Biografie Bulletin. Jaargang 4
(1994)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
De biografie van een foute vriend
| |
[pagina 244]
| |
zag hij als een soort collectieve zenuwinstorting of aanval van waanzinnigheid. Volgens hem was er in de Duitse traditie een tendens, die bij Luther begint en via grote figuren als Nietzsche, Klages en Stefan George op het nationaal-socialisme uitloopt. In 1945 probeerde Mann tijdens een pauze bij het schrijven van Doktor Faustus in zijn voordracht ‘Deutschland und die Deutschen’ een samenvattende, vooral psychologische verklaring te geven voor de ontaarding van de Duitsers. Wat opvalt in die voordracht, en wat direct te maken heeft met de biografische vorm van Doktor Faustus, is het feit dat Duitsland als een individu wordt voorgesteld met een zeer specifieke mentaliteit. Karakteristiek voor die mentaliteit is volgens Mann een neiging tot Innerlichkeit, tot gevoelsdiepte en weltfremde speculatie, tot mystiek en demonie, die vooral in de muziek tot
Omslag van de Nederlandse vertaling van Doktor Faustus (derde druk 1989)
uiting komt. Er waren romantische ziektekiemen in de Duitse cultuur, die al in de overgang van de katholieke middeleeuwen naar de Lutherse reformatie te bespeuren waren. Het was Manns ambitie dat alles in zijn romanheld Adrian Leverkühn te incarneren. Deze Leverkühn, geboren in 1885 en na jaren van krankzinnigheid in 1940 overleden, is een montage van allerlei figuren (o.a. Doktor Faustus, Nietzsche, Beethoven, Hugo Wolff). Mann zag hem als ‘Held unserer Zeit’. Zijn leven weerspiegelt zowel de glorie als de ondergang van de Duitse cultuur. Manns talent als romanschrijver stelde hem in staat Leverkühn tot een typische representant van bepaalde ontwikkelingen in het Duitse cultuurleven te maken zonder dat deze ongeloofwaardig wordt als individu. De combinatie van twee genres in Doktor Faustus, roman en biografie, hebben daartoe zeker bijgedragen. De lezer wordt in zijn lectuur gedwongen met deze combinatie van genres rekening te houden. In de wereld van de roman kan, zoals Multatuli al beweerde, datgene wat fictie is in het bijzonder waarheid in het algemeen worden. De biografievorm echter verzet zich tegen generalisatie, maar is er juist op uit om de uniciteit van het individuele te benadrukken.
* * *
Mann speelt impliciet en expliciet een ironisch spel met de twee genres. Terwijl de romancier als een god achter de coulissen zijn romanfiguur Leverkühn uit allerlei figuren uit de Duitse cultuur monteert en door middel van citaten, getallensymboliek en terloopse verwijzingen knipoogjes aan de lezer geeft, doet de biograaf Zeitblom zijn uiterste best de authenticiteit van Leverkühns leven sterk te benadrukken. Een paar maal deelt de biograaf mee dat hij een | |
[pagina 245]
| |
biografie schrijft en geen roman. Een voorbeeld: ‘Nogmaals, ik schrijf geen roman en spiegel geen alwetend auteursinzicht in de dramatische fasen van een intieme, aan het oog onttrokken ontwikkeling voor.’Ga naar eind1 Een biograaf, zo wil Zeitblom hier zeggen, kan nu eenmaal niet in de ziel van zijn held kijken; hij kan slechts gissen wat er zich in diens binnenste afspeelt. De romancier Mann kan deze beperking van de biograaf goed gebruiken; zij verhoogt in sterke mate de door hem beoogde ontoegankelijkheid en mysterieusheid, die Leverkühn in zijn leven tentoonspeidt. Mann wilde dat zijn boek ‘indem es als gebundenste Kunst sich darstellt, zugleich aus der Kunst tritt und Wirklichkeit ist’. Voor die ‘Wirklichkeit’ kon mede de biografievorm zorgen. Om Doktor Faustus een echte biografie te doen lijken - iets wat Mann erg graag wilde - geeft hij uitvoerig aan hoe de biograaf Zeitblom aan zijn bronnen komt en er mee omgaat. Wie Doktor Faustus als biografie leest, kan niets anders concluderen dan dat Zeitblom over uniek feitenmateriaal beschikt. Elke biograaf zou er jaloers op worden! Hele gesprekken met zijn vriend Leverkühn van vele jaren geleden kan Zeitblom letterlijk reproduceren. Hij moet een ijzersterk geheugen hebben. Nauwkeurig kan hij, als was hij een romancier en geen biograaf, situaties, interieurs, kleding, mimiek en wat niet al meer van vele jaren geleden beschrijven. Hij neemt er ook alle tijd voor. Hier en daar zou men Zeitblom breedsprakigheid kunnen verwijten. Bladzijden lang citeert hij uit de lezingen van Kretzschmar, de muziekleraar van Leverkühn. Zeitblom voelt zelf wel dat hij het erg bont maakt en vraagt zich af waarom hij zich heeft laten overhalen de lezingen met deze uitvoerigheid weer te geven. Zijn antwoord is dat hij alle dingen weergeven wil uit de jeugd van zijn held, die een uitdaging waren voor zijn intelligentie en zijn fantasie prikkelden. Wie het leven van een intellectueel beschrijft, aldus Zeitblom, moet de lezer terugvoeren naar de jeugd, toen de held nog leerling was en luisterde. Er zijn twee duidelijke verklaringen voor Zeitbloms rijke feitenmateriaal; hij beschikt over enkele unieke documenten - Leverkühn had aan Zeitblom al tijdens zijn leven documenten van onschatbare waarde gegeven - en hij heeft verder het voordeel gehad dat hij de beste vriend van Leverkühn geweest is. Zo bezit Zeitblom een brief waarin Leverkühn iets onthullends over zijn karakter openbaart. Aan het bevel de brief te vernietigen had hij geen gehoor gegeven, omdat hij behoefte had de brief stijlkritisch en psychologisch te bestuderen. Uniek voor de kennis van Adrians leven is het ‘geheime protocol’, dat sinds Adrians dood in het bezit van de biograaf is. Zeitblom citeert het hele document en besteedt daarbij grote zorg aan de datering en de nadere bepaling ervan, zodat je de indruk krijgt met een uiterst consciëntieus biograaf van doen te hebben. In het ‘geheime protocol’ wordt het gesprek weergegeven dat Leverkühn met zijn demon had en waarin hij als een Faust zijn ziel aan de duivel verkoopt in ruil voor genialiteit en roem in de muziek. Maar die nauwkeurigheid en die zucht tot verantwoording in de ‘biografie’ contrasteert dan weer sterk met een opmerking van Zeitblom dat de lezer maar niet moet vragen hoe de bijzonderheden hem zo precies bekend zijn, daar hij er immers niet altijd bij was. De lust tot ‘fabulieren’ kan Zeitblom soms nauwelijks onderdrukken. Hij verontschuldigt | |
[pagina 246]
| |
zich ervoor door er op te wijzen dat hij een groot vriend van Leverkühn was en dat hij zich van jongs af aan zo verwant met hem voelde en zich zo met hem identificeerde dat het hem weinig moeite kostte zich voor te stellen wat zijn vriend bij een bepaalde situatie gedacht of gezegd had. Zo bekent Zeitblom dat hij Leverkühns muzieklessen in zijn jeugd nooit had meegemaakt maar dat hij zich gemakkelijk het gedrag van Adrian zou kunnen voorstellen. Waarna er een gedetailleerd verslag volgt, zo gedetailleerd alsof hij er zelf bij is geweest. Had Zeitblom hier moeten zwijgen? Als hij een betrouwbare en verantwoorde biografie had willen schrijven natuurlijk wel. Zeitblom schaamt zich echter niet voor vie romancée-aspecten in zijn levensrelaas. Waarom zou hij ook? De vraag rijst wel hoe ver een biograaf kan gaan in het uitspreken van zijn vermoedens en in het beschrijven van mogelijke situaties. Ik denk dat hij daar heel ver in kan gaan, indien hij maar duidelijk uitspreekt dat het om vermoedens gaat. De biografie van Bastet over Couperus is daar een voorbeeld van. Wat de beschrijving van mogelijke situaties betreft, hangt veel van de wijze van vormgeving af. Ging Brandenburg te ver in haar boeiende Annie Romein-biografie? Zij gaf, zonder over specifieke gegevens te beschikken, gedramatiseerd het gesprek weer dat Ter Braak ooit met de Romeins had. Brandenburg moet zelf gevoeld hebben dat het niet helemaal pluis was en plaatste het gesprek terecht in een bijlage.
* * *
De relatie tussen de biograaf en de gebiografeerde kan de bizarste vormen aannemen en is niet voor niets een onuitputtelijke bron voor romanciers. Het aardige van Manns biografieroman voor de biograaf is dat hij de voor- en nadelen van persoonlijke betrokkenheid zo duidelijk aan de orde stelt. De relatie Zeitblom-Leverkühn is een zeer speciale. De grote verschillen in persoonlijkheid en manier van leven tussen de geniale, onpeilbare, ja demonische componist en de betrouwbare, soms middelmatige en humane biograaf worden in Doktor Faustus op een knappe wijze door Thomas Mann in zjn roman gebruikt. Zeitblom hield van zijn vriend ‘met ontzetting en tederheid, met erbarmen en opofferende bewondering’. De bescheiden biograaf was gefascineerd door Leverkühns hoogmoed: ‘Ja, het zal wel zo zijn dat deze hovaardij het hoofdmotief van de ontstelde liefde was, die ik mijn leven lang in mijn hart voor hem heb gevoeld.’ Leverkühn was mogelijk de verpersoonlijking van iets wat Zeitblom in zijn diepste gedachten soms wenste te zijn. In dat opzicht leek Leverkühn op de gedreven Nietzsche, die met zijn hoogmoedige, aristocratische Uebermensch-filosofie menig Duitse intellectueel, hoe humanistisch en democratisch van overtuiging ook, heimelijk fascineerde. Het was de fascinatie, die ook Thomas Mann gekend had en waar hij openlijk voor uitkwam. Zeitblom behoort tot het type biografen dat zich ondergeschikt maakt aan zijn held. Wat Eckermann was voor zijn oudere vriend Goethe, Boswell voor Samuel Johnson en meer recent Jaap Oversteegen voor Cola Debrot, dat was Zeitblom voor Leverkühn: toegewijd en opofferend. Zeitblom bekent op een gegeven moment dat hij verslaafd was aan Leverkühn; hij wilde eigenlijk permanent in zijn aanwezigheid zijn. Hij schroomt niet om te zeggen dat hij Leverkühns levensproblemen belangwekkender vond dan die van zichzelf. Die waterdragers-mentaliteit is mijns | |
[pagina 247]
| |
Thomas Mann, 1946
| |
[pagina 248]
| |
inziens karakteristiek voor menig biograaf. Wie niet iets van de mentaliteit van bewondering, opoffering en ondergeschiktheid bezit, zal als biograaf moeilijk slagen. Al vroeg heeft Zeitblom door dat in hem het biografen-bloed stroomt: ‘Ik besefte duidelijk dat ik een leven tegenover mij had dat men kon bewaken maar niet veranderen of beïnvloeden, en aan mijn drang het strak in het oog te houden, niet van mijn vriends zijde te wijken, was het voorgevoel niet vreemd dat het op een dag mijn taak zou worden biografische rekenschap van zijn jeugdindrukken af te leggen.’ Zeitbloms betrokkenheid bij het leven van Leverkühn manifesteert zich erg duidelijk in de wijze waarop hij zich inleeft in diens seksavontuur met een hoer, dat veel gevolgen heeft. Zeitblom beeldt zich in hoe zijn vriend in het bordeel door de vrouw wordt verleid, dat hij daar zelf bij aanwezig is en zin krijgt met zijn knie de vrouw van Leverkühn weg te stoten. ‘Dagen lang voelde ik de aanraking van haar vlees op mijn eigen wang en besefte daarbij met tegenzin, met ontzetting, dat zij sinds die avond op de zijne brandde.’ Deze totale identificatie met zelfs fysieke symptomen is exemplarisch voor Zeitbloms methode van Einfühlen, die een nuchtere en evenwichtige kijk op het leven van Leverkühn in de weg lijkt te staan. Zeitbloms benadering is echter niet kritiekloos; hij weet wel degelijk waar de fouten zitten van zijn held. Hij kan een schitterende ‘biografie’ maken en afstand bewaren, omdat zijn humanistische levensfilosofie zo ver afstaat van de demonische van zijn held, en hij met eigen ogen kan aanschouwen tot welke verschrikkingen die demonie kan voeren. Identificatie vanuit vriendschap kan bij een biograaf dus wel degelijk zeer positief werken. Zeitblom bewijst het. Zijn observerende vriendschap geeft hem vleugels en stelt hem in staat zijn werk vol te houden. Dankzij die vriendschap ook is hij in staat veranderingen in het gedrag van Leverkühn, nauwelijks voor buitenstaanders waarneembaar, te registreren.
* * *
Wat is verder nog karakteristiek voor Zeitbloms biografische methode? Allereerst dat hij sociale en psychologische verklaringen niet schuwt. Een voorbeeld. Leverkühns formidabel klankgevoel verklaart hij uit de lieflijke stem van zijn moeder, het eerste geluid dat de componist als kind hoorde. Met dit soort geforceerde verklaringen lijkt Thomas Mann cliché-achtige verklaringen uit de biografie-literatuur belachelijk te maken. Dat geldt volgens mij zeker niet voor de breed opgezette verklaringen door het hele boek heen van de catastrofe en waanzin van Leverkühn en daarmee van de totale Duitse maatschappij. Zeitblom maakt veel werk van het milieu waarin de componist verkeerde. Uitvoerig beschrijft hij Leverkühns geboortestad Kaisersaschern, een oer-Duits stadje, dat de sfeer van zijn middeleeuws verleden nog steeds had behouden en een onuitwisbaar stempel op de persoonlijkheid van Leverkühn had gedrukt: ‘Heeft Kaisersaschern hem ooit vrijgelaten? Heeft hij het niet met zich meegenomen, waarheen hij ook ging, en beschikte het niet over hem, ook dan wanneer hij meende te beschikken? Wat is vrijheid! Alleen het onbeduidende is vrij. Het karakteristieke is nooit vrij, het is gestempeld, gedetermineerd en gebonden.’ De oorsprong van Leverkühns aanvankelijke keuze om theologie te studeren, zijn ontvankelijkheid voor demonie, zijn | |
[pagina 249]
| |
Thomas Mann, 1919
Innerlichkeit, dat alles was terug te voeren op zijn geboortestad. Met zijn behoefte om het leven en de persoonlijkheid van zijn held te verklaren lijkt Zeitblom als biograaf een echte, op objectiviteit gerichte positivist. Maar hiermee is zijn sterke emotionaliteit niet goed te rijmen. Meer dan eens onderbreekt hij zijn levensrelaas en excuseert zich bij de lezer voor het feit dat de emoties hem overmeesteren. Voor die emotionaliteit zijn twee oorzaken. Allereerst gaat het lot van zijn vriend, van wie hij erg veel gehouden heeft, hem zeer ter harte. Diens psychoses, eindigend in krankzinnigheid verbijsteren hem. Een tweede oorzaak voor zijn emotionaliteit is het lot van Duitsland. Terwijl hij zijn biografie schrijft, gaat zijn vaderland ten gronde. Wat aan deze biografie, met als held een figuur die de belichaming is van een intrigerend maar gevaarlijk aspect van de Duitse cultuur, zo'n dramatische achtergrond geeft is het feit dat zij geschreven werd in de laatste fase van de oorlog, toen de Duitse steden in een reeks van bombardementen kapot gegooid werden en het nazibewind met zijn rug tegen de muur stond. Thomas Mann kon deze voor biograaf Zeitblom zo dramatische situatie zo goed beschrijven omdat hij bij het schrijven van Doktor Faustus onder soortgelijke omstandigheden werkte. Uit Die Entstehung des Doktor Faustus blijkt hoe Mann aan zijn roman werkte, terwijl hij geïnformeerd werd over de oorlog, over de Russen die voor Warschau stonden, over de strijd in Parijs tussen het verzet en de Duitse bezettingsmacht, over de geruchten betreffende de massamoord op de Joden, over de aanslag op Hitler enzo- | |
[pagina 250]
| |
voort, enzovoort. Als goed romancier heeft Thomas Mann de dramatische situatie waaronder Zeitblom in zijn boek moet werken ten volle uitgebuit. Al in het begin van het boek bekent Zeitblom dat hij de grootste moeite heeft zijn zinnen evenwichtig te laten zijn en zijn gedachten adequaat uit te drukken en excuseert hij zich daarvoor bij de lezer. De intense woede jegens degenen die Duitsland in deze toestand hebben gebracht kan hij niet van zich afzetten. Het voldoen aan zijn taak - het leven van zijn vriend beschrijven - is daarom voor hem zo zwaar, omdat Duitslands catastrofe parallel verloopt met die van zijn vriend. Een paar keer onderbreekt Zeitblom zijn verhaal over Leverkühns verleden voor een verslag van de oorlog in het heden. Medelijden vervult hem, zijn hart krimpt ineen: ‘De oorlog is verloren, maar dat betekent méér dan een verloren veldtocht, het betekent inderdaad dat wij verloren zijn, verloren onze zaak en ziel, ons geloof en onze geschiedenis.’ Er zit met andere woorden een dubbele chronologie in het boek: de ‘persoonlijke’ tijd waarin de biografie door Zeitblom geschreven wordt (mei 1943 tot het einde van de oorlog) en de ‘zakelijke’ tijd waarover geschreven wordt, namelijk het leven van Leverkühn van 1885 tot 1940. Door deze dubbele chronologie, door Zeitblom in hoofdstuk 26 ter sprake gebracht, heeft er een eigenaardige vervlechting van tijdsgewrichten plaats. Zo schrijft hij in april 1944 over het najaar 1912, 22 maanden voor de Eerste Wereldoorlog. Zeitblom voegt er nog een derde tijd aan toe: de toekomstige tijd, waarin de lezer het boek leest. In de tijd dat ik in Doktor Faustus lees en erover schrijf, en via Zeitblom de nachtmerrie van Duitslands ineenstorting herbeleef, bereikt me het bericht dat de Duitse troepen, op 14 juli 1994, op Frankrijks nationale feestdag meemarcheren in het défilé op de Champs Elysées.
* * *
Doktor Faustus is behalve roman en biografie ook in zekere mate Thomas Manns autobiografie geweest. Het was voor hem een uiterst persoonlijk boek waaraan hij drie jaar en acht maanden onder grote spanning geschreven had en dat hem ‘verzehrte’. De roman was ‘eine versetzte, verschobene, verzerrte, dämonische Widergabe und Bloszstellung’ van zijn leven, bekende hij. Hij zat zowel in Zeitblom als in Leverkühn. Dat Mann in mei 1943 aan Doktor Faustus begint, precies als Zeitblom, is veelzeggend. Wat Zeitblom in de biografieroman als ‘Naschrift’ noteerde, was op Mann zelf van toepassing: ‘Het is gebeurd. Een oude man, gebogen, bijna gebroken door de verschrikkingen van de tijd waarin hij schreef, en van die welke het onderwerp van zijn schrijven vormden, kijkt met weifelende voldoening naar de hoge stapel bezield papier die het werk van zijn vlijt is, het produkt van deze zowel aan herinneringen als aan actuele gebeurtenissen overvolle jaren.’ Toen Mann aan zijn vrouw vertelde dat hij met de roman klaar was, wenste zij hem van harte geluk. In zijn dagboek vroeg hij zich af: ‘Mit Grund?’. Hij voegde daaraan toe: ‘Ich anerkenne die moralische Leistung.’ |
|