Mémoires van Rob Nieuwenhuys
Gé Vaartjes
In 1954 publiceerde Rob Nieuwenhuys onder zijn pseudoniem E. Breton de Nijs de roman Vergeelde portretten uit een Indisch familiealbum. Het boek was een mengeling van fictie en werkelijkheid, gebaseerd op Nieuwenhuys' herinneringen aan zijn jeugd en familie in Nederlands-Indië. De historische werkelijkheid was door de schrijver naar zijn hand gezet en herschapen tot een nieuwe, literaire realiteit. Als op een bal masqué wandelen zijn familieleden in de roman rond: geschminkt, gemaskerd, onder andere namen, maar voor de auteur herkenbaar aan hun manier van lopen, het timbre van hun stem. Nieuwenhuys is met zijn gestorven familieleden blijven leven. Decennia na hun dood voelt hij nog steeds hun aanraking, hoort hij hun stemmen, ruikt hij de geuren van de décors waartegen hun levens geleefd werden. Nu hij zelf, hoogbejaard, oog in oog staat met einde, vergankelijkheid en herinnering is de behoefte ‘vergeelde portretten’ te bekijken en erop te reflecteren sterker dan ooit.
Zó stel ik mij de sfeer voor waarin Rob Nieuwenhuys enkele jaren geleden een autobiografische ‘roman’ over zijn kinderjaren begon te schrijven. Het werk is nog niet af - de hoge leeftijd van de schrijver speelt hem parten - maar bij wijze van voorpublicatie zijn nu twee hoofdstukken in boekvorm verschenen: De stem van mijn ouders gevolgd door De schim van nènèk Tidjah. De twee ‘verhalen’ zijn kritisch-liefdevolle portretten van Nieuwenhuys' ouders en zijn nènèk (‘lijfmeid’) Tidjah, twee minibiografietjes uit tempo doeloe.
Op een soort verzorgde conversatietoon vertelt Nieuwenhuys over zijn familie, zijn jeugd, ‘zijn’ Indië en zijn emotionele reflecties daarop. Figuren uit Vergeelde portretten keren terug, maar nu zonder masker en onder eigen naam. Het resultaat is Indië-literatuur op hoog niveau, met Couperiaanse ooms, tantes en ruisende regenbuien.
En passant geeft Nieuwenhuys ons een kijkje in de autobiografische keuken, waarin de biograaf ook voor hem smakelijke ingredienten vindt: brieven, foto's, mondeling doorvertelde of opgeschreven herinneringen, kranten, eigen ervaringen. Het hoeft overigens geen betoog dat deze memoires voor een latere Nieuwenhuys-biograaf waardevol materiaal bevatten.
De achterflap van de vierde druk van Vergeelde portretten, een Salamanderpocket uit 1960, geeft een citaat van Rob Nieuwenhuys: ‘Ik heb nooit een kroniek willen schrijven en ook geen mémoires die “nergens liegen”, maar nog minder een familieverhaal in de vorm van een familiekroniek.’ Gelukkig, dat mensen veranderen en zo ongemerkt de dwingende betekenis van het woord ‘nooit’ relativeren.
Het wachten- ik beken: met enig ongeduld - is nu op Nieuwenhuys' volledige memoires, die gaan verschijnen onder de titel Sinjo Robbie. De voorpublicatie werkt als een ware cliffhanger.
Rob Nieuwenhuys. De stem van mijn ouders gevolgd door De schim van nènèk Tidjah (Oude Tonge, Huis Clos, 1995, 64 p.; fl.20,00, -)