den van Romein, niet tot de intimiteit van zijn leven werden toegelaten. Het is niet aannemelijk dat er veertig jaar na de dood van zo'n markant persoon niet méér boven water te halen is. In een enkel geval kan de lezer Derkx zelfs op heterdaad betrappen. Enkele jaren voor zijn dood in 1955 voelde Pos zich lichamelijk en psychisch zo beroerd dat hij zich terugtrok in ‘Blaricum, Torenlaan 1, waarschijnlijk een sanatorium’. Een telefoontje naar Blaricum kon er blijkbaar niet af.
* * *
Derkx beoogde, zegt hij in zijn inleiding, geen ‘psychologische biografie’. Hij zal daarmee toch niet bedoeld hebben dat hij de lezer niet met Pos' psyche kennis wilde laten maken? Ik neem aan dat Derkx zich niet wilde wagen aan psychologische ‘analyse’ of speculatie, waarvan inderdaad geen spoor te bekennen is. Dat is verfrissend, maar het ontbreken van een enigszins sprekend portret van de man H.J. Pos is betreurenswaardig, of de fout nu bij Derkx ligt of bij Pos zelf. In ieder geval komt de hedendaagse biografieënlezer, verwend met openbaringen van tot nu toe geheime perversies of op zijn minst buitenechtelijke relaties, er even bekaaid van af als de liefhebber van Oedipuscomplexen.
Maar al is dit boek niet helemaal wat je van een biografie verwacht, er zijn andere redenen die het waardevol maken. Wie in de Nederlandse filosofie een beetje thuis is ziet een fascinerende stoet van oude bekenden langs komen. En van oude koeien, zoals de eeuwige discussies tijdens de Koude Oorlog (moeten we communisten in onze gelederen toestaan?) en de vraag naar de verhouding tussen wetenschap, godsdienst en levensbeschouwing. Dat alles is duidelijk en prettig leesbaar opgeschreven, zeker als je in aanmerking neemt dat het als proefschrift heeft gediend. De samenvattingen van Pos' geschriften bewaren een gelukkig evenwicht tussen uittreksel en samenvattende interpretatie, en getuigen van aanstekelijke, niet te slaafse bewondering.
De bestemming als proefschrift heeft haar sporen achtergelaten in een enorm notenapparaat, een bibliografie die samen met verdere documentatie 86 pagina's beslaat, en een verantwoording van ieder feit met verwijzing naar de bron. Het is een grote verdienste van de auteur dat de leesbaarheid onder dit alles niet lijdt. En als de hoofdtekst prettig leest is al dit bijwerk een welkome toegift. In één opzicht schiet het bijwerk nog tekort: er is in dit boek dat vooral over ideeën gaat wel een register van personen, maar niet van begrippen.
In dit bestek zal ik niet ingaan op Derkx' beschrijving van Pos' filosofische ontwikkeling. Ik werp alleen de vraag op of het juist is de helft van de ruimte te besteden aan het humanisme van Pos. Hij was vanaf 1946, het oprichtingsjaar, bestuurslid van het Humanistisch Verbond en hield filosofische voordrachten op kaderdagen, dus humanist was hij zeker. Toch vraag ik me af of de enorme nadruk op Pos' humanisme niet voortkomt uit annexatiedrift. Een onbevooroordeelde blik op Pos' intellectuele ontwikkeling, zoals door Derkx zelf gepresenteerd, leidt niet tot de conclusie dat hij een humanist was zoals de paus katholiek is. Derkx is beroepshumanist: docent aan humanistische scholen en actief binnen humanistische organisaties. Heeft hij zich Pos misschien posthuum toegeëigend zoals Pos' weduwe deed bij de be-grafenis? Tot ontzetting van Pos' intellectuele vrienden suggereerde zij dat hij zich op zijn sterfbed tot het christendom had bekeerd.
Peter Derkx. H.J. Pos, 1898-1955: Objectief en partijdig. Biografie van een filosoof en humanist (Verloren, Hilversum, 1994).