld zal Franks provocerende visie ook zelf weer reacties oproepen in de vorm van artikelen, recensies, of nieuwe biografieën. De doorsnee biografie bevat meer soorten ingebedde teksten dan de doorsnee fictionele verteltekst: aanhalingen uit brieven en gesproken woord, het oeuvre van de schrijver of schrijfster, andere biografieën en verwijzingen naar bronnen. In de gedetailleerde analyse van de Prologue zijn deze elementen al besproken. Maar er zijn nog andere impliciete en expliciete intertekstuele elementen. Formele en niet-formele kenmerken van het oeuvre van de beschreven persoon kunnen we terugvinden in de biografie. Zo is de sfeer van isolement die kenmerkend is voor de pastorie in A Chainless Soul, analoog aan de sfeer in Wuthering Heights. Het werk van een auteur kan bovendien worden gebruikt als illustratie van zijn of haar ideeën en persoonlijkheid. Franks biografie leest in Emiry's poëzie en proza de opvattingen van de schrijfster zelf: het gedicht ‘A Chainless Soul’ wordt bijvoorbeeld gezien als een credo, als een bewijs dat Emily in haar leven constant streefde naar vrijheid en complete onthechting. De persoon Emily wordt ook vaak vergeleken met het personage Catherine Earnshaw: beiden gaan in hongerstaking | ||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||
High Wittens, Haworth Moor, het vermoedelijk oorspronkelijke ‘Wuthering Heights’
als een teken van rebellie, en beiden verlangen naar de dood. Een bijzonder belangwekkend intertekstueel aspect in Franks werk betreft de relatie tussen de diverse subjecten van focalisatie en object van focalisatie Emily. Het is logisch dat biografen van Emily zich baseren op door Charlotte geproduceerde documenten, aangezien Emily zelf nauwelijks iets in die geest nagelaten heeft. Echter, A Chainless Soul is niet alleen gebaseerd op door Charlotte verstrekte informatie, maar ook op Charlotte's visie, of focalisatie, van Emily. De biografie benadert Emily via Charlotte. Het beeld van Emily als eenling is de visie gepresenteerd in Charlottes ‘Biographical Notice’. De focalisatie lijkt zo sterk op die in Wuthering Heights, want Charlotte uit de biografie is als Nelly Dean, een buitenstaander die alle informatie uit de eerste hand heeft maar die nooit invloed zal hebben op degenen die zij beschrijft (Catherine Earnshaw en Heathcliff) en die zich ook nooit werkelijk in hen kan verplaatsen. In de biografie vertegenwoordigen Mrs Gaskell en de vriendinnen van Charlotte het standpunt van de buitenwereld, zoals in de roman Mr. Lockwood, de inleider van Nelly Dean. De lezer wordt gedwongen het standpunt van Charlotte over te nemen. Dat heeft verteltechnische oorzaken: de ingebedde teksten van deze persoon beslaan een belangrijk gedeelte van de verteltekst, en de visies van Charlotte zijn doorgedrongen in de focalisatie van het verhaal als geheel. Daarnaast lijkt Charlotte als ‘personage’ vaak belangrijker te zijn dan Emily, want alle details over haar leven worden ook vermeld, ook al speelt Emily daarin geen rol. Dat Charlotte bijvoorbeeld hopeloos verliefd wordt (en gedurende lange tijd blijft) op haar Brusselse leraar, Monsieur Heger, heeft geen raakvlakken met Emily, maar benadrukt eens te meer hoe verschillend de beide zusters zijn, want Emily heeft alles behalve behoefte heeft aan een liefdesrelatie met een man. De lezer wordt dus via intertekstuele middelen, door de verbanden met teksten en focalisaties van Charlotte, verhinderd zich te verplaatsen in de figuur Emily. De verteller en Charlotte zitten letterlijk in de weg. | ||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||
PoëticaDe vraag die we ons tot slot moeten stellen is of een poëtica speciaal voor de (literaire) biografie strikt noodzakelijk is. Een eenduidig antwoord hierop is moeilijk te geven. De biografie heeft, in tegenstelling tot de fictionele narratieve tekst, een dualistisch karakter: hij combineert immers verhaal en vermelding van historische feiten, en is gebaseerd op verbeeldingskracht en onderzoek. Dit dualistische karakter vindt zijn weerslag in de representatieve middelen, die ontleend zijn aan zowel de traditionele realistische roman (plot, karakterisering, verteller) als aan de wetenschappelijke verhandeling (bronverwijzingen, commentaar, exegese). Geheel in overeenstemming hiermee heeft de verteller van de eigenlijke biografie een ambivalente status. Immers, de verhalende en beschrijvende gedeelten, waar we een sterk op de fictionele verteller gelijkende instantie aan het werk zien, worden afgewisseld met passages waarin de stem van de biograaf zelf doorklinkt. Bovendien legt de verteller, meer dan doorgaans het geval is in fictie, in de biografie een wisselende distantie aan de dag ten opzichte van het vertelde: de verteller geeft nu eens een interpretatie, is dan weer neutraal en objectief, maar kan zich af en toe ook geheel verplaatsen in de beschreven personen. Voor de verteller is er dus speciale aandacht in de poëtica van de biografie. Zeer typerend voor de biografie is het aspect intertekstualiteit. De biografie is ingebed in voorafgaande en komende teksten, geproduceerd zowel door als over de beschreven persoon. Daarnaast komen we een grote variëteit aan ingebedde teksten tegen: aanhalingen uit brieven, fictioneel werk en andere biografieën. Intertekstualiteit blijkt ook impliciet van aard te kunnen zijn: elementen uit het creatief oeuvre van de auteur, zoals personages, atmosfeer en focalisatie, kunnen worden geïmiteerd. Een biografie bevat, tenslotte, altijd een visie op het creatief oeuvre. Bij Frank was de functie van dit oeuvre illustratief, maar de mogelijkheden variëren van complete analyses van het oeuvre tot magere vermeldingen van produktie en publikatie. Dit laatste aspect maakt de literaire biografie uiteraard verschillend van andere soorten biografieën. Alles bij elkaar genomen is het duidelijk dat de narratologie bijzonder nuttig kan zijn bij de analyse van plot en karakterisering in de biografie, zij het dan dat speciale aandacht uit moet gaan naar de sterk wisselende attitudes van de vertelinstantie.
Marjet Berendsen doceert Engels aan een middelbare school in Breda. In 1991 promoveerde zij op het proefschrift Reading character in Jane Austen's Emma. | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||
|