Biografie Bulletin. Jaargang 5
(1995)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
De leesomgeving van Annie M.G. Schmidt
| |
[pagina 63]
| |
hén mee, maar dat is hetzelfde.’Ga naar eind4
* * * In het duf-provinciaals Zeeuwse klimaat van Kapelle bleek literatuur de enige ontsnappingsmogelijkheid. Dat gold voor Annie's moeder die alle belletrie las die zij kon vinden, de Camera Obscura, Piet Paaltjens en De Genestet, maar ook de gedichten van de Tachtigers en de Forum-generatie. Als vrouw van de dominee las zij wekelijks voor op de krans van de meisjesvereniging Tabitha en op die van de vrouwenvereniging van Kapelle. Tot schrik van de Zeeuwen koos zij daarvoor niet de braaf christelijke lectuur van Van Hoogstraten-Schoch, maar Jane Eyre of de romans van George Eliot. Haar vader, voorganger van de Nederlands Hervormde kerk in Kapelle, compenseerde de benauwenis van de geloofsgemeenschap die hij diende te vertegenwoordigen en de beknelling van zijn huwelijkleven met de lectuur van Nietzsche, Darwin, Freud en Ibsen. Dat leverde hem een eigenzinnig soort geloof op: enerzijds diepe twijfel of Jezus Christus nu wel de zoon van God was, Annie M.G. Schmidt als ‘Zeeuws meisje’
anderzijds een vast geloof in de juistheid van de evolutietheorie. Het huwelijk van haar ouders was niet erg harmonieus. Dominee Schmidt was een tamelijk gesloten figuur die min of meer op aandringen van zijn meisje voor dominee was gaan studeren. ‘Mijn moeders grote verlangen was om mevrouw te worden. Ze was (...) verliefd op een onderwijzer, maar er kwam iedere dag bij haar thuis een jongen langs met een grote plank op zijn schouders, een timmerman, en die was verliefd op haar. Het was een knappe lieve jongen en ze vond hem wel aardig. Op school was hij erg knap geweest, daar had ze informaties over ingewonnen. Toen heeft ze tegen hem gezegd: “Als jij nu eens ging studeren, en je zou bij voorbeeld dominee worden, dan zou ik best met je willen trouwen, maar anders niet”.’Ga naar eind5 Tien jaar later, in 1900, was het zo ver en werd G.M. Bouhuijs mevrouw Schmidt. Een gelukkig huwelijk is het nooit geworden, want ze hield niet van hem. In 1903 werd een zoon geboren, Wim. Daarna volgden twee meisjes die beiden Anna Maria Geertruida werden genoemd, maar vroeg stierven. Toen in 1911 de derde Anna Maria Geertruida geboren werd en in leven bleef, moet haar moeder besloten hebben: ‘dit is mijn kind, daar mag jij niet aankomen’. Zo groeide Annie M.G. Schmidt op als plaatsvervanger voor twee eerdere zusjes en het privé-eigendom van haar moeder. Ze leerde haar vader respecteren omdat hij tot de notabelen van het dorp behoorde, maar elke band of vertrouwelijkheid tussen vader en dochter was taboe. De zondagsschool, de kerk en de koster, en later het huichelachtige gedoe van bevriende dominees die de opgroeiende Annie onheus benaderden, hebben haar al vroeg een dosis scepsis jegens geloof, kerk en de wereld van haar vader bijgebracht. De taal van de bijbel of die van | |
[pagina 64]
| |
zijn zondagse preken is grotendeels langs haar heen gegaan. Zowel maatschappelijk - als dochter van de dominee ging ze anders gekleed dan de dorpskinderen, sprak en leefde ze anders - als in het gezin stond Annie dus volkomen alleen en onder de dictatuur van haar moeder. Die vernederde haar echtgenoot waar iedereen bij was en had de hoogste verwachtingen jegens haar enige dochter. Die moest maar niet trouwen en hard werken om een eigen positie te verwerven in de maatschappij en een beroemd schrijfster worden.Ga naar eind6 Vanuit dat gevoel van altijd alleen en aan de kant staan creëerde Annie Schmidt al vroeg een eigen wereld waarin lezen en het schrijven van gedichtjes een belangrijke plaats kregen. ‘De eenzaamheid die ik als kind van een notabel in een klein dorp voelde, ligt waarschijnlijk ten grondslag aan mijn schrijven. Ik was altijd een outsider, stond altijd aan de kant. Lezen en schrijven waren mijn escape. Ik leefde in een wereld van sprookjes en kinderverhalen. Die fantasiewereld is nog steeds mijn escape-mogelijkheid. Pessimisme mijn voedingsbodem.’Ga naar eind7 ‘Ik zie mezelf nog staan in mijn vaders studeerkamer, in de grote holle pastorie, zoekend in zijn boekenkast naar een mals groen blaadje tussen al die dorre ritselende bruine Vondels en Calvijnen en Woordenboeken. Ik vond zo zelden iets wat ik kon lezen, en ik had zo'n knagende leeshonger, zo'n nooit verminderende, nooit ophoudende leeshonger. Als ik mijn ouders iets kwalijk neem dan is het wel dit, dat ze niet in de eerste plaats vijfhonderd boeken voor MIJ kochten voordat ze zich lakens, theedoeken, paraplu's en juskommen aanschaften. Ik weet wel, ze hadden maar zo'n klein traktement, ze moesten toch al zo ploeteren om rond te komen, ze beseften niet hoe mijn hoofd knorde om meer voedsel, ach, ze konden het niet helpen. Maar ergens blijf ik het een misdaad vinden en ik richt een bestraffende vinger tegen al die ouders die eerst een bowlstel kopen en dan pas kinderboeken. Leeshonger is even erg als iedere andere honger en ik zal nooit vergeten hoe ik daar langs die boekenplanken liep te speuren, snakkend naar iets zonnigs tussen al het doffe gebladerte der theologie. Ik was twaalf. De Kleine Johannes had ik allang uit, Faust van Goethe ook, en alle afschuwelijk melige historische romans van Marjorie Bowen en Ferdinand Huyck, alles wat maar enigszins een vertelsel in zich droeg las ik en de ellenlange vertogen, beschouwingen en beschrijvingen at ik dan maar mee op zoals een hongerige kat desnoods karton vreet als er maar een kabeljauwluchtje aan zit.’Ga naar eind8
* * *
De klassieken van de wereldliteratuur verorberde Schmidt uit de rode 10 cents boekjes. Stuk voor stuk verhalen die haar leven verruimden, haar verbeelding vleugels en vrijheid gaven: bewerkingen van de Odyssee en de Ilias, verhalen van Shakespeare, Gullivers reizen en Griekse sagen. Daarnaast waren er de drie leesportefeuilles thuis. Een populaire met de Panorama, De vrouw en haar huis, de Haagse Post, De Groene Amsterdammer, maar ook Op de Hoogte, De Prins en Het Leven; een deftige met De Nieuwe Gids en Groot Nederland en een buitenlandse waarin de National Geographic, Punch en de Illustrated London News. Op de middelbare school verslond zij traditionele meisjesboeken als De orchidee van 5A, Schoolidyllen van Top Naeff en Joop ter Heul natuurlijk van Cissy van Marxveldt, maar ook Erich Kästner en De Kleine Prins. ‘Er was ook een boek, De sjeik, dat ging over een sjeik met een harem die een Engelse vrouw ontvoerde. | |
[pagina 65]
| |
Een enorme erotische toestand, daar werden we stapelgek van! Als je het nu zou lezen zou je denken “Jezus, zo kuis, was dat alles! maar in die tijd was het heel opwindend, met van die puntjes en zo. Thuis mocht ik zo'n boek natuurlijk niet lezen en borg ik het vlug weg als mijn moeder binnenkwam”.’Ga naar eind9 Er was op die HBS overigens weinig plaats/erkenning voor haar droom- en fantasiewereld. De opstellen die zij schreef, werden niet gehonoreerd met hoge cijfers en van de leraren ging weinig inspiratie uit, vond Schmidt. Dat haar moeder aan de dichter Willem Kloos gevraagd had de gedichten van haar dochter te beoordelen, vond zij nogal genant, ook al was zijn commentaar uiteindelijk zeer complimenteus. Na de middelbare school verbleef zij korte tijd in Den Haag voor een notariaatsstudie, maar die wist haar nauwelijks te voeden. Daarom stuurde haar moeder haar in 1930 naar Hannover. Daar werd ze au pair bij de familie Von Lebezow, drie adellijke dames met een literaire luchtje. Ze stamden af van de laatste geliefde van Goethe, Ulrike van Lebezow, en hebben Schmidt het materiaal geleverd voor de dames Groen. Van het oprukkend fascisme hadden de dames noch Annie Schmidt veel notie. Er werd naar muziek van Schubert geluisterd en er werd veel Goethe en Heine (voor)gelezen. De tegenstelling tussen de hoge culturele schijn binnenshuis en dat wat daarbuiten plaatsvond was opnieuw een proeve van ontluisterende hypocrisie. Na terugkeer naar Zeeland besloot moeder op advies van hogerhand dat een bibliotheekopleiding de beste oplossing zou zijn voor haar stuurloze dochter. Die opleiding heeft in ieder geval haar leeshonger kunnen stillen. ‘Ik heb in mijn bibliotheektijd verschrikkelijk veel gelezen. Alles, rijp en groen door elkaar....het hele repertoire van de wereldliteratuur.....Annie M.G. Schmidt, directrice van de Openbare Bibliotheek in Vlissingen
In de oorlog werkte ik in de openbare bibliotheek van Vlissingen. Er verscheen niets nieuws. Ik herinner me nog wat een opluchting dat was, in '40 of '41. Dat je denkt: Hè, hè, er komt niks meer. Geen tijdschriften, geen boeken meer, niets. Er was alleen die Cultuurkamer en daar moest je uiteraard niets van hebben. Je moest je noodgedwongen tot de klassieken beperken .... Tsjechov, Dostojewski en Tolstoj, maar ook Elsschot en Heijermans, Piet Paaltjens en Tucholsky, Madame Bovary, Jane Austen, Dickens.’Ga naar eind10 Haar hele leven heeft zij een grote voorkeur gehouden voor het sprookjesachtige, voor de boeken van Tolkien en Richard Adams, voor Niels Holgersson en Winnie de Poeh, Roald Dahl en Marquez, maar zij las en leest ook moderne Nederlandse en Engelse auteurs, de poëzie van Marsman, Slauerhoff, Ter Braak, Du Perron, Greshoff, Nijhoff en Leopold en veel toneelstukken. De geschetste leesomgeving geeft de iro- | |
[pagina 66]
| |
nische directe toon van Schmidt en haar voorkeur voor de vleugels van de fantasie een eigen gezicht. De specifieke trekken daarvan zijn te herleiden tot reacties op het huichelachtige klimaat waarin zij opgroeide én tot pogingen het isolement van haar jeugd te doorbreken. |
|