Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Nuchter, zakelijk en exact
| |
[pagina 60]
| |
Hadrianus (collectie Museum Ostiense, Ostia)
waarin deze opdracht moet hebben gestaan, is verloren gegaan. Hetzelfde geldt voor de eerste hoofdstukken van het Leven van Caesar, waarin de geschiedenis van de Julische Huis zal zijn beschreven. De vondst - in 1952 - van een inscriptie in Hippo Regius (bij Bône in Algerije) heeft onze kennis over Suetonius' ambtelijke loopbaan aanzienlijk vergroot. Voordien was slechts met zekerheid bekend dat Suetonius onder keizer Hadrianus de functie ab epistulis, hoofd van de keizerlijke kanselarij, had bekleed. Op de inscriptie worden behalve deze functie nog genoemd de ambten a studiis en a bybliothecis. De ambtenaar a studiis had tot taak de keizer, wanneer deze een decreet wilde uitvaardigen, in te lichten over het standpunt van zijn voorgangers in de onderhavige kwestie en te zoeken naar juridische precedenten. Tevens beheerde hij het keizerlijk archief. Als a bybliothecis was Suetonius belast met het toezicht op de openbare bibliotheken, waarvan Rome er in die tijd zeven bezat. Het hoogtepunt van Suetonius' loopbaan was de functie ab epistulis. De keizerlijke kanselarij behandelde de hele diplomatieke correspondentie zowel met de provinciegouverneurs binnen de rijksgrenzen als met de vreemde mogendheden daarbuiten. Mogelijk maakte de ab epistulis zelfs deel uit van het consilium principis, de adviesraad van de keizer. Zo was de man die Plinius nog met enige vertedering als een wereldvreemde kamergeleerde kon afschilderen opgeklommen tot een van de belangrijkste posten in de keizerlijke administratie. Waarschijnlijk heeft dezelfde Septicius Clarus aan wie Suetonius zijn carrière te danken had hem ook meegesleept in zijn val. Tijdens een inspectiereis van keizer Hadrianus door Brittannië in 122 kregen beiden hun ontslag aangezegd. Als reden noemde Hadrianus, volgens de vierde-eeuwse bron waaraan wij dit bericht danken, dat zij zich ‘in de omgang met zijn echtgenote Sabina, zonder dat hij daarvoor toestemming gegeven had, vrijheden hadden veroorloofd die niet strookten met de eerbied die het keizerlijk hof eiste.’ De keizer voegde daaraan toe ‘dat hij zich ook van zijn vrouw zou hebben ontdaan vanwege haar chagrijnige en onaangename karakter, als hij een gewoon burger was geweest’. De passage is moeilijk te interpreteren, omdat de tekst niet helemaal vaststaat. De meest plausibele verklaring lijkt te zijn dat Suetonius en Septicius Clarus deel uitmaakten van een groep rond keizerin Sabina, wier vestandhouding met Hadrianus veel te wensen overliet, en dat Hadrianus tegen haar niet durfde op te treden, maar wel haar entourage de laan uitstuurde. In verschillende oudere studies over Suetonius vindt men de stelling dat het plotselinge ontslag van Suetonius uit overheidsdienst gevolgen heeft gehad voor zijn keizerbiografieën. Het is namelijk opvallend dat het aantal documenten dat hij in zijn levensbeschrijvingen opneemt, vanaf het Leven van Claudius sterk terugloopt en dat zij in de laatste levens zelfs geheel ontbreken. | |
[pagina 61]
| |
Deze verandering zou zijn veroorzaakt doordat Suetonius na zijn ontslag niet langer toegang had tot keizerlijk archiefmateriaal. Deze traditionele opvatting is bestreden door De Coninck,Ga naar eind1. die door een zorgvuldige analyse van Suetonius' werkzijze het beeld van een ijverige archievenspeurder heeft genuanceerd. De interessantste documenten die Suetonius citeert zijn brieven van Augustus. Op grond van citaten van contemporaine auteurs als Tacitus en Quintilianus neemt De Coninck aan dat er een brievencollectie van Augustus in omloop is geweest en dat Suetonius daarvoor dus niet uitsluitend op de archieven was aangewezen. De onloochenbare teruggang in de kwaliteit van de documentatie en de gedetailleerdheid van de berichtgeving voor de periode na Augustus treft de lezer niet alleen in de keizerbiografieën aan, maar ook in het eerder gepubliceerde Grote Figuren. Het is daarom niet beslist noodzakelijk deze ontwikkeling in het werk van Suetonius in verband te brengen met zijn ontslag in het jaar 122. Overzien we de loopbaan van Suetonius, dan kunnen we vaststellen, dat hij de mogelijkheden die er voor een Romeins ridder bestonden tijdens de regering van Hadrianus volledig heeft uitgebuit. Het is niet bekend hoe het leven van Suetonius na zijn verwijdering van het hof verder is verlopen en evenmin in welk jaar hij zijn keizerbiografieën heeft gepubliceerd. Dat de publicatie na 126 heeft plaatsgevonden is zeker, omdat hij in het Leven van Titus 10 over Domitia, van wie wij weten dat zij in 126 nog in leven was, in de verleden tijd spreekt.
Ook de vraag hoe Suetonius in zijn levensonderhoud heeft voorzien vóór hij zijn loopbaan aan het hof begon, is niet met zekerheid te beantwoorden. Het is heel goed mogelijk dat Suetonius, die als ridder een kapitaal bezat waarvan hij kon rentenieren, zich geheel gewijd heeft aan zijn wetenschappelijke onderzoekingen. In de Suda, een tiende-eeuws verzamelwerk, wordt een opsomming gegeven van Suetonius' geschriften, die dankzij verspreide citaten nog kan worden aangevuld. Zij vallen uiteen in drie categorieën: lexicale studies, studies over instellingen en gebruiken, en biografieën.Ga naar eind2. Van de eerste categorie kennen we één werk, Scheldwoorden en hun herkomst, uit een Byzantijns excerpt. Hetzelfde geldt voor Griekse spelen, dat tot de tweede categorie behoort, evenals enkele werken waarvan de titels een belangstelling verraden die ook in de keizerlevens valt waar te nemen, zoals het geschrift Het Romeinse Jaar, waarin de Juliaanse kalenderhervorming uitgebreid zal zijn behandeld. Hetzelfde geldt voor de studie Spelen en wedstrijden bij de Romeinen, een onderwerp dat in vrijwel alle keizerbiografieën herhaaldelijk en uitvoerig ter sprake komt. Alleen de werken van het derde type, de biografische geschriften, zijn gedeeltelijk in hun oorspronkelijke vorm overgeleverd. Daartoe behoren behalve de keizerbiografieën ook het al eerder genoemde Grote Figuren, waarin Suetonius achtereenvolgens Romeinse dichters, redenaars, geschiedschrijvers, filosofen, grammatici en retoren heeft besproken. Alleen het laatste gedeelte, over grammatici en retoren, is, zij het onvolledig, bewaard gebleven. Suetonius' dichterbiografieën zijn niet overgeleverd. Wel hebben ze ten grondslag gelegen aan de levensbeschrijvingen die in enkele vierde-eeuwse commentaren zijn opgenomen, zodat we ons toch nog een indruk kunnen vormen van hun inhoud. De biografie van de komediedichterTerentius, ons overgeleverd door de vierde-eeuwse grammaticus Donatus, benadert het origineel van Suetonius vermoedelijk het dichtst. Tegen het eind van de vierde eeuw ontleende de kerkvader Hieronymus veel aan dit werk voor zijn bewerking van Eusebius' Chronicon, een wereldgeschiedenis die Hierony- | |
[pagina 62]
| |
mus aanvulde met aantekeningen over Latijnse letterkunde. De lange lijst van Suetonius' publikaties maakt duidelijk dat zijn keizerbiografieën slechts een klein deel uitmaken van zijn omvangrijke produktie en dat hij in de eerste plaats als een encyclopedisch geleerde moet worden beschouwd. Dit spreekt ook uit de vorm en de opzet van al zijn geschriften, de biografische incluis. Of het nu gaat over woorden, instellingen of historische personages, de werkwijze is in beginsel steeds dezelfde. Het onderwerp wordt geanalyseerd, gecategoriseerd en vervolgens puntsgewijs behandeld. Het resultaat is niet een aaneengesloten chronologisch geordend verhaal, zoals bij een historicus, maar een rubrieksgewijze inventarisering. In de keizerbiografieën wordt deze systematische behandeling in de regel voorafgegaan door een kort overzicht van het leven van de betreffende keizer tot zijn troonsbestijging, waarin Suetonius wel de chronologie volgt. Zo ontstaat een opbouw, die in het leven van Augustus het duidelijkst te zien is. De eerste acht hoofdstukken daarvan beschrijven familie, geboorte en naam van de toekomstige keizer en geven een korte schets van zijn verrichtingen tot de vorming van het Driemanschap met Antonius en Lepidus. Dan vervolgt Suetonius met de woorden: ‘Nu ik hiermee een soort samenvatting heb gegeven van zijn leven, wil ik de onderdelen daarvan één voor één behandelen, niet in chronologische volgorde, maar naar rubrieken gerangschikt, opdat zodoende de uiteenzetting aan doorzichtigheid wint en de bestudering vereenvoudigd wordt.’ Twee dingen verdienen hier aandacht. In de eerste plaats dat Suetonius er zelf op wijst dat hij de chronologische volgorde, waarin een historicus zijn feiten presenteert, in het beschrijvende deel verwaarloost. Verder valt op dat Suetonius meent zijn personen te kunnen beschrijven door een reeks facetten naast elkaar te belichten. Een chronologische behandeling is noodzakelijk, wanneerMarmeren beeld van Augustus
men gelooft in een bepaalde ontwikkeling van het karakter onder invloed van de gebeurtenissen. Van een dergelijke overtuiging is evenwel bij Suetonius geen sprake. Geconfronteerd met de degeneratie van Tiberius in diens laatste levensjaren, probeert Suetonius niet een verklaring te vinden voor zijn gedrag, bij voorbeeld in de vernederingen die Tiberius zich had moeten laten welgevallen van Augustus, of in zijn verblijf, min of meer als balling, op Rhodos; hij ziet hier slechts een openbaring van ondeugden die altijd aan Tiberius' karakter inherent waren geweest en het zijn de ideale omstandigheden op Capri die hem ertoe brengen om neigingen die hij tot dusver had onderdrukt bot te vieren. Een positieve kant van de rubrieksgewijze behandeling is, zoals Suetonius zelf opmerkt, de overzichtelijkheid, maar er kleven ook ernstige bezwaren aan.Ga naar eind3. De werkwijze kan leiden tot verbrokkeling, ongenuanceerde uitspraken en misleidende generalisaties. Zo komt de samenzwering van Murena en Fannius tegen Augustus in het jaar 23 v. Chr. onder vier verschillende gezichtspunten aan de orde (Leven van Augustus 19, 56 en 66, Leven van Tiberius 8). Om- | |
[pagina 63]
| |
dat Suetonius gedwongen is bepaalde handelingen van zijn personages in een rubriek onder te brengen die of positief of negatief is, wordt hij wel eens verleid tot ongenuanceerde uitspraken, terwijl hij buiten het keurslijf van de rubrieken tot subtiele afwegingen in staat blijkt. Een voorbeeld hiervan is dat hij Nero in hoofdstuk 38 van de aan hem gewijde biografie zonder meer aansprakelijk stelt voor de brand van Rome, terwijl dit in zijn bron vermoedelijk als niet meer dan een mogelijkheid was voorgesteld. In het Leven van Tiberius 61 lezen we in een opsomming van diens wreedheden: ‘Omdat de traditie verbood maagden te wurgen, werden jonge meisjes eerst door de beul geschonden en vervolgens gewurgd.’ De formulering suggereert dat dit een gangbare praktijk was, maar uit de paralleloverlevering valt af te leiden dat het een generalisering is, gebaseerd op het ellendige lot van Seianus' dochter. De vorige alinea is geschreven op de wijze van Suetonius. Zij opent met een algemene uitspraak over de negatieve kanten van diens werkwijze, te weten verbrokkeling, het verwaarlozen van nuances en generaliseringen. Daarna worden deze drie gebreken elk met een voorbeeld geïllustreerd. Het mag duidelijk zijn dat het voor de lezer zaak is zich er steeds rekenschap van te geven onder welke noemer de door Suetonius gepresenteerde feiten zijn gebracht. Meer in het algemeen moet de lezer zich er bij voortduring bewust van zijn dat hij geen verhalend geschiedwerk voor zich heeft in de geest van de Historiën of de Annalen van Suetonius' grote tijdgenoot Tacitus. Tot de kenmerken van het biografische genre, dat in de Oudheid scherp werd onderscheiden van de geschiedschrijving, behoort dat alle aandacht uitgaat naar de hoofdpersoon en dat historische gebeurtenissen, hoe belangrijk ook, alleen van belang zijn voor zover zij bijdragen tot de kennis van zijn leven. Nu wordt de scherpe scheiding tussen iemands persoonlijke geschiedenis en de politieke gebeurtenissen van zijn tijd problematisch wanneer de hoofdpersoon van de biografie een centrale rol speelt in het politieke leven. Deze moeilijkheid is door Cornelius Nepos, Suetonius' voorganger in het biografische genre, in de aanhef van zijn Leven van Pelopidas aldus onder woorden gebracht: ‘Ik ben bang dat ik, als ik de historische feiten begin te behandelen, de indruk wek niet zijn leven te verhalen, maar een geschiedwerk te schrijven. Als ik echter alleen de hoofdzaken aanstip, bestaat het gevaar dat het voor iemand die minder goed thuis is in de Griekse geschiedenis onvoldoende duidelijk wordt hoe belangrijk deze man is geweest.’ Suetonius hoefde, schrijvend over keizers uit het recente verleden, voor dat tweede risico uiteraard minder bang te zijn. Hij veronderstelt de historische context bij zijn lezers dan ook zonder meer bekend en kan zijn aandacht zodoende volledig richten op de keizer wiens leven hij behandelt. Doordat hij zich niet om de grote politiek hoeft te bekommeren, heeft hij gelegenheid een onnoemelijk aantal anekdotes te vertellen en af te dalen tot details die in de officiële geschiedschrijving geen aandacht waardig gekeurd werden. Deze petite histoire maakt het beeld van de vroege keizertijd, dat vooral bepaald is door de monumentale geschriften van Tacitus, op tal van punten scherper. Om een enkel voorbeeld te noemen: Augustus' wreedheid in de periode tussen de moord op Caesar en zijn definitieve overwinning op Antonius, door Tacitus terloops vermeld, vinden we in Suetonius zorgvuldig uitgewerkt. Diens bonhomie in de omgang met vrienden wordt hier door een reeks voorbeelden geïllustreerd, het duidelijkst in de curieuze citaten uit Augustus' briefwisseling met Tiberius.
Keer op keer geven Suetonius' mededelingen een verrassende kijk op de personen die hij beschrijft. En omdat bij hem het | |
[pagina 64]
| |
Marmeren kop van Tiberius
streven om een afgerond beeld van hun karakter te geven veel minder geprononceerd is dan bij Tacitus, wordt de lezer gedwongen het beeld dat zich al lezende vormt, steeds weer bij te stellen. Is men onder de indruk geraakt van Caesars onverzettelijkheid bij zijn streven naar macht, zoals dat bij Suetonius meer aangeduid dan beschreven wordt, dan is het weer verbluffend te lezen, wat men hem in de senaat over zijn ‘verwijfdheid’ durft toe te voegen. Een verwijfdheid, die, zoals later blijkt, tot in zijn kleding en lichaamsverzorging uitkwam. Augustus, die als jongeman een vader en een zoon liet gokken, wie van beiden de dood moest ingaan, is dezelfde man van wie later verteld wordt dat hij zo graag bikkelde met kleine jongetjes die er leuk uitzagen en aardig konden babbelen. Bepaald beangstigend is de beschrijving van Tiberius. In zijn jeugd uiterst gereserveerd, met een lijzige, hautaine manier van spreken; oud geworden een perverse wreedaard. Deze laatste eigenschap laat zich niet beter illustreren dan met de anekdote over een oude vriend van Tiberius die hem kwam bezoeken, maar terstond werd gearresteerd en gefolterd, om vervolgens, toen Tiberius de vergissing bemerkte, te worden omgebracht (Leven van Tiberius 62). Het ontbreken van een geprononceerde visie op zijn personages en zijn neiging alles wat hij gevonden heeft te gebruiken maken dat Suetonius weinig selectief te werk gaat bij het presenteren van zijn omvangrijke materiaal. Hij laat vriend en vijand aan het woord; ook de meest onwaarschijnlijke aantijgingen aan het adres van de keizers zijn in zijn werk te vinden. Bij weinig auteurs staat zoveel laster en achterklap te lezen als bij Suetonius, zodat wij ons een beeld kunnen vormen van de vulgaire middelen waarmee de politieke strijd in de door hem beschreven periode werd gevoerd. Het zou evenwel onjuist zijn de waarde van Suetonius voor de geschiedschrijving te bagatelliseren. Moderne historici zijn het er in het algemeen over eens, dat hij zelden of nooit uit vooringenomenheid materiaal achterhoudt of de waarheid geweld aandoet. Het zijn echter niet alleen de opzienbarende details die Suetonius' keizerlevens tot belangwekkende lectuur maken. Hij heeft een grote belangstelling voor de cultuurhistorie, wat bij een auteur van literaire biografieën geen verwondering wekt. Hij somt de literaire werken van de keizers op, noemt hun voorkeuren op dit gebied en karakteriseert hun stijl. In deze zaken toont hij zich zeer competent. Uit zijn eigen stijl spreekt dezelfde distantie die hij ook tegenover zijn personages in acht neemt. Hij schrijft koel en zakelijk. Emotionele passages zijn zeer zeldzaam en het eigenlijk nooit wordt de aandacht plotseling getrokken door een opvallende woordkeus of een gelukkig gekozen adjectief. Iedere literaire ambitie schijnt hem vreemd te zijn. Men heeft in zijn karakteristiek van Augustus' stijl - met de nadruk op diens sober- | |
[pagina 65]
| |
heid en duidelijkheid en zijn zorg voor correct taalgebruik - wel gemeend de eisen te herkennen die hij aan zijn eigen stijl moet hebben gesteld. Dat neemt niet weg dat hij het de lezer dikwijls moeilijk maakt door de lengte van zijn zinnen en de compacte vorm waarin hij zijn mededelingen giet. De droge, wetenschappelijke stijl waarin Suetonius schrijft vormt vaak een allermerkwaardigst contrast met de bizarre, soms onthutsende feiten die hij van tijd tot tijd vermeldt. Een enkele keer vraagt men zich af of er soms een bewust understatement wordt gebruikt of dat er ironie in het spel is, maar vermoedelijk zouden wij de welwillendheid ten aanzien van Suetonius te ver drijven door dit aan te nemen. De keizerlevens hebben in Suetonius' tijd en in de eeuwen die volgden veel succes gehad. Het beste bewijs daarvoor is wel dat de politieke biografie, zoals Suetonius die gestalte had gegeven, de annalistische geschiedschrijving volkomen heeft overvleugeld. In de Middeleeuwen kiest Einhard, het Leven van Augustus als voorbeeld voor zijn biografie van Karel de Grote. Petrarca prees Suetonius als ‘een zeer betrouwbaar getuige, die, schrijvend over de allermachtigsten, zich noch door vrees noch door persoonlijke voorkeur liet beïnvloeden’. Moderne geleerden hebben minder gunstig over hem geoordeeld. Zijn stijl is velen een doorn in het oog geweest en zijn tijdgenoot Tacitus heeft zoveel bewondering voor zich opgeëist dat er voor Suetonius niet veel meer overbleef dan een wat laatdunkende erkenning van zijn betrouwbaarheid. De studie van F. Leo,Ga naar eind4. die lang als hét standaardwerk over Suetonius heeft gegolden, ondermijnde bovendien het geloof in zijn originaliteit als schrijver van politieke biografieën. Uitgaande van enkele kenmerkende eigenschappen van Suetonius' methode, zoals de reeds genoemde afwisseling van verhalende gedeelten waarin hij de chronologie volgt en beschrijvende stukken ingedeeld in rubrieken, het ontbreken van artistieke pretenties en het streven naar volledigheid in de presentatie van het materiaal, poogde Leo hem een plaats toe te wijzen in de biografische traditie. Hij meende dezelfde karakteristieken te kunnen ontdekken in de levensbeschrijvingen van schrijvers, zoals die door de Alexandrijnse geleerden werden vervaardigd. Nu was het materiaal dat Leo ten dienste stond om zijn stelling te bewijzen uiterst fragmentarisch, zodat hij op reeksen hypothesen was aangewezen. De zwakke punten in Leo's theorie zijn overtuigend aangetoond door Steidle,Ga naar eind5. die Suetonius tekent als typisch vertegenwoordiger van het Romeinse realisme. De belangstelling van de Romeinen voor feitelijke gegevens over het leven van historische figuren illustreert hij met een overvloed van verwijzingen naar inscripties en lijkredes en met citaten uit historici, redenaars en dichters. Met zijn zin voor het concrete detail en de precieze weergave - kenmerkend ook voor de Romeinse portretkunst - heeft Suetonius een werk geschreven dat meer is dan alleen een enigszins onhandige adaptatie van een Grieks genre. Het weerspiegelt veeleer de Romeinse visie op het leven van een mens, nuchter, zakelijk en exact.
Daan den Hengst is verbonden aan de vakgroep Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde van de Universiteit van Amsterdam. |
|