Biografie Bulletin. Jaargang 4
(1994)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |||||||||
Een welkome uitzondering
|
Wiskunde. Nieuwe, soms ook nu nog verrassende stellingen over kegelsneden (hyperbool, parabool, ellips) en over andere krommen in het platte vlak (cycloïde, kettinglijn). Berekening van π. Waarschijnlijkheidsberekening. Met de differentiaalrekening (Newton, Leibniz) was hij echter niet werkelijk vertrouwd. |
Uurwerken. Hij werd beroemd door zijn slingeruurwerk, maar vond zelf dat hij gemakkelijk aan die roem was gekomen: hij had bekende elementen gecombineerd.Ga naar eind2 Trots was hij op het werk aan de isochrone slinger: de cycloïdeboogjes. Zijn mooiste uitvinding betrof echter de ‘onrust’ met spiraalveer.Ga naar eind3 Wat de in zijn |
tijd nooit geheel betrouwbare toepassing van klokken op zee betreft, speelde hij meer de rol van ondernemer dan van constructeur. |
Mechanica. Evenwicht van drijvende lichamen. Botsingswetten. Theorie van de enkelvoudige en de samengestelde slinger. Centrifugaalkracht. Hij heeft echter moeite Newtons denkbeeld van de universele zwaartekracht te aanvaarden. Zijn eigen poging de zwaarte te verklaren als gevolg van een werveling in een voor dit doel verzonnen, alle substanties doordringende, uit heel kleine atomen bestaande aether, toont mijns inziens Huygens op zijn zwakst. |
Muziek. Huygens bepleit een verdeling van het octaaf in 31 stappen. Dan worden de tertsen aanmerkelijk zuiverder dan bij de verdeling in twaalven. Modulaties worden moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, maar daar was hij toch op tegen. |
Vacuüm. Gedeeltelijk in samenwerking met de voortreffelijke technisch fysicus en constructeur Papin deed hij velerlei proeven over het vacuüm, waarbij het onder andere tot voorlopers van de stoommachine kwam. |
Optica. In de loop der jaren hebben Christiaan en zijn broer Constantijn een aantal verrekijkers en telescopen vervaardigd, waarbij de tweede het leeuwedeel van het slijpwerk voor zijn rekening nam. Christiaan werkte de theorie uit. Het boek Dioptrica waarin deze theorie, die we tegenwoordig geometrische optica noemen, wordt vastgelegd werd pas in 1703, na Huygens' dood, gepubliceerd. |
Astronomie. In het voetspoor van Gallilei bestudeerde Huygens de sterrenhemel met zijn telescoop en daarbij ontdekte hij een satelliet en de ring van Saturnus. |
Biologie. Veel later maakt hij in navolging van Van Leeuwenhoek microscoopjes en doet hij samen met Hartsoeker die hij volgens Andriesse schandalig behandelt allerlei waarnemingen, in het bijzonder over spermatozoa. |
Licht. Zijn Traité de la Lumière verschijnt in 1690, maar werd in 1678 geschreven. Daarin wordt licht geacht te bestaan uit een groot aantal pulsen, die zich met zeer grote maar eindige snelheid door een atomair opgebouwde aether bewegen. Verder wordt aangenomen dat ieder aetheratoom dat door een puls wordt getroffen zelf een nieuwe puls uitzendt (beginsel van Huygens). Het is duidelijk dat Huygens een belangrijke stap heeft gedaan op weg naar de latere golf theorieën. Over de vraag hoe groot en hoe bevredigend deze stap is, lopen de meningen uiteen. Andriesse's beschrijving van zijn kijk op het beginsel van Huygens is duidelijk, maar sommige fysici zullen er zich aan ergeren wanneer hij zegt dat Huygens een ‘verdwijntruc’ bedrijft. |
van leven op andere planeten aan de orde stelt.
* * *
De biograaf van een wis- en natuurkundige staat voor een moeilijke beslissing. Zoals iedere biograaf zal hij de feitelijke levensloop van zijn onderwerp moeten vaststellen. Daarna moet hij trachten zich in te leven in diens denkwijzen en eventueel maar daar begeeft hij zich al op glad ijs een verklaring zoeken voor zijn gedragspatroon. Maar het belangrijkste is dat hij het wetenschappelijke werk moet beschrijven. Andriesse citeert in dit verband SchopenhauerGa naar eind4: ‘Zo'n bevoorrecht mens (als een genie) leidt naast zijn persoonlijke leven nog een tweede, namelijk een intellectueel leven, dat geleidelijk aan zijn enige doel wordt en waarvoor hij dat eerste alleen maar als middel aanziet. Vooral dit intellectuele leven houdt hem bezig en het krijgt door de voortdurende groei van inzicht en kennis een samenhang, een doorgaande verheviging, een zich meer en meer afrondende volledigheid en voltooiing, als een kunstwerk in wording.’ Wil men deze schepping werkelijk recht doen wedervaren dan moet men de ‘taal’ van de wiskunde gebruiken en dan wordt het boek, althans de belangrijkste hoofdstukken ervan, voor de meeste lezers onbegrijpelijk. Wat overblijft geeft een onvolledig beeld. Toch kan een dergelijke biografie uiterst waardevol zijn de Einstein-biografie van Abraham PaisGa naar eind5 is een luisterrijk voorbeeld maar dan voor een beperkte lezerskring. Men kan de wetenschap ook geheel weglaten. Dan loopt men het risico tot een roddelniveau te zinken. Het boekje Constantijn en Christiaan van Elisabeth KeesingGa naar eind6 is charmant, maar het in 1993 verschenen boek van Roger Highfield en Paul Carter, The private lives of Albert EinsteinGa naar eind7 vind ik geen navolgenswaardig voorbeeld.
Huygens zelf had een duidelijke mening. In een kritiek op een biografie van DescartesGa naar eind8 schrijft hij: ‘Zou het geen groter eerbetoon aan Descartes zijn als men een groot aantal kleine bijzonderheden over zijn leven zou hebben weggelaten? Of moeten we geloven dat het een voordeel en iets wenselijks is om zo bij het nageslacht bekend te zijn door eigenaardigheden en omstandigheden die noch groot, noch uitzonderlijk zijn? Het komt me voor dat als men ons dergelijke bijzonderheden had nagelaten over het leven van Epicurus of Plato deze niets zouden bijdragen tot de hoogachting die ik koester voor deze grote mannen. En behalve dan nog dat zulke kleinigheden het niet verdienen de tijd van een lezer in beslag te nemen.’
Andriesse kiest een middenweg. Hij vertelt veel persoonlijke bijzonderheden, maar tracht ook Huygens' wetenschappelijke activiteit voor de niet-vakman op begrijpelijke wijze te beschrijven. Om de ‘twee levens’ uit elkaar te houden, gebruikt hij een vernuftige kunstgreep. Hij geeft Christiaan de bijnaam Titan, de naam die deze zelf aan de door hem ontdekte satelliet van Saturnus gaf en gebruikt deze speciaal wanneer het over de geleerde gaat. Toch blijft het een moeilijke weg vol struikelblokken en Andriesse heeft ze niet allemaal weten te vermijden. Voordat ik daar, misschien wat schoolmeesterachtig, op inga wil ik met nadruk vaststellen dat hij zowel een bijzonder leesbaar als leerzaam boek heeft geschreven, dat een interessant beeld geeft van het leven en werken van een welgestelde diplomatenzoon uit de zeventiende eeuw, die uitgroeide tot een geniaal onderzoeker en uitvinder.
* * *
De Oeuvres ComplètesGa naar eind9 bevatten in 22 delen vrijwel alle gepubliceerde werken van Huygens, een aantal ontwerpen en aantekeningen en een indrukwekkende hoeveelheid correspondentie, grotendeels in het Frans of in het Latijn. Een en ander is door de redacteuren voorzien van uitvoerige ‘Avertissements’. Van de belangrijkste Latijnse teksten wordt ook een Franse vertaling gegeven. Verder is er het elders gepubliceerde Journal van Christiaans oudere broer Constantijn en de beschrijving van Christiaans jeugd door Constantijn de vader. Andriesse heeft ook gebruik kunnen maken van latere studies. Ik noem in het bijzonder de bijdragen aan een in augustus 1979 in Amsterdam gehouden symposium.Ga naar eind10
Het was geen eenvoudige taak uit deze enorme hoeveelheid materiaal een keuze te maken zodat een samenhangend verhaal ontstond. Hier en daar wordt dit verhaal bijna een bloemlezing, maar dan wel een zeer kundig samengestelde bloemlezing. Bovendien moest een aanzienlijke hoeveelheid vertaalwerk worden verricht.
Huygens' veelzijdig doorzettingsvermogen en zijn neiging publikatie lang uit te stellen hij werkte jarenlang gelijktijdig op meerdere gebieden en sommige geschriften werden pas na zijn dood uitgegeven maakten het er niet eenvoudiger op. Andriesse's indeling in hoofdstukken is gedeeltelijk naar onderwerp, gedeeltelijk chronologisch en dat is soms wat verwarrend. Zo begint het hoofdstuk getiteld ‘Gewicht’ op bladzijde 208 met de mededeling: ‘Hij woonde nu op kamers’, op bladzijde 220 wordt terloops vermeld dat hij in mei 1666 in Parijs is aankomen. In de tussenliggende bladzijden wordt niet alleen een overzicht gegeven van de onderhandelingen die tot zijn benoeming aan de Académie des Sciences hebben geleid, maar worden ook zijn uit 1661 stammende werk over de samengestelde slinger en zijn proeven uit 1662 betreffende het zogenaamde Huygens oculair behandeld. Bij het lezen van Andriesse's boek heb ik herhaaldelijk de chronologie uit het eerder vermelde symposiumverslag geraadpleegd. Het was nuttig geweest als een dergelijke tabel in het boek was opgenomen. Jammer vind ik ook dat Andriesse heeft afgezien van het toevoegen van noten. Voor wie het boek wil lezen als een roman en dat is heel goed mogelijk is dit geen gemis, maar wie zich nader in het leven en werk van Huygens wil verdiepen zal vaak ook de originele versie van de aangehaalde brieven en stukken willen zien, vooral als hij reden heeft om hetzij de vertaling, hetzij de interpretatie niet te vertrouwen.
Is zulk wantrouwen gerechtvaardigd? Tot mijn spijt moet ik constateren dat Andriesse weliswaar de grote lijnen van Huygens' werk goed weergeeft, maar dat het in de details vaak slordig en soms ronduit fout is. Dat is een krasse bewe-
ring; ik zal haar met enkele voorbeelden moeten staven.
* * *
Als voorbeeld van een slordige vertaling noem ik een paar aperte fouten in de al geciteerde beoordeling van een biografie van Descartes.Ga naar eind11 Er staat: Het was zo ongeveer alsof hij ze wou bewijzen ‘en faisant serment’ (door een eed af te leggen, door erop te zweren). Andriesse vertaalt: door te bidden. Even verderop: heeft hij iets gedaan ‘qui est de grand préjudice au progrès de la philosophie’, d.w.z. dat grote schade heeft toegebracht aan de vooruitgang van de filosofie. Andriesse verwart préjudice met préjugé en spreekt van vooroordeel.
De vertaling bevat meer subtiele onvolkomenheden. Jammer. Want het is buitengewoon interessant te lezen hoe Huygens denkt over zijn tijdgenoten. Galilei wordt onverdeeld bewonderd engeprezen. Descartes is een groot man omdat hij heeft afgerekend met veel zinloze filosofie en omdat hij heel belangrijke dingen heeft gedaan op het gebied van de algebra en de meetkunde. Ook zijn theorie van de dubbele regenboog is mooi, maar voor de rest deugt er niets van zijn natuurkunde. Vermoedelijk heeft hij de brekingswet overgenomen van Snellius, maar de bron niet vermeld. Bacon heeft weliswaar gebroken met de opvattingen van de ‘Aristoteliens’ en de weg gewezen naar de experimentele methode, maar van wiskunde snapte hij niets en hij had geen inzicht in de fysische verschijnselen. Dat alles kan men in de biografie lezen, ook al zijn er vertaalfouten. Een ander voorbeeld.Ga naar eind12 Vader Constantijn schrijft aan een kennis over de ziekte van zijn zoon: ‘[...] si ce n'est que la Ratte qui l'y porte, il lui va venir [...].’ Dat betekent m.i. ‘voor zover het alleen de milt is die hem daartoe brengt, er zal...’ Andriesse vertaalt: ‘Als het maar niet de rattenziekte is.’
Er zijn niet alleen vertaalfouten. Dat Andriesse op bladzijde 96 een keer 4/π schrijft waar het π/4 moet zijn kunnen we hem gemakkelijk vergeven en alleen een fanatiek mathematicus zal zich ergeren aan de foute definitie van een transcendent getal. Storend is de verminking van de fraaie stelling die op bladzijde 97 en 98 wordt beschreven. (Het punt B is niet willekeurig maar de top van het segment en L is niet het zwaartepunt van de driehoek maar van het segment.) Ernstig vind ik de fout die hij maakt op bladzijde 117. Er is namelijk geen sprake van dat Huygens' bepaling van π van enigerlei technisch nut was. Reeds in 1596 had Ludolph van Ceulen π tot op twintig decimalen berekend en deze in zijn boekje Van den Circkel gepubliceerd. Later heeft hij het zelfs tot vijfendertig decimalen gebracht. Huygens was van dit werk op de hoogteGa naar eind13, roemt zelfs
ergens van Ceulen als ‘Arithmeticus nobilis’. Verder is bekend dat Metius al vóór 1600 gebruik maakte van de benadering π=355/113, die er minder dan een miljoenste naast zit.
De methode van Van Ceulen, waarbij veelhoeken met steeds meer zijden werden gebruikt, eiste enorm veel rekenwerk. Het was een ‘botte bijl’-methode. Huygens liet zien dat met veel elegantere methodes, verwant met de bovengenoemde stelling, al met een zeshoek een vrij nauwkeurige waarde kan worden gevonden. Het was een prachtig stukje zuivere wiskunde.
Weinig bevredigend vind ik de behandeling van de 31-tonen stemming. Vooral de poging de seconde, die in de ‘zuivere’ stemming 9/8 of 10/9 is, in verband te brengen met de zevende boventoon schijnt mij misplaatst.
Bij bladzijde 214 zou ik nog kunnen opmerken dat Huygens niet op de hoogte was of kwam van de vergelijking b(l) + b(2) = 2a, en dat de door hem aanbevolen instelling wel ongeveer maar niet precies aan deze vergelijking voldoet. En bij bladzijde 148 teken ik aan dat in 1656 en ook later Huygens geen ankerechappement gebruikte, maar een zogenaamde spillegang. In die gevallen waarin Andriesse een wiskundige afleiding tot in details weergeeft, vind ik de redenering moeilijk te volgen. Ik laat in het midden of dat aan Huygens, aan Andriesse of aan mijzelf ligt, in elk geval zullen lezers die zich de moeite getroosten alles na te rekenen een aantal onjuistheden ontdekken.
Het is echter niet mijn bedoeling om op alle slakken zout te leggen. Ik heb alleen willen laten zien dat men het boek wel als een waardevolle aanvulling van de literatuur over Huygens' leven en werk mag beschouwen, maar niet als een wetenschappelijk standaardwerk.
- eind1
- (Afkortingen; A met cijfer verwijst naar Andriesses boek, een Romeins cijfer, gevolgd door Arabisch cijfer, naar deel en bladzijde van de verzamelde werken.)
C.D. Andriesse, Titan kan niet slapen. Een biografie van Christiaan Huygens. Contact, Amsterdam/Antwerpen 1993.
- eind2
- A 149; II 456
- eind3
- VII 424.