Waarom voltooien zoveel biografen hun werk vaak niet?
Door praktische bezwaren.
Om te beginnen moet men zich een weg zien te banen door subsidieland. Dan blijkt men vele hindernissen op zijn pad te vinden: of het onderwerp is niet belangrijk genoeg, of het past niet in een reeks, of het is een schrijver (en ze willen juist een politicus), of een ander heeft het geld net voor je neus weggekaapt.
Je moet dus een baan hebben, maar dan ontbreekt het weer aan tijd. Er zijn biografen met een minimale slaapbehoefte en een ijzeren gestel, die naast een volle baan, een gezin met kinderen en een zieke moeder, avond aan avond naar boven gaan en zich opsluiten in hun werkkamer ten behoeve van het biografisch onderzoek. Niet iedereen kan zich echter gelukkig prijzen met een dergelijk uithoudings- en doorzettingsvermogen.
Biografen zonder baan beschikken over voldoende tijd, maar veelal over onvoldoende middelen om naar informanten, archieven of het buitenland te reizen, het benodigde documentatiemateriaal aan te schaffen, of originele documenten in grote hoeveelheden te kopiëren.
En soms neemt de preoccupatie met het eigen leven zo'n hoge vlucht, dat er geen ruimte meer overblijft voor het onderzoek naar andermans leven.
Behalve dat, zijn er vele genoegens die je van de biografische arbeid kunnen houden: de liefde, de vriendschap, de literatuur, muziek, de zon, de tuin, lopen langs zee ...
De vragen zijn niet afkomstig uit dagboek ‘1966-1971’ van Max Frisch, dat onder de titel Lastige vragen in een aparte editie bij Meulenhoff is verschenen.