Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Wie heeft Goliath gedood?
| |
[pagina 50]
| |
die zich bevinden in het Israëlitische leger dat onder leiding van koning Saul tegen de Filistijnen vecht. Na enige verwikkelingen verslaat David de Filistijnse voorvechter, een zekere Goliath uit de plaats Gath, wiens lans ‘een schacht als een weversboom’ heeft. Dan vatten de andere Israëlieten ook moed en verslaan ze de Filistijnen. Davids aanzien stijgt razendsnel en hij mag trouwen met de dochter van de koning. Door deze en andere overwinningen wordt Saul jaloers en achterdochtig en hun relatie verzuurt. Onder invloed van de boze geest probeert Saul David een paar keer onverwacht zelf te doden met zijn speer (die hij blijkbaar onder handbereik houdt), en na een van die voorvallen stuurt hij soldaten naar het huis van David, die hem 's morgens moeten weghalen en ombrengen. Door een list van zijn vrouw Michal (de dochter van Saul) kan David ontkomen, en hij vlucht naar Samuël en vertelt hem wat er gebeurd is. Dan begint voor David een lange periode van vluchten voor Saul, die pas eindigt wanneer Saul sneuvelt tegen de Filistijnen en het koningschap over Israël David als het ware in de schoot geworpen wordt. De latere regering van David, zijn zonde in de zaak van Batseba, die hij trouwt nadat hij haar man Uria heeft laten ombrengen, de resulterende onrust in zijn familie en de mislukte opstanden van zijn zonen Absalom en Adonia, gevolgd door de troonsbestijging van zijn andere zoon Salomo, noem ik hier nu alleen kort.
Wat zelfs bij een oppervlakkige blik op de diverse episodes uit het bijbelse leven van David opvalt, is dat er gedeelten in verschillende, duidelijk te onderscheiden literaire genres tussen zitten. De handeling wordt hoofdzakelijk gedragen door verhalen in eenvoudig verhalend proza, maar daartussen vinden we poëtische hoofdstukken, waarin één van de hoofdpersonen reflecteert op de gebeurtenissen die er geweest zijn of - interessanter - op dingen die op het verhaalde ogenblik nog in de toekomst liggen. Nog interessanter is, dat er ook lijsten van namen tussen zitten, die een duidelijk administratief karakter lijken te dragen, net alsof ze zó gekopiëerd zijn van documenten uit de kanselarij van David. We vinden opsommingen van zijn ambtenaren (2 Sam. 8:15-18; 20:23-26), van tegenstanders in de gevechten tegen de Filistijnen (2 Sam. 21:15-22) en van Davids belangrijkste strijders, zijn ‘helden’ (2 Sam. 23:8-39). Die lijsten bevatten hier en daar namen die we ook uit het lopende verhaal al kennen. Je zou natuurlijk kunnen aannemen dat het min of meer toevallig is dat we ze dan hier weer tegenkomen, en dat de oorzaak alleen maar is dat zowel de verhalen als de lijsten betrekking hebben op dezelfde plaats en periode. Je moet dan natuurlijk veronderstellen dat die lijsten beschikbaar waren voor degene die de uiteindelijke vorm van de verhalen rondom David heeft bepaald, de schrijver of redacteur ervan dus. Deze zou dan uit een soort antiquarische interesse deze verder nogal dorre opsommingen hebben opgenomen naast de (volgens het algemeen aanvaarde oordeel) spannende en goed geschreven verhalen. Toch zit er meer aan die lijsten vast dan je in eerste instantie zou denken. Een bekend geval is dat van Absaloms raadgever Achitofel uit de plaats Gilo. Deze zorgt er door zijn verstandig advies bijna voor dat Absaloms opstand tot een succes wordt, en David definitief verslagen. Als zijn laatste advies niet opgevolgd wordt, trekt hij zich terug en verhangt zich. In het lopende verhaal wordt ons nergens verteld waarom Achitofel blijkbaar zo gebeten is op David, maar als we de lijst van Davids helden in 2 Sam. 23 doorkijken, komen we tot onze verbazing naast Batseba's man Uria en nog vele anderen ook tegen een zekere ‘Eliam, de zoon van de Giloniet Achitofel’ (vs. 34). Als we dit combineren met het feit dat de vader van Batse- | |
[pagina 51]
| |
Saul wil David doorboren (gravure van Gustave Doré)
| |
[pagina 52]
| |
ba ook Eliam heet, een detail dat in het verhaal over haar vrij onverwacht vermeld wordt (2 Sam. 11:3), begrijpen we dat de tekst aangeeft dat Achitofel de opa van Batseba is, die via zijn steun aan Absalom het aan zijn dochter aangedane onrecht wreekt. Als je met die wetenschap weer naar het verhaal gaat kijken, worden ook andere handelingen en voorstellen van Achitofel opeens veel begrijpelijker. We zien aan dit geval dat die lijsten niet alleen relevant kunnen zijn voor het begrijpen van het verhaal, maar blijkbaar ook bewust zijn ingevoegd om die informatie te verschaffen, ongeacht de vraag of die lijsten in deze of een andere vorm ook al bestonden voordat ze in de bijbeltekst werden gezet. Overigens is daar iets heel interessants te zien, wat me vaak een zeker heimelijk genoegen verschaft. De letterlijke bijbeluitleg zoals die vooral in orthodoxe joodse en christelijke kringen gebruikelijk was en is heeft een bepaalde voorsprong op de moderne wetenschappelijke beschouwing van bijbelteksten. Omdat de bijbel het Woord van God zelf is, staan in deze visie lijsten of poëtische teksten er niet voor niets in, en mag, ja, moet je ze binnen de context van het geheel uitleggen. Zo is de zojuist gedane observatie over Achitofel en zijn relatie tot Batseba regelmatig te vinden in de rabbijnse literatuur en in orthodoxe christelijke commentaren, terwijl moderne wetenschappelijke commentaren het er vaak een beetje moeilijk mee hebben. Daar wordt namelijk vastgehouden aan het (a priori heel aannemelijke) idee van een min of meer geleidelijke groei van de tekst van de grote Geschiedenis van Israël, die we in de eerste boeken van het Oude Testament vinden (Genesis tot en met 2 Koningen), en die de geschiedenis van het volk Israël en zijn voorouders beschrijft vanaf de schepping van de wereld tot aan de inname van Jeruzalem door de Babyloniërs in 587 v. Chr. Grotere verhalende eenheden zouden afzonderlijk gecirculeerd hebben, en later bij elkaar zijn gevoegd en aangevuld met andere verhalen over hetzelfde onderwerp, met administratieve teksten die min of meer toevallig over waren en met gedichten die in de mond van één of meer van de hoofdpersonen gelegd konden worden.Ga naar eind1. Zelfs literaire onderzoekers die normaal van de eenheid en correctheid van de Hebreeuwse tekst uitgaan, zonderen (om maar een enkel voorbeeld te noemen) de slothoofdstukken 21-24 van het boek 2 Samuël daar meestal van uit, omdat we daar verhalen over David buiten de chronologische volgorde van de rest, door hem uitgesproken poëtische teksten en lijsten met betrekking tot zijn regering bij elkaar vinden. In die betrekkelijk rustige vijver heb ik enige tijd geleden een grote steen gegooid door te betogen dat de Bijbelse Geschiedenis in de vorm zoals we die nu hebben helemaal niet het produkt van een ingewikkelde tekstgeschiedenis hoeft te zijn, maar waarschijnlijk doelbewust geschreven is als één werk dat de geschiedenis van het volk Israël beschrijft volgens het model van het geschiedwerk van de Griekse geschiedschrijver Herodotus over de Grieks-Perzische oorlogen in de jaren 492-479 v. Chr. Beide werken beschrijven bij alle verschillen, die wel degelijk zeer groot zijn, de verovering van een land (Kanaän, resp. Griekenland) door een enorm leger dat onder de leiding van zijn aanvoerder Mozes resp. de Perzische koning Xerxes het water tussen twee continenten oversteekt, en het weer verloren gaan van de verovering, met als laatste strijdhandeling het beleg van de enige stad die in handen van de veroveraars is overgebleven, respectievelijk Sestos aan de Hellespont en de Judese hoofdstad Jeruzalem, en blijkbaar is ook het geraamte van de vertelling, in het bijzonder in de boeken Genesis - Deuteronomium, aan Herodotus ontleend.Ga naar eind2. Die opzet van de Bijbelse Geschiedenis verklaart in één klap het relatieve succes van een beschouwing van deze boeken als een eenheid: niet omdat ze van goddelijke oor- | |
[pagina 53]
| |
sprong zijn, maar omdat één enkele zeer vaardige schrijver of samensteller het materiaal op uitermate bekwame wijze geordend heeft, ergens in de laat-Perzische of vroeg-Hellenistische tijd (tussen ongeveer 425 en 300 v. Chr.). Dat betekent aan de ene kant dat de abstracte figuur van de ‘verteller’, de lichaamloze stem die ons de bijbelverhalen meedeelt maar zich van oordelen en van mededelingen over zichzelf onthoudt, zoals die veelal gebruikelijk is bij literaire beschouwing van bijbelteksten, veel tastbaarder en persoonlijker wordt dan we ons ooit hadden kunnen indenken. Aan de andere kant houdt dit in dat het legitiem en zelfs gewenst is om de Hebreeuwse bijbeltekst zoals we die nu hebben eerst te proberen te verklaren vanuit zijn (of haar) literaire conventies in plaats van meteen over te gaan tot vermoedens over een vroegere gedaante van de tekst. Natuurlijk is het ook binnen het kader van deze theorie denkbaar dat er nog gesleuteld is aan de tekst tussen het ontstaan en de vertaling in het Grieks, de zogenaamde Septuaginta, uit de derde eeuw v. Chr., maar de tijd voor dat soort wijzigingen wordt wel relatief kort, en ook om andere redenen lijkt het waarschijnlijk dat de tekst van de Bijbelse Geschiedenis al in een vroeg stadium precies is vastgelegd.Ga naar eind3. Dat houdt overigens niet in dat men moet proberen om klaarblijkelijke tegenspraken binnen de tekst te harmoniseren, maar eerder dat men moet bepalen of er werkelijk sprake is van tegenspraken, en daarna vast te stellen of deze voortkomen uit onachtzaamheid van schrijver of redacteur of uit een blijkbaar bewust naast elkaar zetten van elkaar tegensprekende gegevens.
Naar mijn mening zijn er vrij veel gevallen aan te wijzen waarin de verteller zijn lezers tegenstrijdige inlichtingen verschaft. Een klassiek voorbeeld zijn de twee verhalen over de schepping van mens en wereld zoals we die vinden aan het begin van het boek Genesis. In het eerste hoofdstuk is sprake van een schepping in zes dagen, waarbij de mens aan het eind van alles geschapen wordt, vanaf Genesis 2:4 vinden we een verhaal waarin de mens nu juist aan het begin van alles geschapen wordt. Over die twee scheppingsverhalen is ongehoord veel geschreven. In laatste instantie zijn ze het uitgangspunt geweest voor een historisch-kritische beschouwing van de oorsprong van de vijf zogenaamde Boeken van Mozes, de eerste vijf boeken van de bijbel, waarbinnen men een aantal verschillende bronnen onderkent, die op een gegeven ogenblik bij elkaar gevoegd zouden zijn. Ik kan daar hier niet te diep op ingaan, maar zou zeggen dat het een goed idee is om eerst maar eens duidelijk te zeggen, dat die verhalen die elkaar tegenspreken inderdaad naast elkaar gezet zijn, en dat de schrijver of redacteur er blijkbaar geen probleem in zag om twee versies van één gebeuren naast elkaar te zetten op de meest in het oog lopende plaats van het hele werk. Laat je die mogelijkheid eenmaal toe, dan blijken er veel meer mogelijke gevallen te zijn van dit verschijnsel. Blijkbaar biedt de Bijbelse Geschiedenis niet zelden alternatieve versies naast elkaar aan, zonder een keus te maken of zelfs maar te stellen dat we hier te maken hebben met afzonderlijke versies. Al hebben we deze gedachten over de functie van lijsten en het voorkomen van tegenspraken in het achterhoofd, we zijn nog steeds verbaasd als we in een lijst van een aantal Filistijnen die door Davids helden verslagen zijn lezen: ‘Elhanan, de zoon van de Bethlehemiet Jaäre-Oregim, versloeg de Gathiet Goliath, die een speer had met een schacht als een weversboom’ (2 Sam. 21:19). Hoe nu? Is dit nu dezelfde Goliath wiens nederlaag tegen David zo uitgebreid werd beschreven in 1 Sam. 17? Daar werd hij toch echt helemaal doodgemaakt, David sneed volgens het verhaal zelfs zijn hoofd af en nam dat mee. Toch moeten we hier wel | |
[pagina 54]
| |
David met het hoofd van Goliath (bronzen beeld van Verrocchio, Nationaal Museum/Bargello, Florence)
te maken hebben met dezelfde reus: zijn naam, plaats van herkomst en zelfs de beschrijving van zijn speer stemmen precies overeen. Traditionele godsdienstige uitleggers proberen wel te harmoniseren door aan te nemen dat Elchanan een andere naam voor David zou zijn (in de context van deze lijst is dat natuurlijk onwaarschijnlijk), en de latere bewerking in het bijbelboek Kronieken maakt van het slachtoffer het broertje van Goliath. In ieder geval is duidelijk dat de Hebreeuwse tekst zoals wij die kennen ons voor grote problemen stelt. Nu is het idee dat de verteller, in het bijzonder van de gebeurtenissen rondom David, zijn lezers een aantal malen opscheept met lastige knopen in zijn verhaal, niet nieuw. In het bijzonder als het gaat om de manier waarop sprekend ingevoerde personages hun versie van de werkelijkheid geven is achterdocht eigenlijk steeds op zijn plaats. Niet alleen is hun verhaal niet altijd erg aannemelijk, vaak wordt door literaire middelen gesuggereerd dat ze op zijn minst niet de hele werkelijkheid weergeven, en soms is hun weergave zonder meer in strijd met wat elders als werkelijk gebeurd wordt verteld. Een beroemd geval is dat van Mefiboseth, een zoon van koning Saul, en zijn knecht Ziba. Als David moet vluchten voor de opstand van zijn zoon Absalom, komt Ziba hem tegen met levensmiddelen die David in staat stellen snel verder te vluchten, zijn strijdkrachten te verzamelen en Absalom te verslaan. Ziba zegt dat Mefiboseth zit te wachten om van de opstand van Absalom gebruik te maken om zijn eigen claims op de troon weer te laten gelden. David geeft dan al het bezit van Mefiboseth aan Ziba. Bij zijn terugkomst wordt David begroet door Mefiboseth, die vertelt dat Ziba zijn voor David klaarstaande levensmiddelen en rijdier heeft gestolen. David beveelt dan dat de twee de bezittingen van Mefiboseth zullen delen. De lezer kan dit gecompliceerde geval, en de manier waarop David deze ingewikkelde knoop doorhakt, honderd keer van verschillende kanten bekijken, maar komt er niet uit: er zijn twee versies van de werkelijkheid en het blijft in het duister welke van de twee de juiste is. Beide versies leiden echter tot de steun aan David op het ogenblik dat hij die het meest nodig had.Ga naar eind4. Een andere in de literatuur vaak besproken zaak is de dood van koning Saul. In het laatste hoofdstuk van het boek 1 Samuël wordt | |
[pagina 55]
| |
ons verteld hoe Saul tijdens de strijd tegen de Filistijnen in het nauw gebracht wordt. Hij vraagt zijn wapendrager om hem te doden, omdat hij bang is levend gevangen genomen te worden door de Filistijnen. Deze weigert, waarop Saul zich in zijn eigen zwaard stort en de wapendrager zijn voorbeeld volgt. In het direct daarop volgende eerste hoofdstuk van het boek 2 Samuël vervoegt zich een onbekende jongeman uit het volk van de Amalekieten bij David met een merkwaardig verhaal. Hij bevond zich naar zijn zeggen bij toeval op het slagveld van Filistijnen en Israëlieten en zag daar Saul in het nauw gebracht worden. Die vertrouwde hem toe dat hij niet gevangen genomen wilde worden door de Filistijnen en vroeg om hem te doden, wat de Amalekiet inderdaad deed, althans volgens zijn eigen verhaal. Hij vertelde verder dat hij Sauls koninklijke versieringen, waaronder zijn diadeem, had meegenomen en bood die aan David aan, ongetwijfeld een beloning verwachtend. Dat David daar niet op inging en de Amelekiet liet doden is in dit verband voor ons van minder belang: waar het ons om gaat zijn de twee afwijkende, maar toch intrigerend gelijkende verhalen over de dood van Saul. J.P. Fokkelman heeft laten zien dat de enige manier om dit probleem op te lossen is om met de tekst mee te gaan denken en een hypothese op te stellen hoe het in ieder geval gegaan kan zijn: een goede verklaring is dat de Amalekiet vanuit een schuilplaats of iets dergelijks het gesprek tussen Saul en zijn wapendrager gevolgd heeft, en elementen daaruit gebruikt heeft voor zijn eigen leugenachtige verhaal, waarin hij zichzelf plaatst in de rol van de wapendrager. De koninklijke attributen heeft hij waarschijnlijk geroofd na de dood van beiden.Ga naar eind5. Nu is dat natuurlijk een mooie oplossing voor dit complexe probleem, maar daarmee zijn we er helaas nog niet. Opnieuw in een van de verhalen aan het eind van 2 Samuël vinden we een verwijzing naar een verhaal over wat er gebeurde met het lijk van koning Saul, ‘toen de Filistijnen Saul op Gilboa neergeslagen hadden’ (2 Sam. 21:12); diverse moderne vertalingen hebben het over ‘verslagen’, maar dat is een poging tot harmonisatie. In werkelijkheid geeft het Hebreeuwse werkwoord hikka in een dergelijke context zonder meer het doden in de strijd aan, terwijl in het verhaal over de dood van Saul duidelijk gemaakt wordt dat hij zelfs nog niet gewond was toen hij zelfmoord pleegde. Dit verhaal weerspreekt dus het eerdere relaas volledig. Het is wellicht geen toeval dat ook dit zekerheden verstorende stukje informatie aan het eind van 2 Samuël staat, waar we wel meer vinden wat de resultaten van onze eerdere lectuur op zijn kop zet. Dat is op zich wel vaker opgemerkt, en een van degenen die daarover geschreven hebben heeft het resultaat dan ook mooi gekarakteriseerd als een ‘engineered collapse of reader confidence’.Ga naar eind6.
We hebben dus gezien dat de vermelding van de dood van Goliath in de lijst in 2 Sam. 21 het verhaal in 1 Sam. 17 zonder meer tegenspreekt. Daardoor gaan we nog eens wat aandachtiger naar dat verhaal en wat eromheen staat kijken. Nu is er al vaak opgemerkt dat de verhalen over de manier waarop David aan het hof van Saul verzeild raakt onderling duidelijk wringen. Het is waarschijnlijk dat de makers van de Septuaginta dat ook gezien hebben, en om die reden de twee tot één eenheid verweven hebben. Er zijn inderdaad een aantal problemen met het samen lezen van de hoofdstukken 1 Sam. 16 en 17, waarvan zeker niet het geringste is dat koning Saul blijkbaar de man die voor hem bijna dagelijks muziek speelt en die hij bovendien tot zijn wapendrager gemaakt heeft (1 Sam. 16:21) niet herkent als hij uitgebreid met hem te maken heeft in de episode met Goliath (1 Sam. 17:31-39 en 55-58).Ga naar eind7. Maar daar blijft het niet bij. Bepaalde stuk- | |
[pagina 56]
| |
David speelt cither voor Saul (collectie: Jewish Museum of New York)
jes informatie die we in het ene hoofdstuk zien staan, vinden we in het andere in een net even andere vorm, maar wel met exact dezelfde inhoud; voor dit doel worden beide helften van hoofdstuk 16, respectievelijk over de zalving van David en zijn komst naar het hof om te musiceren, het beste samengenomen. Isai heeft acht zonen: in hoofdstuk 17 staat het precieze aantal vermeld (vs. 12), in hoofdstuk 16 wordt eerst gesproken over zeven zonen, en komt aan het eind David nog op de proppen (vs. 10-11); David wordt zowel in 16:11 als 17:14 als de jongste omschreven. De oudste drie heten respectievelijk Eliab, Abinadab en Samma: in hoofdstuk 16 kijkt Samuël ze alle drie vol verwachting aan, bij ieder van hen denkend dat dít toch wel de uitverkoren koning moet zijn (vs. 6-9), in hoofdstuk 17 worden zij nog eens bij name genoemd als degenen die samen met koning Saul zijn opgetrokken tegen de Filistijnen (vs. 13). In hoofdstuk 16 hoort Isaï, die in beide hoofdstukken geïntroduceerd wordt als iemand die blijkbaar niet eerder genoemd is, blijkbaar bij de oudsten van de stad Bethlehem (vs. 4-5), in 17 wordt er nog eens uitgebreid verteld dat hij destijds al oud was (vs. 12) - een noodzakelijke voorwaarde om tot de groep van de ‘oudsten’ toe te treden! (In het Hebreeuws is er trouwens geen verschil tussen de woorden die hier vertaald zijn als ‘oud’ en ‘oudste’.) Het uiterlijk van David wordt twee keer beschreven: ‘Hij nu was rossig, ook had hij mooie ogen en een schoon voorkomen’ (16:12), respectievelijk ‘... omdat hij nog jong was, rossig, schoon van gestalte’ (17:42). Het blijft knagen aan de lezer: de verhalen kunnen niet allebei waar zijn, en de verdubbeling van informatie wijst er ook op dat we te maken hebben met alternatieve verklaringen van Davids aanwezigheid aan het hof van koning Saul. Je gaat dus naar het vervolg kijken, en tot onze verbazing vinden we dat beide verhaalslijnen daar naast elkaar doorlopen als twee parallelle werkelijkheden: je kunt het verhaal als één geheel lezen met bepaalde logische problemen, maar beide versies zijn afzonderlijk ook voldoende om de voortgang van de handeling te verklaren, en leveren dan geen grote inhoudelijke problemen meer op. De ‘boze geest’, die de aanleiding was om David voor Saul op de citer te laten spelen, brengt hem ertoe om tweemaal te proberen David, die ‘zoals elke dag’ voor hem aan het spelen is, onverwacht met zijn speer te doorsteken (resp. 1 Sam. 18:11 en 19:9-10). Beide keren mislukt dat. Ondertussen wil Saul, jaloers geworden door Davids militaire successen, hem uit de weg ruimen omdat hij populairder onder de bevolking geworden is dan hijzelf. Nergens worden deze twee motieven met elkaar in verband gebracht, ze hebben zelfstandig als resultaat dat Saul uit is op het leven van David. Als om deze verdubbelde verhaalslijnen weer bij elkaar te laten komen, eindigen ze | |
[pagina 57]
| |
beide met een beschrijving van de vlucht van David bij Saul vandaan in vrijwel dezelfde woorden, respectievelijk ‘Daarop vluchtte David en ontkwam in die nacht’ (1 Sam. 19:10) en ‘hij ging ['s nachts] op de vlucht en ontkwam’ (1 Sam. 19:12). Vrijwel deze zelfde woorden worden weer opgenomen als het verhaal, deze keer weer in eenduidige, enkelvoudige vorm, verder gaat met de aankomst van David bij de profeet Samuël: ‘Nadat David gevlucht en ontkomen was, kwam hij bij Samuël te Rama en deelde hem mee al wat Saul hem aangedaan had.’ (1 Sam. 19:18) In het vervolg komen we twee keer een verwijzing naar de episode van David en Goliath tegen. De eerste keer is als David op de vlucht is voor Saul en aankomt bij het heiligdom in de plaats Nob. De priester Achimelech geeft hem onder andere een zwaard, dat hij omschrijft als ‘het zwaard van de Filistijn Goliath, die u verslagen hebt in het Terebintendal’ (1 Sam. 21:9, verg. ook 22:10), dat daar blijkbaar in het heiligdom bewaard werd: een schijnbaar overbodige vermelding van Davids heldendaad. Het tweede geval is het al besprokene in de lijst in 2 Sam. 21:19, dat haaks staat op het eerste, en de dood van Goliath toeschrijft aan de onbekende Elhanan, zonder duidelijk te maken wanneer dat precies gebeurd moet zijn; de context suggereert een latere periode van de regering van David. Kortom, de lezer wordt steeds weer op het verkeerde been gezet, en er is feitelijk voor hem of haar geen manier om uit te maken wie nu werkelijk Goliath gedood heeft. Als David Goliath niet gedood heeft, dan moet hij op een andere manier kennis gemaakt hebben met Saul, en daartoe dient het verhaal over het citerspelen zich als een goede vervanging aan. Als om ons duidelijk te maken dat een keuze voor dat verhaal ook niet de oplossing is, staat er dat de priester Achimelech ondubbelzinnig verwijst naar Davids overwinning over Goliath. Als ware het om het ons ook onmogelijk te maken om uit een later verhaal over Davids kinderloos gebleven vrouw Michal (2 Sam. 6:20-23), die ook een rol speelt in het verhaal over de nachtelijke ontsnapping dat voortgaat op dat van David en Goliath, te concluderen dat dit misschien toch het meest waarschijnlijke is, komt ze in 2 Sam. 21:8 nog eens voor, maar nu gehuwd met een zekere Adriël en in het bezit van maar liefst vijf zonen.Ga naar eind8. Kortom, we dwalen door een spiegelpaleis dat de schrijver van Davids biografie voor ons heeft ingericht, en zolang we binnen de termen van het verhaal blijven is er geen mogelijkheid om eruit te komen.
We hebben gezien dat de beschrijving van het leven van koning David in de bijbel een zeer bijzonder soort van biografie is: het lijkt de bedoeling van de schrijver ervan te zijn om de zekerheid van de uitkomst van zijn verhaal, de vestiging van de dynastie van David, op een unieke manier te benadrukken, door bij de lezer onzekerheid te scheppen over vrijwel alles wat ligt op de weg ernaartoe. De motieven van de mensen voor hun handelingen, wat ze over elkaar zeggen en de verhalen die ze over de gebeurtenissen vertellen, op ieder gebied wordt de lezer steeds weer op het verkeerde been gezet. Niet alleen kunnen we twijfelen aan de waarheid van wat door de hoofdpersonen van het verhaal gezegd wordt, die twijfel wordt ook ondersteund door de manier van weergave en de door de verteller verschafte inlichtingen. Soms staan er verschillende versies van de werkelijkheid tegenover elkaar, waaruit geen absoluut juiste keuze mogelijk blijkt te zijn. In het beroemde geval van de dood van Saul denken we uit het vertelde verhaal en een leugenachtige weergave de precieze loop van de gebeurtenissen te kunnen reconstrueren, maar een aantal hoofdstukken verder worden we weer op onze positie van machteloze en onzekere lezer gedrukt worden doordat het allemaal | |
[pagina 58]
| |
weer anders heet te zijn gebeurd. Tenslotte zijn er gevallen - en eigenlijk heeft nooit iemand dat volledig onderkend - waarin blijkbaar doelbewust tegenspraken in het verhaal zijn aangebracht, verschillende versies van de beschreven gebeurtenissen die niet allebei waar kunnen zijn, maar ons als lezer door de schrijver toch beide worden aangeboden zonder dat hij zijn eigen twijfel of die van ons verwoordt door beide of één ervan in te kaderen als een verhaal uit de tweede of derde hand (wat hij elders wel degelijk regelmatig doet); de persoonlijke twijfel kan niet aangegeven worden door de beperkingen die de verteller van de Bijbelse Geschiedenis zich nu eenmaal in het algemeen heeft opgelegd. Het geval dat we in enig detail bekeken hebben, de vraag op welke manier Davids kennismaking met Saul en hun onderlinge vervreemding hebben plaatsgevonden, blijkt wel zeer ongewoon te zijn. Twee onderling niet verenigbare verhalen over hun kennismaking zijn in hoge mate parallel opgezet door opbouw en gebruik van terminologie, en beide hebben een vervolg in wat daarna komt. Ze zijn zozeer in elkaar vervlochten dat het lijkt alsof we met één continu verhaal te maken hebben, en op de fundamentele onverenigbaarheid worden we pas gewezen als in een lijst aan het eind van de serie hoofdstukken over koning David plompverloren wordt meegedeeld dat de Filistijnse reus Goliath gedood is door een onbekende stadgenoot van David, waaruit we wel moeten concluderen dat het op zijn minst twijfelachtig is of David dit gedaan heeft. Een van de belangrijkste functies van het opnemen van de lijsten van Davids ambtenaren, zijn tegenstanders en zijn dapperste soldaten blijkt te zijn om de lezer te wijzen op deze fundamentele onzekerheid door in het verhaal zelf niet aangegeven informatie te verschaffen en zelfs door de in het verhaal voor waar gegeven informatie te weerspreken en onze ogen te openen voor andere tegenspraken in die zo bijzondere levensbeschrijving van koning David.
Dit artikel is opgedragen aan de nagedachtenis van Ruth Foppema-Wolf (1918-1995), auteur van vele biografieën, met wie ik vele jaren geleden deze verhalen gelezen heb.
Dr. J.W. Wesselius is universitair docent Hebreeuws en Aramees aan de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Amsterdam. |
|