Biografie Bulletin. Jaargang 5
(1995)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
Biografiekritiek
| |
Een bewuste keuzeDe in 1935 geboren Giebels zet zijn biografie van Nederlands onderkoning in met de levensloop van zijn subject, nog vóór hij hem in zijn inleiding - waar deze levensloop deel van uitmaakt - raak typeert als een ‘redderaar’, die de kunst van het haalbare boven alles stelde, en dat uitdrukte in zijn kernachtige adagium ‘efkes regelen’. Met die visie op Beel als een bestuurder heeft de biograaf Giebels gekozen voor een werkwijze, die nog niet lang geleden, in de jaren zestig en zeventig, als geschiedschrijving werd afgeschreven. Toen gold het primaat van het sociaal-empirisch onderzoek ‘toegelicht met tabellen, kaarten, berekeningen, tablo's en diagrammen’. Nee, schrijft Giebels, gelukkig met de wending die zichL.J.M. Beel, 1946
| |
[pagina 236]
| |
daarná in de geschiedschrijving heeft voorgedaan, ik volg Jan Romein in zijn opvatting dat de biograaf vooral moet weergeven ‘hoe een man de verschijnselen, ontwikkelingen, gebeurtenissen van zijn tijd ondergaat respectievelijk beïnvloedt’. Bovendien weet hij zich bepaald bij Hella Haasses uitspraak dat ‘wie de biografie als werkterrein kiest, heeft gekozen voor het schrijverschap’. De narratieve geschiedschrijving waarvoor de biograaf Giebels zich sterk maakt is geënt op de gedachte van Dilthey dat het leven van het individu de oercel van de geschiedenis vormt vanwaaruit de biograaf die geschiedenis als zodanig kan herschrijven. En om het nog anders te zeggen richt hij zich naar Huizinga's woord: ‘Geschiedschrijving is niet fotograferen, maar beleven’. De biograaf ‘beleeft’ het leven van zijn subject en de subjectiviteit daarvan komt tot uitdrukking in de selectie van het materiaal. Die is bij Giebels veel scherper dan bij Hazeu; waar de bijna fetisjistische bewondering van Hazeu voor het literaire document hem tegenhoudt om veel te elimineren van wat hij tegenkomt, zet Giebels er met groot gemak het mes in. De biograaf van Beel heeft ‘slechts een moeilijk te schatten deel’ van alle boeken, archieven en getuigen beproefd op kennis van zijn subject, en dit deel gereduceerd tot ‘slechts enkele procenten van hetgeen gelezen, gezien en gezegd is’. En van die enkele procenten is dan weer maar vijf procent terug te vinden in de uiteindelijke tekst. Dit kan iedere biograaf-in-spe ter harte nemen. | |
De biograaf is een schrijverDat Giebels vooral als schrijver beoordeeld wil worden demonstreert hij in de laatste twee zinnen van zijn inleiding: ‘Gelijk een roman een gefantaseerde biografie is, zo is de biografie een gedocumenteerde roman. En Harry Mulisch heeft met recht beweerd: het is niet de schrijver maar de lezer die een roman voltooit.’ Nu ja, Mulisch was zeker niet de eerste die zulks heeft opgemerkt, maar dát weet de politicoloog-historicus nu eens niet, ieder zijn vak. Trefzeker gaat hij intussen op zijn doel af: de karakterisering van Beel, een man van horen-zien-en-zwijgen, een stille redderaar, een man met een totnogtoe weinig bespeurd maar duidelijk aanwezig libido. De zwijgzaamheid was zijn kapitaal, dat hij met interest uitzette. Ze gaf zijn omgeving een gevoel van veiligheid. Vanuit die visie schreef Lambert Giebels zijn mijns inziens prachtige biografie. Deze auteur heeft zich in de Werkgroep Biografie altijd een der meest geïnteresseerden getoond als het ging om de praktijk én de theorie van het genre: de vrucht van die belangstelling toont hij nog eens nadrukkelijk in het zestiende en afsluitende hoofdstuk waar hij onder meer met de hulp van Freud, Jung, Rümke en Adler enige irrationele momenten in het leven van zijn subject weet te verklaren: dat Beel pas drie jaar na de middelbare school zijn rechtenstudie opnam, dat hij, die zo behoedzaam te werk ging, begin 1942 ontslag nam als gemeenteambtenaar in Eindhoven zodra de Duitsers een NSB-burgemeester benoemden, en dat hij zich na alle ellende die hij als ministerpresident en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon met Indonesië had gehad nog bereid was op te treden als minister van binnenlandse zaken, terwijl hij reeds de kussens had gevoel van de veilige Nijmeegse hoogleraarszetel. De argumenten die Giebels daarvoor geeft zijn even redelijk als spannend. Giebels, in de jaren zeventig Tweede Kamerlid voor de PvdA, is een katholiek die zijn zaakjes kent en zijn wereld volledig als context voor het leven van de katholiek Beel laat gelden. | |
Het verkavelde domeinMaar wat zeggen de critici nu over deze helder geschreven biografie? Historicus Jan BankGa naar eind2 vindt het maar raar dat de auteur op zoiets als een gedocumenteerde roman had willen promoveren. Bank is zonder meer | |
[pagina 237]
| |
positief over de inzichten en kennis die Giebels laat zien, prijst diens precizie en overtuigingskracht, zijn nieuwsgierigheid en discretie, zijn ervaring in de politiek die voorkwam dat hij ‘een typisch rooms boek’ zou schrijven. ‘De zwier, die er ook bijhoort, geeft dit geleerde werk een aangename bijsmaak’. Dat is de enige zin die misschien een oordeel over de schrijfkwaliteiten van de biograaf verraadt. Ook Jan Joost LindnerGa naar eind3 beoordeelt de biografie als een werk van geschiedschrijving vooral op de inhoud, niet op de vorm. ‘zeer leesbaar voor wie enigszins geïnteresseerd is in de ruige staatkundige geschiedenis van twintig jaar na de oorlog’, that's all. Daarmee is Giebels zeer gewaardeerd als geschiedvorser en -schrijver, maar nauwelijks als biograaf. Het is duidelijk dat deze beoordelaars van zijn biografie geen kaas gegeten hebben van de literaire analyse die aan de literaire kritiek ten grondslag ligt. Hoe anders werd intussen de schrijversbiografie beoordeeld die Wim Hazeu van Slauerhoff publiceerde! Daarvoor slijpen wij de messen. Daarin lijkt het nauwelijks om de inhoud te gaan, die in vijf jaar werk tot stand is gekomen, maar veel meer om de vorm, de visie, de selectie van het materiaal. Ik ben de laatste om dit niet voortreffelijk te vinden, maar er doet zich hier toch iets heel merkwaardigs voor. Mijn constatering is dat wij, als biografen, wel dénken dat er geen principieel verschil is tussen de biografie van een schrijver en de levensbeschrijving van een politicus of andere niet-kunstenaar, maar dat de oordelende buitenwacht dat helemaal niet zo ziet. Het ene type biografie wordt gerekend tot het domein van de literatuur en dus door literaire critici beoordeeld, het andere tot dat van de - als in dit geval, historische - wetenschap, en dus volgens de normen van die twee verschillende categorieën beoordeeld. Mij dunkt: ook dit gegeven is een aanleiding tot bezinning omtrent het verkavelde domein en wat mij betreft tot de aansporing: Goedegebuure, lees en bespreek nu eens dat boek van Giebels, zoals ook de Huygens-biografie van Andriesse op de tafel van de literatuurrecensent terecht had mogen komen. |
|