berg), maar ook uit bij voorbeeld het Russisch (Gorki), Engels (Wilde) en Frans (De Balzac).
Een overzicht en karaktersisering van het gehele fonds geeft Funke in het zevende hoofdstuk. Zo'n hoofdstuk is natuurlijk interessant. Van een uitgever wil je weten welke bijdrage hij heeft geleverd aan de Nederlandse cultuur. Het lukte Meulenhoff ook enkele Nederlandse kopstukken aan zich te binden. Naast werk van Cyriel Buysse, Maurice Gilliams, Augusta de Wit en Jan Gresshoff was vooral de uitgave van het werk van Arthur van Schendel een goede greep.
Voor een goede bespreking van die contacten met Nederlandse auteurs heeft Funke door haar beknoptheid geen plaats. Waarom juist een Van Schendel opnemen in je fonds? Wat trok hem zo in het werk van Gresshoff? Waren het vooral economische motieven of meer literaire argumenten waardoor deze uitgever zich liet leiden? De ruimte is er niet om dit soort vragen uitvoerig te beantwoorden.
Ook over het persoonlijke leven blijft de lezer op sommige punten in het ongewisse. Wat voor invloed heeft het vroege sterven van zijn moeder op de jonge uitgever gehad? Durfde hij daarom pas op zesendertigjarige leeftijd een verhouding te beginnen met Rebecca Clasina van Poel? Het zijn maar een paar interessante kwesties die de biografe moet laten liggen.
Ondanks de beperkte ruimte lukt het Funke toch om iets van de mens Meulenhoff te laten zien. Hij was een feestneus, die aan elke bijzondere gelegenheid een creatieve bijdrage in bij voorbeeld de vorm van een gedicht leverde. Door de getuigenissen van zijn dochter Ariette weten we dat hij ook een toegewijde vader was, die rijmpjes en versjes voor zijn kinderen bedacht. Hij bundelde ze zelfs onder de titel Het Morgenzonnetje.
Het is duidelijk dat je met deze eigenschappen niet de basis kunt leggen voor een groot uitgeversconcern. Johannes Marius Meulenhoff was ook een enorme doorzetter. In het begin van zijn loopbaan kreeg hij vaak van gevestigde boekhandelaren te horen dat hij maar met zijn onderneming moest stoppen. Voor een nieuweling was volgens hen geen enkele plaats op de vastgeroeste boekenmarkt. Alle boekhandelaren hadden reeds goede relaties met buitenlandse uitgeverijen en zaten echt niet te wachten op een importeur. Meulenhoff liet zich echter niet kisten, ging door en overwon. Terecht smeedde hij zijn initialen om in zijn lijfspreuk Immer met moed.
Vera Funke, Immer met moed. Een portret van de uitgever J.M. Meulenhoff (1869-1939). (Amsterdam, Meulenhoff, 1995. Geïll., 109 blz.)