voor de markies De Rollebon, de held van zijn biografie, iets wil compenseren voor wat hij zelf in de dagelijkse omgang met mensen mist. Zo'n betrokken relatie met de gebiografeerde en zo'n hoge verwachting van zijn biografisch onderzoek zijn natuurlijk heel hachelijk en bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
Richard Holmes, een bij uitstek romantische biograaf, heeft in zijn Footsteps verslag gedaan van verschillende vormen van betrokkenheid tot de helden van zijn biografieën en de gevolgen die dat had voor zijn onderzoek. Hij reisde zijn helden na en leed ontberingen. Dat alles om maar wat dichter bij het leven van zijn held te komen. Waar de betrokkenheid echter te groot werd, zoals die van Holmes ten opzichte van de zonderlinge dichter Gérard de Nerval, werd het biografische onderzoek voor hem een kwelling en een mislukking.
Hoe dikwijls zwijgen de bronnen, hoe dikwijls stellen zij teleur!
Roquentin, die aanvankelijk de illusie heeft vat te hebben op De Rollebon, stuit op feiten, die hem doen twijfelen aan wat hij over de markies als persoonlijkheid had vastgesteld. Hij voelt maar al te goed dat hij aan de buitenkant blijft en dat hij het is, die orde brengt in de feiten en selecteert. Het interpreteren van bronnen die elkaar tegenspreken, maakt hem wanhopig. Hij pijnigt zijn hoofd over de vraag in hoeverre de markies betrokkken is bij de moord op de tsaar Paul I. Een oplossing vindt hij niet.
Wat misschien nog rampzaliger is voor zijn biografisch onderzoek is dat De Rollebon hem gaat tegenstaan. Hij vindt hem een toneelspeler, die zijn omgeving voor de gek houdt.
‘Wat weet ik van hem? Men kan zich geen schoner leven dromen dan het zijne; maar heeft hij het geleefd? Wanneer zijn brieven niet te opgeschroefd waren. O! Men zou zijn oogopslag moeten kennen; misschien liet hij op een bekoorlijke manier zijn hoofd op zijn schouder steunen of legde hij met een schalks gezicht zijn lange wijsvinger tegen zijn neus of wel was er, tussen twee leugens in, een korte woede in hem, die hij onmiddellijk smoorde.’
Roquentin laat hier rijkelijk zijn verbeelding gaan in zijn behoefte om De Rollebon tot een mens van vlees en bloed te maken. Typerend voor die verbeeldingsdrang is zijn verzuchting:
‘Wanneer ik mij liet gaan, zou ik hem mij zeer goed voorstellen.’
De romanschrijver Roquentin wordt hier geboren en de biograaf verdwijnt. Zijn idee dat hij heel goed een roman over De Rollebon zou kunnen schrijven komt voort uit de wetenschap dat de verbeelding grotere mogelijkheden biedt om de werkelijkheid te kennen en jezelf als persoonlijkheid te manifesteren.
Zijn biografie geeft hij op. Op de laatste bladzijden laat Roquentin zijn gedachten gaan over de roman die hij zou willen schrijven als rechtvaardiging van zijn bestaan. Het zou een boek moeten zijn dat boven het bestaan zou moeten uitstijgen. Het zou met andere woorden een mythisch allure moeten hebben, waarin de grote vragen van het leven aan de orde komen.
* * *
In Roquentins pendelen tussen biografie en roman had de jonge Sartre aan het begin van zijn literaire carrière een dilemma aangegeven, waarmee hijzelf permanent in zijn leven te kampen had. Zijn keuze voor een bestaan als schrijver en filosoof weerhield hem niet zich meerdere malen aan de biografie te wijden, zoals zijn studies over Baudelaire, Genet en Flaubert bewijzen. In L'Idiot de la familie, de onvoltooide en soms