Nietzsches leven in scènes
Over een levensbeschrijving van Nietzsche
Léon Hanssen
De jonge hoogleraar in de filologie, Friedrich Nietzsche - 25 jaar oud - werd door de vereerde componist Richard Wagner erop uit gestuurd om in Bazel zijden onderbroeken voor hem te kopen. Nietzsche, geheel onervaren in zulke delicate taken, zette zich met een bon-mot over zijn verlegenheid heen: ‘Wie zich een god gekozen heeft, moet hem opsmukken.’ Dit zou het motto van elke biograaf kunnen zijn. Ook hij moet zijn zelfgekozen god opsmukken, desnoods met zijden onderkleren.
De filosoof Nietzsche is door zijn exegeten in een schier oneindig aantal kleuren getooid, van nazi-bruin tot eco-groen. Hij is de man van de duizend gedaanten. Wist hij zelf wie hij was? Hier had hij wederom een orakelspreuk paraat: ‘Het is moeilijk te begrijpen wie ik ben: wachten we 100 jaar af: wellicht is er dan een of andere mensenkenner die mijnheer F.N. uitgraaft.’ Dit schreef hij in 1885 in een niet verstuurde brief.
Heeft Nietzsches jongste biograaf, de classicus Peter Claessens, 109 jaar later het antwoord? De ondertitel van zijn boekje wijst erop dat hij het leven van de door hem gekozen god als een theaterstuk opvat. Want anders schrijf je geen leven in scènes. Slot van het levensspel: ‘Op 25 augustus 1900 valt het doek.’ We zijn dan pas op bladzijde 11, wat volgt is kennelijk open doek. De toon van Claessens' verhaal is geheel volgens deze theatrale opzet flink pathetisch. Hij pakt graag uit met zinnen als: ‘De zoele adem van een gedroomd landschap waait hem tegemoet,’ waarmee bedoeld wordt dat Nietzsche het gymnasium ging bezoeken.
Nu zou zo'n handzaam boekje van 94 pagina's bij uitstek geschikt kunnen zijn als een inleiding op leven en werk van de filosoof met de grote snor. Het is dat niet. De lezer blijft zo klug wie zuvor. Nietzsche was een ‘begaafd gedaanteverwisselaar’, roept de biograaf. Geef ons dan tenminste enkele constanten in die verwisselingen! roept de lezer. Vierennegentig pagina's gedaanteverwisselen is niet om bij te houden! Zoekt men in Claessens' ‘leven in scènes’ naar zulke constanten, dan stuit men op een denkschema waarin opgang afgestraft wordt door neergang, identiteitsverheviging door identiteitsverlies, genialiteit door waanzin. Is dat een originele gedachte? Het is oude koek, toebereid met negentiende eeuwse denkbeelden. In 1994 verlangen we naar nieuwe zienswijzen.
Over de gymnasiast Nietzsche schrijft de biograaf: ‘Hij is hard op weg een warhoofd te worden.’ Dat warhoofd heeft hier zijn leerling gevonden. De weinig nuchtere stijl waarin de biografie geschreven is, staat inzichtelijkheid in de weg.
In 1879 vertrekt Nietzsche om zijn slechte gezondheid naar Genua. De biograaf: ‘Op de hoge, zilte zeekust ligt hij als een hagedis roerloos onder zijn parasol, terwijl hij zich als een nieuwe Columbus overgeeft aan oceanische gedachten.’
Heeft u al eens een hagedis onder een parasol zien liggen? Met oceanische gedachten? Zo ja, dan wed ik dat die Columbus heette.
Peter Claessens: Friedrich Nietzsche. Een leven in scènes. Amsterdam, 1994.